Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.Het procesverloop
11 april 2018. Ter zitting zijn verschenen en gehoord: de man, bijgestaan door
mr. W.H. Kesler, kantoorgenoot van mr. Schepers, en de vrouw bijgestaan door advocaat.
2.De feiten
3.Het verzoek
subsidiair
1 januari 2016, althans met ingang van de datum van indiening van het verzoekschrift, althans met ingang van een door de rechtbank in goede justitie te bepalen datum vast te stellen op een bedrag van maximaal € 750,- per maand, waarbij de alimentatieverplichting wordt gelimiteerd voor de duur van drie jaren, dan wel voor de duur van een door de rechtbank in goede justitie te bepalen termijn, althans de op te leggen alimentatieverplichting na ommekomst van drie jaren na vaststelling van dit bedrag op nihil te stellen, dan wel na een dusdanige termijn door de rechtbank in goede justitie te bepalen.
4.Het verweer
5.De beoordeling
De rechtbank acht hierbij voorts van belang dat voldoende aannemelijk is geworden dat de vrouw, hoewel zij in Nederland staat ingeschreven en woont, regelmatig in [het buitenland] verblijft. De vrouw heeft in haar verweerschrift gesteld dat zij niet permanent in [plaats 2] woonachtig is. De rechtbank concludeert hieruit dat zij daar wel met enige regelmaat verblijft. In 2017 heeft zij vier maanden in [het buitenland] verbleven. De rechtbank sluit niet uit dat zij ook in de toekomst gedurende langere periodes in [het buitenland] zal verblijven, omdat haar dochter daar woont en voorts omdat de vrouw tijdens de mondelinge behandeling van 21 februari 2017 in de procedure tot vaststelling van de verdeling van huwelijksgoederengemeenschap heeft verklaard dat zij een huis huurt in [plaats 2] . De rechtbank heeft in haar vonnis van
29 maart 2017 vervolgens overwogen dat de inboedel, als zijnde aanwezig in het huis van de vrouw en aldaar in gebruik, aan de vrouw moet worden toebedeeld. De rechtbank acht voorts van belang dat de vrouw in [het buitenland] ook een auto heeft. De rechtbank is van oordeel dat van de vrouw verwacht mag worden dat zij ook in [het buitenland] pogingen onderneemt om werk te vinden telkens als zij daar voor een langere periode verblijft. Haar verblijf in [het buitenland] ontslaat haar niet van haar inspanningsverplichting om in haar eigen levensonderhoud te voorzien. De rechtbank is het eens met de man dat het niet onaannemelijk is dat de levensstandaard in [het buitenland] lager is dan in Nederland.
1 januari 2016 gestopt met het betalen van de vastgestelde alimentatie. Voorts is gesteld noch gebleken dat het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen de bijdragen vanaf
12 september 2017 al heeft geïnd.
6.De beslissing
€ 1.000,- (duizend euro)per maand, voor de toekomst telkens bij vooruitbetaling te voldoen;