ECLI:NL:RBOVE:2018:2313

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
28 juni 2018
Publicatiedatum
4 juli 2018
Zaaknummer
C/08/218767 / KG ZA 18-163
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van vordering tot medewerking aan verlijden leveringsakte in kort geding tussen ex-partners

In deze zaak, die voor de Rechtbank Overijssel is behandeld, heeft de vrouw (eiseres in conventie) een kort geding aangespannen tegen de man (gedaagde in conventie) met als doel de man te veroordelen tot medewerking aan het verlijden van een akte van levering van de woning die zij samen bezitten. De vrouw heeft de woning na de ontbinding van hun samenlevingsovereenkomst in gebruik genomen, terwijl de man de woning heeft verlaten. De vrouw heeft een hypotheekofferte ontvangen om de woning over te nemen, maar de man en de vrouw zijn het niet eens over de waarde van de woning en de voorwaarden van de overdracht.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er geen spoedeisend belang is bij de vordering van de vrouw. De vrouw heeft weliswaar aangevoerd dat de hypotheekofferte op het punt staat te vervallen, maar de voorzieningenrechter oordeelt dat er geen financiële noodzaak is die een kort geding rechtvaardigt. De vrouw betaalt de hypothecaire lasten en er zijn geen betalingsachterstanden. Bovendien is er behoefte aan nader feitenonderzoek om de waarde van de woning vast te stellen, wat niet mogelijk is in een kort geding.

Daarom heeft de voorzieningenrechter de vorderingen van de vrouw afgewezen en ook de reconventionele vordering van de man, die afhankelijk was van de toewijzing van de vorderingen van de vrouw, afgewezen. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer / rolnummer: C/08/218767 / KG ZA 18-163
Vonnis in kort geding van 28 juni 2018
in de zaak van
[A],
wonende te [woonplaats] ,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. M. Kieft te Enschede,
tegen
[B],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. H.C. van der Weide te Enschede.
Partijen zullen hierna de vrouw en de man genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • een productie aan de zijde van de man
  • de (voorwaardelijke) eis in reconventie
  • de mondelinge behandeling
  • de pleitnota van de vrouw.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben een affectieve relatie gehad. Op 15 juli 2016 hebben partijen een samenlevingsovereenkomst gesloten, die op 1 januari 2018 is ontbonden. Na het beëindigen van de relatie is de vrouw met de zoon van partijen en een zoon uit een eerdere relatie in de woning van partijen aan de [adres] te [plaats] blijven wonen. De man heeft de woning in januari 2018 verlaten.
2.2.
Partijen zijn ieder voor de onverdeelde helft eigenaar van de woning. Op de woning rust een hypotheek van € 166.669,-. De vrouw betaalt sinds september 2017 de hypothecaire lasten van de woning.
2.3.
De vrouw heeft kenbaar gemaakt de woning te willen overnemen. De man kan daarmee instemmen.
2.4.
In opdracht van de vrouw heeft makelaar Schiphorst op 5 januari 2018 een waardebepaling van de woning uitgevoerd. De marktwaarde van de woning is door de makelaar per genoemde datum bepaald op € 184.000,-. De man is aanwezig geweest bij het bezoek van de makelaar aan de woning.
2.5.
De man stelt dat Happy Livings en Woonaccent in zijn opdracht de waarde van de woning hebben bepaald en telefonisch aan hem hebben doorgegeven. De woning zou, aldus de man, volgens Happy Living een waarde hebben van € 188.000,- tot € 190.000,- en volgens Woonaccent van € 188.000,- tot € 192.000,-. Vanwege de kosten heeft de man afgezien van het daadwerkelijk laten opstellen van een waardebepaling of het laten uitvoeren van een taxatie.
2.6.
Op basis van de in haar opdracht uitgevoerde waardebepaling heeft de vrouw een hypotheekofferte ontvangen. Deze is met ingang van 18 mei 2018 vervallen, maar daarna verlengd tot 18 juli 2018.
2.7.
De vrouw is bereid de man tegemoet te komen en de woning te waarderen op een bedrag van € 187.000,-.
2.8.
De man heeft de vrouw op 21 juni 2018 een voorstel gedaan om tot een complete afwikkeling te komen van zowel het geschil over de waarde van de woning, als de overige verdelingsperikelen.
2.9.
Partijen zijn er niet in geslaagd overeenstemming te bereiken, waarna de vrouw dit kort geding aanhangig heeft gemaakt.

3.Het geschil in conventie

3.1.
De vrouw vordert bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. de man te veroordelen om zijn medewerking te verlenen aan het verlijden van een daartoe strekkende akte van levering van de woning aan de [adres] te [plaats] , waarbij de woning wordt overgedragen aan de vrouw voor een bedrag van € 187.000,- en de man wordt ontslagen uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de bestaande hypothecaire verplichtingen, ten overstaan van een door de vrouw aan te wijzen notaris, waarbij de vrouw de kosten van de akte voor haar rekening zal nemen,
II. te bepalen dat indien de man in gebreke blijft voornoemde medewerking te verlenen, het vonnis van de voorzieningenrechter dezelfde kracht heeft en in de plaats zal treden van de vereiste wilsverklaring, medewerking en handtekening van de man ter zake van de door de notaris op te stellen akte van levering met betrekking tot de woning aan de [adres] te [plaats] ,
III. de man te veroordelen in de kosten van deze procedure.
3.2.
De man voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.Het geschil in reconventie

4.1.
De man vordert samengevat - dat indien de vorderingen van de vrouw worden toegewezen, de vrouw wordt veroordeeld tot betaling van een vergoeding aan de man van
€ 5.165,50.
4.2.
De vrouw voert verweer.
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling in conventie en in reconventie

5.1.
Gezien de samenhang tussen de vorderingen in conventie en in reconventie zal de voorzieningenrechter deze gezamenlijk behandelen.
5.2.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat vereist is dat voldoende spoedeisend belang bestaat bij het gevorderde.
5.3.
De vrouw heeft – samengevat – aangevoerd dat het spoedeisende belang van het door haar gevorderde voortvloeit uit het feit dat er sprake is van een impasse. Partijen zijn het erover eens dat de woning aan de vrouw wordt toegedeeld, maar het lukt partijen al bijna een half jaar niet om overeenstemming te bereiken over de waarde van de woning en verdere afwikkeling van de samenleving. De reeds verlengde hypotheekofferte op grond waarvan zij de woning kan overnemen verliest op 17 juli 2018 zijn geldigheid. Vanwege de stijgende woningprijzen en de toenemende onzekerheid wenst de vrouw dat de toedeling van de woning nu wordt gerealiseerd. Zij wil rust en duidelijkheid.
5.4.
De man betwist dat de vrouw een spoedeisend belang heeft. Dat een hypotheekofferte verstrijkt wil niet zeggen dat daaraan dan (financiële) gevolgen worden verbonden, of dat niet opnieuw een offerte kan worden aangevraagd. De vrouw had moeten wachten met het aanvragen van een offerte tot er overeenstemming was over de waarde of totdat de rechtbank in een bodemprocedure de waarde en de verdeling heeft bepaald. Er is geen financiële noodzaak voor de vrouw, waardoor slechts een inhoudelijke discussie overblijft over de waarde van de verdeling, de verdeling van de inboedel en de investeringen die partijen over een weer hebben gedaan in de woning en in de kosten van de huishouding. Dit leent zich niet voor een kort geding, aldus de man.
5.5.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat de vrouw er niet in is geslaagd om het spoedeisend belang bij haar vordering voldoende aannemelijk te maken. De enkele omstandigheid dat het al bijna een half jaar niet is gelukt om overeenstemming te bereiken over de afhandeling van de samenleving en de wens om de onduidelijkheid te beëindigen en rust te verkrijgen is daartoe, hoe begrijpelijk ook, onvoldoende. Tussen partijen is niet in geschil dat de vrouw de lasten van de woning betaalt. Gesteld noch gebleken is dat daarbij betalingsachterstanden zijn ontstaan of dreigen te ontstaan. De vrouw stelt dat zij opteert voor aan andere hypotheekvorm en dat haar maandlasten daardoor lager zullen worden, maar zij kan niet aangeven hoeveel het haar op maandbasis zal schelen. Dit lijkt te onderschrijven dat de vrouw weliswaar kan zijn gebaat bij het afsluiten van een andere hypotheek, maar dat dit geen financiële noodzaak is. Er lijkt sprake te zijn van een overwaarde van de woning. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is er op dit moment geen sprake van een (nood)situatie, waarbij van de vrouw niet kan worden gevergd dat zij een bodemprocedure afwacht.
5.6.
Nog afgezien van het ontbreken van een spoedeisend belang geldt dat naar het oordeel van de voorzieningenrechter in dit kort geding geen deugdelijke afwikkeling van de gemeenschappelijke eigendom van de woning kan plaatsvinden. De (on)juistheid van de stellingen van beide partijen met betrekking tot de waarde van de woning kan niet louter uit de door hen overgelegde stukken en gedane mededelingen worden afgeleid. Om tot een afgewogen oordeel te kunnen komen, is naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter nader feitenonderzoek en/of nadere bewijslevering nodig. De aard van een kort gedingprocedure leent zich hiervoor niet. Bij deze stand van zaken is het toewijzen van de door de vrouw met betrekking tot de woning gevraagde voorziening, die voor de man verstrekkende gevolgen heeft, naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet gerechtvaardigd. De vorderingen van vrouw in conventie zullen dan ook worden afgewezen.
5.7.
De man heeft de reconventionele vordering voorwaardelijk ingesteld, te weten voor zover de voorzieningenrechter de vorderingen van de vrouw zou toewijzen. Nu dit niet het geval is, behoeft de reconventionele vordering geen bespreking meer en zal deze worden afgewezen.
5.8.
Zoals de voorzieningenrechter ter zitting al kenbaar heeft gemaakt, ziet hij in hetgeen door partijen is gesteld geen aanleiding om af te wijken van het uitgangspunt dat, nu partijen een affectieve relatie hebben gehad, de proceskosten tussen partijen zullen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

6.De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie
6.1.
wijst de vorderingen af,
6.2.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
in reconventie
6.3.
wijst de vordering af,
6.4.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.E. Zweers en in het openbaar uitgesproken op
28 juni 2018. [1] (fs)

Voetnoten

1.type: