Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
STICHTING KINDERDAGVERBLIJF DUKKIE VRIEZENVEEN,
gevestigd en kantoorhoudende te Vriezenveen,
wonende te [woonplaats] ,
1.De procedure
2.De feiten
“De ondergetekenden
2.[verweerder] , (…) hierna te noemen: werknemer.
“Verlenging arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd”d.d. 23 juli 2015 overgelegd waarin het volgende vermeld staat:
“Ik reageer alleen even op jouw berekening. Die kan ik niet helemaal volgen.(..)
3.Het geschil
Werknemer had aanvankelijk ook nog betaling verzocht van alle resterende verlofuren, maar heeft ter zitting kenbaar gemaakt dit deel van zijn verzoek te willen laten vallen.
Vanwege de hiervoor onder 3.2.4. genoemde afspraken tussen partijen kan werknemer over 2017 aanspraak maken op achterstallig salaris. Werknemer heeft de afgelopen jaren bovendien niet het volledige vakantiegeld en de eindejaarsuitkering ontvangen waarop hij op grond van zijn arbeidsovereenkomst aanspraak kan maken.
4.De beoordeling
van het verzoek
Werkgever heeft ter zitting onweersproken aangevoerd dat [A] herhaaldelijk met werknemer in gesprek is gegaan en vast staat dat er ook gepoogd is het conflict tussen partijen via mediation te beslechten. Nu aldus tevergeefs pogingen zijn ondernomen om de onderlinge verhoudingen te verbeteren, is er naar het oordeel van de kantonrechter sprake van een ernstige en duurzame verstoring van de arbeidsverhouding en kan van werkgever redelijkerwijs niet worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. De kantonrechter ziet mede gelet op de functie van werknemer en de omvang van werkgever geen reden om te oordelen dat herplaatsing van werknemer binnen een redelijke termijn nog in de rede ligt. Werknemer heeft hieromtrent zelf ook niets gesteld.
“© Copyright – PCK Dukkie KvK: 41.03.04.31”, waarbij PCK staat voor Protestants Christelijk Kinderdagverblijf. Hoewel deze handelsnaam niet als zodanig geregistreerd staat bij de Kamer van Koophandel, moet het er gelet op al deze omstandigheden naar het oordeel van de kantonrechter voor worden gehouden dat werkgever tevens gebruik maakt van de naam (Stichting) Protestants Christelijk Kinderdagverblijf Dukkie en dat de overeenkomst van 3 augustus 2013 dus inderdaad met werkgever is gesloten. Weliswaar staat op de door werkgever overgelegde loonstrook als datum van indiensttreding 1 januari 2016 vermeld, maar werknemer heeft hierover ter zitting verklaard dat dit het gevolg is van het “inbesteden” van de salarisadministratie van werkgever per die datum bij de holding. De kantonrechter gaat er derhalve van uit dat werknemer op 21 augustus 2013 in dienst is getreden van werkgever, hetgeen aansluit bij de op voornoemde loonstrook genoemde
“Datum in dnst CAO”.Het feit dat op grond van artikel 4 lid 2 van de statuten van werkgever een personeelslid niet tevens voorzitter van het bestuur kan zijn, kan wat dit betreft niet tot een ander oordeel leiden. Dit geldt, gelet op hetgeen hiervoor onder 4.4. is overwogen, ook ten aanzien van de stelling dat de broer van werknemer niet in zijn eentje vertegenwoordigingsbevoegd was.
Uit artikel 7:673 lid 1 BW volgt dat de werkgever aan werknemer een transitievergoeding verschuldigd is indien – kort gezegd – de arbeidsovereenkomst ten minste 24 maanden heeft geduurd en de arbeidsovereenkomst op verzoek van de werkgever is ontbonden. Aan deze beide voorwaarden is voldaan en werknemer heeft dus aanspraak op een transitievergoeding. Partijen verschillen van mening welk maandsalaris bij de berekening van deze vergoeding moet worden aangehouden. Werkgever meent dat sprake is van een salaris van € 1.531,97 bruto per maand, te vermeerderen met 8% vakantietoeslag, zijnde € 1.654,53 bruto. Werknemer stelt dat zijn brutosalaris inclusief vakantietoeslag thans € 2.020,44 per maand bedraagt.
€ 85.457,00. Nu werknemer verder niets heeft gesteld op grond waarvan moet worden aangenomen dat het door werkgever genoemde brutosalaris van € 1.531,97 exclusief vakantiegeld, uitgaande van een totaalsalaris van € 85.457,00 bruto voor de beide functies, te laag is en bovendien de gestelde indexatie niet heeft onderbouwd, gaat de kantonrechter uit van de juistheid van het brutosalaris van € 1.531,97.
Kamerstukken II, 2013-2014, 33 818, nr. 3, pag. 34). Een dergelijke situatie doet zich hier niet voor. Integendeel, zoals hiervoor onder 4.10. is overwogen, kan niet volgehouden worden dat de verstoring van de arbeidsverhouding aan werkgever te wijten is.
5.De beslissing
(md)