ECLI:NL:RBOVE:2018:2195

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
26 juni 2018
Publicatiedatum
26 juni 2018
Zaaknummer
08/710035-17 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geweldsdelict tegen buitengewoon opsporingsambtenaar op NS-station Oldenzaal

Op 26 juni 2018 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen twee mannen die zich schuldig hebben gemaakt aan verzet met geweld tegen een buitengewoon opsporingsambtenaar. De zaak vond plaats op 1 augustus 2017 op het NS-station in Oldenzaal. De verdachten hebben de ambtenaar, die hen verzocht de trein te verlaten, tegen de grond gewerkt en geslagen, wat resulteerde in lichamelijk letsel voor het slachtoffer. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging. De rechtbank oordeelde dat de verdachte samen met anderen op gewelddadige wijze verzet heeft gepleegd tegen de ambtenaar, die bevoegd was om aanwijzingen te geven op grond van de Wet Personenvervoer 2000. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand met een proeftijd van drie jaar, en een taakstraf van 150 uren. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan de benadeelde partij, de buitengewoon opsporingsambtenaar, voor de geleden schade.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08/710035-17 (P)
Datum vonnis: 26 juni 2018
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1999 in [geboorteplaats] ( [land] ),
wonende te [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 12 juni 2018.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. L. Grooters en van hetgeen door verdachte naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:samen met anderen zich met geweld heeft verzet tegen een buitengewoon opsporingsambtenaar dan wel openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen die buitengewoon opsporingsambtenaar;
feit 2:al dan niet samen met anderen goederen en geld heeft weggenomen.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
hij op of omstreeks 01 augustus 2017 te Oldenzaal, in elk geval in Nederland, zich met geweld en/of bedreiging met geweld, heeft verzet tegen een ambtenaar, te weten [slachtoffer] , buitengewoon opsporingsambtenaar, werkzaam in de Veilige Publieke taak, werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, te weten de impliciete bevoegdheid voor de conducteur om aanwijzingen te geven op grond van artikel 73 Wet Personenvervoer 2000, door eenmaal of meermalen (met kracht)
- op/tegen het lichaam te duwen en/of
- in het gezicht, althans op/tegen het hoofd en/of op/tegen het lichaam te slaan en/of te stompen (terwijl die [slachtoffer] op de grond ligt) en/of
- in het gezicht, althans op/tegen het hoofd en/of op/tegen het lichaam te trappen en/of te schoppen (terwijl die [slachtoffer] op de grond ligt),
terwijl dit misdrijf en/of de daarmede gepaarde gaande feitelijkheden enig lichamelijk letsel, te weten een kras op de (linker)arm en/of een (bloedende) verwonding in de nek/hals en/of een of meerdere beurse pijnlijke plek(ken) bij die [slachtoffer] ten gevolge heeft gehad en dit feit door twee of meer personen met verenigde krachten werd gepleegd;
althans, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen evroordeling mocht of zou kunnen volgen, subsidiair, ter zake dat
hij op of omstreeks 01 augustus 2017 te Oldenzaal, in elk geval in Nederland, openlijk, te weten op of aan de openbare weg, te weten op het NS station, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon genaamd [slachtoffer] , buitengewoon opsporingsambtenaar, werkzaam in de Veilige Publieke taak, werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening welk geweld bestond uit een of meerdere malen (met kracht):
- op/tegen het lichaam te duwen en/of
- in het gezicht, althans op/tegen het hoofd en/of op/tegen het lichaam te slaan en/of te stompen (terwijl die [slachtoffer] op de grond ligt) en/of
- in het gezicht, althans op/tegen het hoofd en/of op/tegen het lichaam te trappen en/of te schoppen (terwijl die [slachtoffer] op de grond ligt);
2.
hij op of omstreeks 01 augustus 2017 te Oldenzaal met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, tezamen en in vereniging, althans alleen, heeft weggenomen een of meerdere (2) (mobiele)telefoon(s) (Huawei P7 en/of Huawei G610 Dual Sim) en/of een of meerdere pasje(s) (toegangspas en/of BHV pasje(s)) en/of een geldbedrag van 180 euro, in elk geval enig(e) goed(eren) en/of geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] en/of [bedrijf] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s).

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de onder 1 primair en 2 tenlastegelegde feiten bewezen kunnen worden verklaard.
4.2
Het standpunt van de verdachte
De verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat hij zich niet schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde feiten, zodat hij daarvan dient te worden vrijgesproken.
4.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Feit 1
De rechtbank stelt, gelet op de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting, het volgende vast.
Verdachteheeft, zakelijk weergegeven, het volgende verklaard.
Op 1 augustus 2017 ging ik samen met twee vrienden, genaamd [naam 1] en [naam 2] , met de trein naar Oldenzaal. Op het perron in Oldenzaal aangekomen werd ons op een gegeven moment door de conducteur verzocht de trein te verlaten, waarop er een handgemeen ontstond met de conducteur.
Ik ontken de geweldshandelingen tegen de conducteur te hebben gepleegd. Ik ben degene die in het procesdossier door getuigen en aangever wordt aangeduid als de jongen met het rode vest. [2]
Aangever [slachtoffer]heeft, zakelijk weergegeven, het volgende verklaard.
Ik ben werkzaam als Buitengewoon Opsporingsambtenaar, werkzaam in de Veilige Publieke Taak. Op 31 juli 2017 omstreeks 23.15 uur was ik samen met mijn collega aan het werk op het station in Hengelo, bij de trein die zou vertrekken richting Oldenzaal. Ik zag dat er drie mannen, waaronder een man met een fors postuur en blauw shirt, zijnde de mij ambtshalve bekende [naam 1] of [naam 1] , de trein instapten. Ik zag dat, toen de drie mannen mij en mijn collega zagen zitten, zij de trein weer uitstapten. Om 00.15 uur was ik weer met mijn collega in de trein op het station in Hengelo. Ik zag toen dat de drie mannen in de trein richting Oldenzaal stapten. Toen wij aankwamen op het station in Oldenzaal liep de trein leeg. Ik en mijn collega stonden nog in de trein en de drie mannen bleven ook nog in de trein. Hierop heb ik ze gewaarschuwd dat ze de trein uit moesten. Hierop hoorde ik de man met de rode jas tegen mij en mijn collega zeggen: “Jullie zijn racisten”. Hierop heb ik op dwingende
toon gezegd: “Meneer, wilt u nu de trein uitgaan”? Dit deden ze niet. Hierop heb ik tegen ze gezegd dat, als ze niet zouden vertrekken, ik geweld zou gaan gebruiken. Ze gingen de trein niet uit en zeiden nogmaals tegen mij en mijn collega dat we racisten waren. Hierop heb ik de man met de rode jas een duw naar achteren gegeven. Hierop werd ik door de mannen met de groene en de rode jas vastgegrepen waarop een worsteling ontstond. Tijdens de worsteling kwamen we buiten de trein op het perron terecht en daar ging de worsteling verder. Tijdens die worsteling greep ik de rode jas van één van de mannen vast. Ik struikelde en viel op de grond. De man met het blauwe shirt stond achter mij en de andere twee mannen stonden voor mij. De man met de rode jas begon met slaan, de jongen met de groene trui probeerde mij ook aan te vallen. De man met het blauwe shirt heeft mij geschopt. Ik werd onder andere in mijn hals en in mijn gezicht geraakt door het slaan. Een van de mannen schopte mij heel hard in mijn kruis. Ik zag en voelde dat ze mij met hun vuisten sloegen en dat ik hard geschopt werd. Ik zag dat de man met de rode jas met zijn arm uithaalde en mij met zijn vuist sloeg. Ik voelde door de slagen en schoppen hevige pijn. Ik zag dat ik op mijn arm een kras heb, in mijn hals heb ik ook een verwonding die gebloed heeft. Verder voelen mijn schouder en bovenarm beurs. [3]
De
getuige [getuige 1]heeft, zakelijk weergegeven, het volgende verklaard.
Ik ben getuige geweest van een mishandeling. Dit was vannacht op het NS Station in Oldenzaal. Op 1 augustus 2017 ben ik omstreeks 00.15 uur ingestapt in de trein in Hengelo. Ik wilde naar Oldenzaal. Na mij stapten drie jongens in deze trein. Toen de trein stopte op het station in Oldenzaal ben ik uitgestapt. Toen ik bij mijn fiets stond zag ik dat er gevochten werd in de trein. Ik zag dat de drie jongens die ik in Hengelo had zien instappen
bij de vechtpartij betrokken waren. Ik hoorde de controleur die mij gecontroleerd had, roepen: “Eruit”. Dit hoorde ik hem een aantal keren roepen. Ik zag dat er geduwd werd. Ik zag dat er een aantal keren een slaande beweging werd gemaakt door de drie jongens in de richting van de controleur. Toen ik dit zag stond de controleur nog deels in de trein en de drie jongens er net buiten. Ik zag dat de controleur en de twee smallere jongens buiten de trein op het perron kwamen te vallen. De derde jongen met een zwaarder postuur trapte naar de controleur. Ik zag dat de jongen met een donkerrood vest de controleur, die op de grond lag, met zijn vuisten sloeg. De jongen met het vermoedelijk zwarte vest zag ik naar de controleur slaan, waarbij de controleur, terwijl hij op de grond lag, werd geraakt. Ik zag dat de jongen met het blauwe T-shirt de controleur schopte. Ik denk dat ik hem twee keer zag schoppen. Ik zag dat hij de controleur zeker één keer vol op zijn rug raakte. Hij deed zijn best om hard te schoppen. Het was een voetbalachtige trap alsof je een bal weg schopt. [4]
De
getuige [getuige 2]heeft, zakelijk weergegeven, het volgende verklaard.
Op 1 augustus 2017 om ongeveer 00:15 uur stopte de trein waarin ik zat in Hengelo. Ik zag toen drie mannen de trein in komen. In Oldenzaal, het was ongeveer 00:30 uur, stapte ik rechts uit de coupe en de drie jongens liepen naar de linker uitgang. Toen ik buiten stond op het perron zag ik dat één jongen buiten de trein stond en de andere twee jongens nog in de trein stonden. Ik zag dat ze de conducteurs strak aankeken. Ik had het gevoel dat ze de conducteurs aan het uitdagen waren. De conducteurs stonden op en liepen in de richting van de jongens. De jongens wilden de trein niet verlaten. Ik hoorde de conducteur zeggen dat ze naar buiten moesten. De twee jongens gaven hier geen gehoor aan. Ik zag dat de conducteur ze naar buiten begeleidde. Het stond de jongens niet aan want ze liepen terug de trein in. Ik zag dat de twee jongens de conducteur in een hoekje in de trein dreven. De dikke jongen stond buiten de trein. Hij had een blauw T-shirt aan. Ik zag toen dat de conducteur in de hoek was gedreven. Hij werd geslagen door beide jongens. Ze raakten de conducteur op zijn hoofd, gezicht en bovenlichaam. Hij werd continue geslagen. Ik vond het een grove mishandeling. De jongens wilden op een gegeven moment de trein verlaten maar de conducteur had één van de jongens nog vast. Hij liet niet los en de conducteur viel buiten de trein op de grond. Toen sloegen alle drie jongens er op los, gericht op de conducteur op de grond. Ik zag dat ze de conducteur tegen het hoofd aantrapten en tegen zijn rug. Alle drie de jongens deden dat, allemaal tegelijk. Er was genoeg verlichting en ik kon alles duidelijk zien. De twee jongens in de trein gebruikten evenveel geweld tegen de conducteur. De dikke jongen stond buiten de trein maar gebruikte later ook evenveel geweld als de andere twee jongens toen ze conducteur naar buiten hadden gewerkt en hem daar trapten. [5]
Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit het voorgaande dat verdachte samen met anderen op gewelddadige wijze verzet heeft gepleegd tegen [slachtoffer] , nadat hij de aanwijzing had gegeven om de trein te verlaten, ten gevolge waarvan die [slachtoffer] letsel heeft opgelopen. [slachtoffer] is bevoegd die aanwijzing te geven op grond van artikel 73 Wet personenvervoer 2000.
De verklaring van verdachte dat hij geen geweldshandelingen heeft gepleegd tegen de conducteur, acht de rechtbank ongeloofwaardig, nu zowel aangever als twee onafhankelijke getuigen éénduidig verklaren over het aandeel van verdachte in het gebeuren. De deelname aan het geweld blijkt bovendien voldoende uit de beelden die de rechtbank ter zitting heeft bekeken. De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan de geloofwaardigheid van die verklaringen te meer nu niet uit feiten of omstandigheden is gebleken dat in ieder geval de (onpartijdige) getuigen er belang bij hadden om tegen beter weten in belastend voor verdachte te verklaren.
Feit 2
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder 2 is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken. De rechtbank overweegt daartoe dat aan de hand van de bewijsmiddelen onvoldoende kan worden vastgesteld hoe en met welk oogmerk de goederen zijn meegenomen en welke rol verdachte bij dat meenemen zou hebben gespeeld.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat:
hij op 1 augustus 2017 te Oldenzaal, zich met geweld heeft verzet tegen een ambtenaar, te weten [slachtoffer] , buitengewoon opsporingsambtenaar, werkzaam in de Veilige Publieke taak, werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, te weten de
impliciete bevoegdheid voor de conducteur om aanwijzingen te geven op grond van artikel 73 Wet Personenvervoer 2000, door met kracht
- op/tegen het lichaam te duwen en
- op/tegen het hoofd en/of op/tegen het lichaam te slaan en/of te stompen terwijl die
[slachtoffer] op de grond ligt en
- tegen het hoofd en/of op/tegen het lichaam te trappen en/of te schoppen terwijl die
[slachtoffer] op de grond ligt,
terwijl dit misdrijf enig lichamelijk letsel, te weten een kras op de (linker)arm en een bloedende verwonding in de nek/hals en meerdere beurse pijnlijke plekken bij die
[slachtoffer] ten gevolge heeft gehad en dit feit door twee of meer personen met verenigde krachten werd gepleegd.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder 1 primair meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 180 jo. artikel 182 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1 primair
het misdrijf: wederspannigheid, door twee of meer verenigende personen met verenigde krachten gepleegd, terwijl het door hem gepleegde misdrijf enig lichamelijk letsel ten gevolge heeft.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 80 uren subsidiair 40 dagen hechtenis. Daarnaast heeft de officier van justitie een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één maand gevorderd met een proeftijd van twee jaren.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdachte heeft geen verweer gevoerd met betrekking tot de gevorderde straf.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan verzet tegen een buitengewoon opsporingsambtenaar waarbij die persoon tegen de grond is gewerkt en is geschopt en geslagen. Als gevolg van het toegepaste geweld heeft het slachtoffer lichamelijk letsel opgelopen. Verdachte en zijn mededaders hebben daarmee een onaanvaardbare inbreuk gemaakt op zowel de lichamelijke als de geestelijke integriteit van het slachtoffer. Feiten als deze versterken bovendien de in de samenleving levende gevoelens van angst en onveiligheid. Met name agressieve gedragingen tegenover opsporingsambtenaren dienen als ernstig en volstrekt onaanvaardbaar te worden aangemerkt. Publieke ambtsdragers die zijn belast met het opsporen van strafbare feiten en/of het handhaven van de openbare orde moeten in hun veelal moeilijke situaties te verrichten werkzaamheden, onvoorwaardelijk worden beschermd en hun werk onverstoorbaar zonder enige vorm van tegenwerking kunnen doen.
Dat het gebeuren behoorlijke impact op [slachtoffer] heeft gehad heeft hij treffend ter zitting beschreven. De rechtbank kan zich die impact goed voorstellen. Verdachte en zijn mededaders hebben met hun handelswijze de grenzen van het toelaatbare in ernstige mate overschreden. Het is schrijnend dat verdachte ter zitting nog vooral aandacht lijkt te hebben voor de bejegening die hij zegt te hebben ervaren van de kant van het latere slachtoffer en die hij als racistisch kwalificeert. Het gaat dan om de eerdere vervoersbewijscontrole. In de door verdachte beschreven gang van zaken rond de vervoerbewijscontrole kan de rechtbank echter niets racistisch ontdekken. Verdachte zou naar het oordeel van de rechtbank meer oog moeten hebben voor zijn eigen disproportionele reactie op zijn ervaring: de provocaties en het uiteindelijk gepleegde geweld.
Blijkens het uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 14 mei 2018 is verdachte niet eerder veroordeeld.
De rechtbank is van oordeel dat aan verdachte een hogere straf dient te worden opgelegd dan gevorderd door de officier van justitie, nu het verdachte was, samen met medeverdachte [medeverdachte] , die de trein niet wilde verlaten en nadrukkelijk de confrontatie heeft gezocht met de conducteur. De rechtbank neemt dit verdachte kwalijk. De rechtbank is van oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde straf daarom onvoldoende recht doet aan de ernst van het bewezenverklaarde feit, ook als daarbij in acht wordt genomen dat de eis van de officier van justitie ziet op een bewezenverklaring van beide feiten terwijl de rechtbank van feit 2 vrijspreekt.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een taakstraf voor de duur van 150 uren subsidiair 75 dagen hechtenis en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van een maand met een proeftijd van drie jaren een passende straf is. De rechtbank zal deze straf dan ook opleggen aan verdachte.

8.De schade van benadeelden

8.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 597,--, bestaande uit € 197,-- materiële en € 400,-- immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering integraal dient te worden toegewezen.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen standpunt ingenomen ten aanzien van de vordering.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
De gevorderde materiële schade heeft tot een bedrag van € 180,-- betrekking op het onder 2 tenlastegelegde. Nu verdachte van dit feit wordt vrijgesproken, zal de rechtbank de benadeelde partij op de voet van artikel 361, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) voor een bedrag van € 180,-- niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering.
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het onder 1 bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De opgevoerde schadeposten zijn niet betwist en voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot een bedrag van € 417,--, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd.
8.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht mede aansprakelijk is voor de schade die door het feit onder 1 is toegebracht.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c en 22d Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 primair tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1 primair meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:

feit 1 primair: het misdrijf: wederspannigheid, door twee of meer verenigende personen met verenigde krachten gepleegd, terwijl het door hem gepleegde misdrijf enig lichamelijk letsel ten gevolge heeft;

strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 primair bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) maand;
- bepaalt dat deze gevangenisstraf
in zijn geheel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende voorwaarde(n) niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
150 (éénhonderd en vijftig) uren;
- beveelt, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
75 dagen;
- beveelt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de taakstraf in mindering wordt gebracht, waarbij als maatstaf geldt dat voor de eerste 60 in verzekering of voorlopige hechtenis doorgebrachte dagen, twee uren en voor de resterende dagen één uur per dag aftrek plaatsvindt;
schadevergoeding
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van een bedrag van
€ 417,--te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 augustus 2017, voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan;
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van het bewezenverklaarde feit tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 417,--,te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 augustus 2017 ten behoeve van de benadeelde, met bevel, voor het geval dat volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat vervangende hechtenis voor de duur van
8 dagenzal worden toegepast, een en ander voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan. Tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij voor een deel van
€ 180,--niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.C. Berg, voorzitter, mr. F.H.W. Teekman en
mr. A.M. den Dulk rechters, in tegenwoordigheid van M.M. Greven-Diepenmaat, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 26 juni 2018.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland met nummer [nummer] van 25 augustus 2017. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Het proces-verbaal van de terechtzitting van 12 juni 2018, onder meer inhoudende de verklaring van verdachte.
3.Het proces-verbaal van aangever [slachtoffer] van 1 augustus 2017, pagina’s 8 en 9.
4.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] van 1 augustus 2017, pagina’s 18 t/m 20.
5.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2] van 1 augustus 2017, pagina’s 21 en 22.