ECLI:NL:RBOVE:2018:2194

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
26 juni 2018
Publicatiedatum
26 juni 2018
Zaaknummer
08.770357-17
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verkrachting en mishandeling wegens gebrek aan bewijs

De Rechtbank Overijssel heeft op 26 juni 2018 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een man die werd beschuldigd van verkrachting en mishandeling van zijn toenmalige echtgenote. De zaak kwam voor de rechtbank na een aangifte van de vrouw op 13 mei 2015, waarin zij stelde dat haar echtgenoot haar in de periode van 3 mei 2013 tot en met 4 mei 2013 had verkracht en haar meermalen had mishandeld tussen 22 september 2011 en 16 juni 2013. Tijdens de zitting op 12 juni 2018 heeft de officier van justitie, mr. C.Y. Huang, gevorderd dat de verdachte van het eerste feit zou worden vrijgesproken wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs, terwijl hij voor het tweede feit een veroordeling eiste.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was om de aangifte van verkrachting te ondersteunen. Hoewel meerdere personen hadden gehoord dat de vrouw door haar echtgenoot was verkracht, ontbraken concrete feiten of omstandigheden die deze bewering konden staven. De geneeskundige verklaring bood ook onvoldoende steun voor de aangifte. Wat betreft de beschuldigingen van mishandeling, concludeerde de rechtbank dat er nagenoeg geen verklaringen waren die de aangifte direct ondersteunden. De enige getuige, de vader van de vrouw, had slechts één incident waargenomen, maar dit was niet voldoende om de beschuldigingen te onderbouwen.

De rechtbank oordeelde dat de vrouw in de ten laste gelegde periode een alcoholprobleem had en dat haar verwondingen mogelijk het gevolg waren van haar eigen valpartijen. Gezien het gebrek aan bewijs voor zowel de verkrachting als de mishandeling, sprak de rechtbank de verdachte vrij van alle beschuldigingen. De uitspraak benadrukt het belang van wettig en overtuigend bewijs in strafzaken, vooral in zaken die zich in een huiselijke context afspelen, waar vaak geen getuigen aanwezig zijn.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.770357-17
Datum vonnis: 26 juni 2018
Vonnis op tegenspraak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1971 in [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 12 juni 2018.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. C.Y. Huang, en van hetgeen door verdachte en de raadsman mr. M.C. van Linde, advocaat te Groningen, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1: in de periode van 3 mei 2013 tot en met 4 mei 2013 [slachtoffer] heeft verkracht;
feit 2: in de periode van 22 september 2011 tot en met 16 juni 2013 [slachtoffer] meermalen heeft mishandeld.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 3 mei 2013 tot en met 4 mei 2013 te Muntendam, gemeente Menterwolde, in elk geval in Nederland, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en)
[slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] hebbende verdachte (telkens):
- zijn verdachtes, penis (met kracht) in de vagina van die [slachtoffer]
geduwd/gebracht en/of (vervolgens) heen en weer bewogen en/of
- ( (vervolgens) in de vagina van die [slachtoffer] geëjaculeerd,
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging
met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte die [slachtoffer] (stevig) bij de schouders/armen heeft vastgepakt en/of (vervolgens) op het bed heeft geduwd/gegooid en/of
- ( (daarbij) tegen die [slachtoffer] heeft gezegd: “Wel godverdomme als ik je
neuken wi1 dan neuk ik je”, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of
strekking en/of
- met zijn, verdachtes benen de benen van die [slachtoffer] (met kracht) uit
elkaar heeft geduwd/gedaan en/of
  • (vervolgens) zijn, verdachtes, penis (met kracht) in de vagina van die
  • (telkens) voorbij is gegaan aan de door die [slachtoffer] afgegeven signalen en
uitlatingen dat zij voornoemde handelingen van hem, verdachte, niet wilde ondergaan en/of
  • (telkens) gebruik heeft gemaakt van zijn, verdachtes, fysieke overwicht en/of
  • (telkens) misbruik heeft gemaakt van de toestand waarin die [slachtoffer] zich, door het gebruik van alcohol en/of medicijnen bevond en/of (aldus) voor die [slachtoffer] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
2
hij in of omstreeks de periode van 22 september 2011 tot en met 16 juni 2013 te Veendam en/of Muntendam in elk geval in Nederland, opzettelijk mishandelend een persoon te weten [slachtoffer] , meermalen, althans eenmaal, (telkens):
  • (met kracht) om/bij de arm(en) heeft vastgepakt/vastgehouden en/of heen en weer heeft geschud en/of (vervolgens) voornoemde arm(en) heeft (om)gedraaid en/of
  • (met kracht) in/op/tegen het gezicht en/of hoofd heeft geslagen en/of
  • (met kracht) heeft geduwd/gegooid en/of
  • een bank op de voet heeft laten vallen,
waardoor deze (telkens) letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte van het onder 1 ten laste gelegde wordt vrijgesproken wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs. Verder heeft de officier van justitie de veroordeling van verdachte gevorderd ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde feit.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte zowel van het onder 1 als het onder 2 ten laste gelegde moet worden vrijgesproken wegens het ontbreken van voldoende wettig en overtuigend bewijs, met name nu er reden is te twijfelen aan de verklaring van aangeefster [slachtoffer] .
4.3
Het oordeel van de rechtbank
[slachtoffer] heeft op 13 mei 2015 aangifte gedaan van verkrachting en mishandelingen gepleegd door verdachte, haar toenmalige echtgenoot. Verdachte heeft zich tijdens de verhoren bij de politie hoofdzakelijk op zijn zwijgrecht beroepen. Ter zitting heeft hij verklaard dat de feiten waarvan aangifte is gedaan, nooit zijn gebeurd.
Vooropgesteld zij dat feiten als de onderhavige, verkrachting en mishandeling in huiselijke kring, veelal plaatsvinden zonder dat daarbij getuigen aanwezig zijn. In beginsel zal dan worden onderzocht of er steun voor de aangifte kan worden gevonden in overige bewijsmiddelen. Wat betreft de onder 1 ten laste gelegde verkrachting is de rechtbank met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat dit steunbewijs ontbreekt. Meerdere personen hebben van [slachtoffer] gehoord dat zij door verdachte zou zijn verkracht. Echter, behalve dit gegeven, hebben deze personen geen concrete feiten of omstandigheden over deze vermeende verkrachting kunnen geven. Ook in de geneeskundige verklaring, waarin is vermeld dat [slachtoffer] had verteld door verdachte te zijn verkracht, is onvoldoende steun voor de aangifte te vinden. Verdachte zal derhalve wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs van dit feit worden vrijgesproken.
Wat betreft de gestelde mishandelingen stelt de rechtbank vast dat in het dossier nagenoeg geen verklaringen aanwezig zijn die de aangifte op dit punt direct ondersteunen. De enige die heeft verklaard getuige van een (gewelds)incident te zijn geweest, is de vader van [slachtoffer] . Hij heeft verklaard één keer te hebben gezien dat verdachte [slachtoffer] een tik heeft gegeven. Echter, niet duidelijk is wanneer en in welk verband dit zou hebben plaatsgevonden, te meer nu [slachtoffer] zelf over dit specifieke voorval niet heeft verklaard. Enige steun voor de aangifte kan deze verklaring naar het oordeel van de rechtbank dan ook niet bieden. In de stukken is verder wel in enige mate ondersteuning te vinden voor de door [slachtoffer] geschetste contexten waarin de mishandelingen zich zouden hebben afgespeeld. Uit verschillende (mutatie)rapporten van de hulpdiensten en ook verklaringen van buren blijkt dat er vaak ruzie in de woning van verdachte en [slachtoffer] is geweest, waarbij in sommige gevallen spullen zijn stuk gegaan en aangeefster (lichte) verwondingen had. Tevens is op momenten door meerdere personen waargenomen dat [slachtoffer] blauwe plekken had op (met name) haar gezicht. De vraag is of hiermee voldoende vast is komen te staan dat verdachte [slachtoffer] heeft mishandeld. Voor de beantwoording van die vraag acht de rechtbank het volgende van belang. Uit het dossier komt evident het beeld naar voren dat [slachtoffer] in de ten laste gelegde periode een alcoholprobleem had. Volgens de verklaringen van dochter [naam dochter] en van verdachte zouden de letsels bij [slachtoffer] zijn ontstaan doordat [slachtoffer] vanwege dronkenschap vaak is gevallen en zichzelf daardoor zou hebben verwond. Daarbij zou [slachtoffer] volgens verdachte tijdens ruzies in hun woning veelal zelf met spullen hebben gegooid. [naam dochter] ondersteunt daarbij de verklaring van verdachte dat [slachtoffer] (in de betreffende periode) leugens heeft verspreid en psychisch instabiel was. De rechtbank acht het hiervoor door verdachte en zijn dochter geschetste scenario, ook in het licht bezien van de overige stukken, niet zonder meer onwaarschijnlijk en ook niet uit te sluiten. Gezien deze constatering en het feit dat de aangifte alleen op indirecte punten, en dus niet ten aanzien van de gestelde geweldshandelingen zelf, door andere bewijsmiddelen wordt ondersteund, acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [slachtoffer] heeft mishandeld. Verdachte wordt daarom ook van dit feit vrijgesproken.

5.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.R. Schimmel, voorzitter, mr. M. van Bruggen en
mr. D.E. Schaap, rechters, in tegenwoordigheid van mr. B.E. Martini, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 26 juni 2018.