ECLI:NL:RBOVE:2018:2117

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
6 juni 2018
Publicatiedatum
20 juni 2018
Zaaknummer
C/08/185008 / HA ZA 16-158
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake rentevordering en terugbetaling van betaalde termijnen in een leningsovereenkomst

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 6 juni 2018 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen eiser [A] en gedaagden [B] c.s. De zaak betreft een geschil over de rente die door [B] c.s. aan [A] verschuldigd was op basis van een leningsovereenkomst. Eiser [A] had in 2004 een lening afgesloten met een vaste rente van 6% per jaar, maar in 2008 werd deze rente gewijzigd naar een variabele rente van 2% boven het 3-maands Euribor tarief. Gedurende de looptijd van de lening heeft [B] c.s. hogere rentebedragen betaald dan volgens de overeengekomen formule was vastgesteld. In de procedure heeft [A] gevorderd dat [B] c.s. de door hem vastgestelde rente zou betalen, terwijl [B] c.s. in reconventie een bedrag van € 59.892,47 wilde verrekenen, stellende dat dit bedrag teveel was betaald. De rechtbank oordeelde dat [B] c.s. bij het betalen van de hogere bedragen de indruk heeft gewekt de termijnen te accepteren, waardoor het onaanvaardbaar was om terugbetaling te verlangen van reeds betaalde termijnen. De rechtbank heeft de vordering van [A] tot € 60.064,96 toegewezen, met wettelijke rente vanaf 1 september 2013, en de vordering in reconventie van [B] c.s. afgewezen. De proceskosten werden gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer / rolnummer: C/08/185008 / HA ZA 16-158
Vonnis van 6 juni 2018
in de zaak van
[A],
wonende te [woonplaats] ,
eiser in conventie,
verweerder in voorwaardelijke reconventie,
advocaat mr. R.J. Lindeboom te Enschede,
tegen

1.[B] ,

wonende te [woonplaats] ,
2.
[C],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagden in conventie,
eisers in voorwaardelijke reconventie,
advocaat mr. A.J.C. van Gurp te Hengelo Ov.
Partijen zullen hierna [A] en -in mannelijk enkelvoud- [B] c.s. genoemd worden.

1.De procedure in conventie en in reconventie

1.1
Bij vonnis van 15 maart 2017 heeft de rechtbank [A] opgedragen bankafschriften en eventuele andere (bank)stukken, waaruit blijkt welke rente en toeslagen [A] aan ING diende te betalen en heeft betaald, bij akte in het geding te brengen.
1.2
[A] heeft een akte overlegging producties genomen, waarop [B] c.s. een antwoordakte heeft genomen. [A] heeft vervolgens nog een akte overlegging producties genomen, waarop [B] c.s. wederom een antwoordakte, met een productie, heeft genomen. [A] heeft gereageerd met een antwoordakte, gevolgd door een akte overlegging producties. Ten slotte heeft [B] c.s. een antwoordakte genomen.
1.3
Vonnis is, na meer dan eens te zijn aangehouden, bepaald op vandaag.

2. De overwegingen in conventie en in reconventie

2.1
De rechtbank neemt over hetgeen is overwogen in het tussenvonnis van 15 maart 2017.
2.2
[A] heeft aangevoerd dat uit de door hem overgelegde stukken duidelijk blijkt dat [A] de door [B] c.s. te betalen rente vanaf 1 januari 2009, althans op enig moment, zodanig wijzigde dat [B] c.s. de door [A] aan de bank betaalde rente (zijnde het 3-maands Euribor tarief vermeerderd met een rente-opslag) en vermeerderd met 2% moest vergoeden, alsmede dat [B] c.s., gezien de mailberichten van de heer [X] , wist danwel had moeten weten dat hij als gevolg van de door [A] gewijzigde rente en toeslag (aanzienlijk) meer betaalde dan enkel het 3-maands Euribor tarief vermeerderd met 2%.
2.3
[B] c.s. heeft herhaald dat hij er op vertrouwde dat de door de heer [X] vastgestelde bedrag juist en correct waren en dat de door deze gebruikte termen “opslag en toeslag” bij [B] c.s. geen alarmbel heeft doen rinkelen. Na het zien van een televisieprogramma over Euribor rente realiseerde [B] c.s. zich, zo stelt hij, dat aanzienlijk meer werd betaald dan het 3-maands Euribor tarief vermeerderd met 2%.
2.4
De rechtbank overweegt als volgt.
Partijen hebben na het tussenvonnis in totaal nog zeven akten genomen en talrijke producties in het geding gebracht. Daaruit lijkt te volgen dat [A] aan zijn renteverplichtingen jegens ING Bank heeft voldaan.
2.5
Partijen zijn in 2004, bij het aangaan van de lening, een vaste rente van 6% per jaar overeengekomen.
In de comparitie van partijen heeft [A] naar voren gebracht dat hij toen het einde van de eerste vijfjaarstermijn in zicht kwam het initiatief heeft genomen om met [B] c.s. over de condities van de lening te praten en dat hij na te noemen voorstel heeft gedaan.
Op 15 september 2008 hebben partijen een nieuwe afspraak gemaakt over de rente, luidend:
Rente:2% boven 3 maands euribortarief geldend op de eerste dag van elkerentevastperiode (thans 4,96%). Rente te voldoen per maand achteraf.
Rentevastperiode:3 maanden ingaande 1 oktober 2008.
Aldus is op initiatief van [A] de vaste rente van 6% per jaar gewijzigd in een per kwartaal wisselende rente.
2.6
Dat na 15 september 2008 tussen partijen nadere afspraken zijn gemaakt over de rente, is gesteld noch gebleken.
[A] heeft aangevoerd dat er eind 2012 een meningsverschil was over de te betalen rente, dat partijen toen hebben overlegd en dat gedaagden toen verklaarden de door eiser vastgestelde rente (weer) te zullen betalen.
[A] verwijst daartoe naar de e-mailwisseling d.d. 20 november 2012 tussen [A] en [B] c.s., zoals aangehaald in r.o. 2.12. van het tussenvonnis.
[B] c.s. schrijft op die plaats dat zij een door [A] berekend bedrag ad € 4.712,28 subiet zal betalen. Dat bedrag is opgenomen in een e-mailbericht van de heer [X] d.d. 27 september 2012 over de rente vanaf 1 oktober 2012, in welk bericht valt te lezen:
De bank heeft de toeslag op de nog steeds dalende euribor van 22 sept. verhoogd
tot 5,3 % de totale rente is dan voor het komende kwartaal 5,533%
Per maand is het bedrag dan € 4712,28.
Met deze woorden wordt namens [A] de rente voor het komende kwartaal becijferd. Dat [B] c.s. in zijn e-mailbericht van 20 november 2012 prompte betaling toezegt houdt naar het oordeel van de rechtbank niet in, dat daarmee tussen partijen een nieuwe afspraak over de door [B] c.s. verschuldigde rente zou zijn gemaakt.
2.7
[A] stelt dat hij er, na voornoemde e-mail van [B] c.s. en wegens het feit dat [B] c.s. de door [A] vastgestelde rente heeft voldaan, van uit mocht gaan dat [B] c.s. het met [A] eens was dat hij de door [A] vastgestelde rente verschuldigd was.
[A] stelt niet dat tussen partijen een nieuwe afspraak over de te betalen rente is gemaakt.
[B] c.s. op zijn beurt heeft in de processtukken bij herhaling naar voren gebracht dat er géén nadere afspraak is gemaakt.
2.8
De rechtbank stelt vast dat tussen partijen in ieder geval niet expliciet een nadere afspraak is gemaakt over de door [B] c.s. te betalen rente.
2.9
De rechtbank leidt uit de door [A] in het geding gebrachte informatie niet af dat [B] c.s. wist of had moeten weten dat hij aanzienlijk meer betaalde dan enkel het
3-maands Euribor tarief vermeerderd met 2%. De rechtbank kent in dat kader betekenis toe aan de omstandigheid dat in 2008 de rente op initiatief van [A] variabel is gemaakt en dat de uitvoering daarvan door of namens [A] geschiedde.
Uit meergenoemd e-mailbericht en de omstandigheid dat [B] c.s. door [A] becijferde rentebedragen heeft voldaan mocht [A] niet de (impliciete) conclusie trekken dat [B] c.s. het ermee eens was dat hij gedurende de resterende looptijd van de overeenkomst de door [A] vastgestelde rente verschuldigd zou zijn.
2.1
Tussen partijen geldt dus, zo oordeelt te rechtbank, de afspraak zoals gemaakt op
15 september 2008. Dat betekent dat de door [A] gevorderde rente ad € 130.754,00 zal worden afgewezen.
2.11
Tussen partijen staat vast dat de heer [X] namens [A] na 1 januari 2009 hogere rentebedragen aan [B] c.s. heeft doorgegeven dan berekend volgens bovenstaande formule en dat [B] c.s. die hogere bedragen (aanvankelijk) heeft betaald.
2.12
[B] c.s. heeft becijferd dat hij € 59.892,47 teveel rente heeft betaald en wenst dit bedrag te verrekenen met de restant hoofdsom. [B] c.s. vordert dit bedrag voorwaardelijk, namelijk voor het geval het beroep op verrekening wordt afgewezen, in reconventie. [A] betwist dat [B] c.s. teveel rente heeft betaald.
2.13
De rechtbank overweegt tussen partijen geen nadere rente-afspraak is gemaakt, maar dat [B] c.s. tot en met 30 juni 2013 de door [A] vastgestelde rentebedragen wel heeft voldaan.
[B] c.s. heeft aangevoerd aanvankelijk te hebben vertrouwd op de juistheid van de door de heer [X] genoemde bedragen. [B] c.s. had echter eerder kunnen vaststellen dat de voorgelegde bedragen niet volgens de overeengekomen formule waren berekend. Door de voorgelegde bedragen te betalen heeft [B] c.s. bij [A] de indruk gewekt die termijnen te accepteren. Tegen die achtergrond is het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar terugbetaling te verlangen van reeds betaalde termijnen. Voor de door [B] c.s. genoemde verrekening is geen plaats en de vordering in reconventie zal worden afgewezen.
2.14
De rechtbank zal van de vordering van [A] ad € 190.268,96 de rentecomponent ad
€ 130.754,00 afwijzen en aldus € 60.064,96 toewijzen. [A] heeft aanspraak gemaakt op de wettelijke rente van 1 september 2013 af. [B] c.s. heeft tegen die rente-aanspraak geen (zelfstandig) verweer gevoerd. De rechtbank zal de rente aldus toewijzen.
2.15
In de omstandigheid dat partijen in conventie over en weer gedeeltelijk in het gelijk zijn gesteld ziet de rechtbank aanleiding de kosten in conventie te compenseren in dier voege, dat ieder partij de eigen kosten draagt.
De vordering in (voorwaardelijke) reconventie zal worden afgewezen. [B] c.s. wordt veroordeeld in de kosten, begroot op € 1.074,-- (één punt tarief IV).
Het vonnis zal, zoals gevorderd, in conventie en in reconventie uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard.
3. De beslissing
De rechtbank
In conventie
Veroordeelt [B] c.s. hoofdelijk tot betaling aan [A] van € 60.064,96, te vermeerderen met de wettelijke rente van 1 september 2013 af;
Compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
Wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd;
Verklaart onderdeel I. van dit dictum uitvoerbaar bij voorraad;
in reconventie
Wijst af de vordering van [B] c.s.
Veroordeelt [B] c.s. in de kosten van het geding, begroot op € 1.074,-- wegens salaris advocaat.
Verklaart onderdeel VI. van dit dictum uitvoerbaar bij voorraad;
Dit vonnis is gewezen door mr. A.E. Zweers en in het openbaar uitgesproken op
6 juni 2018. [1]

Voetnoten

1.type: