Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.De procedure
- het tussenvonnis van 13 september 2017;
- het proces-verbaal van getuigenverhoor, gehouden op 4 december 2017;
- de conclusie na enquête van Vehof;
- de antwoordconclusie na enquête van BRControls.
2.De verdere beoordeling
Ik en de heer [C] hebben op 9 maart 2016 de projecten, het werk en de opdrachtgever besproken. Uiteindelijk hebben wij afgesproken dat het werk voor een all-in bedrag [zou] worden gemaakt. Wij hebben afgesproken dat het werk voor een totaalprijs zou worden gemaakt, inclusief het meerwerk. Hier is ook heel duidelijk over gesproken. Na het gesprek was de genoemde aanneemsom van ongeveer € 24.000,- voor het totale werk, dit is ook afgesproken. Inclusief de geaccordeerde meerwerk opdrachten. Dit heb ik zelfs aan mijn collega de heer [B] mondeling doorgegeven na het gesprek met de heer [C] . (…) De heer [B] is projectleider. Tijdens het werk is er gewisseld van een installatieadviseur. Dat bracht wijzigingen in de opdracht met zich mee. Om die reden ben ik met de heer [C] om tafel gaan zitten om het totale werk te bespreken en om één prijs af te spreken. Het klopt dat het meerwerk in een eerder stadium is geaccordeerd. Daarna op 9 maart 2016 is de heer [C] bij mij op het werk geweest en hebben wij alsnog een totaalprijs afgesproken.
U vraagt mij wat ik weet over een gesprek dat heeft plaatsgevonden op 9 maart 2016. De heer [A] heeft een gesprek gehad met de heer [C] . De heer [A] is tijdens dat gesprek bij mij op kantoor gekomen en zei dat alles gelijk was en dat wij op een nieuwe basis/contract verder zouden gaan. Hij zei exact: “we hebben geen meerwerk”. Ik wist toen waar het over ging. In die tijd waren in het project al wat prijzen over en weer gegaan. Tijdens dat gesprek is toen een vaste prijs afgesproken. De heer [A] heeft toen niet het exacte bedrag genoemd. Door de afspraak van 9 maart 2016 was een nieuwe situatie ontstaan waarbij alles wat daarvoor heeft plaatsgevonden was afgekaart. (…)
U vraagt mij of het klopt dat er op 9 maart 2016 een gesprek tussen mij en de heer [A] heeft plaatsgevonden, hierop antwoord ik bevestigend. (…) Wij hebben gesproken over het project en een aantal bijkomstige zaken. Er is gesproken over de basisopdracht die wij in september 2015 hadden gekregen van Vehof en dat deze basisopdracht gebaseerd op het bestek, de tekeningen en onze offerte een all-in prijs was voor de op dat moment in opdracht verstrekte scope. Als er voor de basisopdracht een puntje meer of minder bijkwam zouden wij geen meerwerk berekenen.
Er is toen op 9 maart 2016, in mijn beleving, niet over het reeds geaccordeerde meerwerk gesproken. Het meerwerk dat al was geaccordeerd viel dus niet onder deze all-in prijs. Dit kan niet, anders verdienen wij niets meer op het project. (…) In het gesprek van 9 maart 2016 heb ik geen akkoord gegeven om het kater [later] geaccordeerde mee[r]werk van februari 2016 mee te nemen in die all-in prijs.