ECLI:NL:RBOVE:2018:2066

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
11 juni 2018
Publicatiedatum
18 juni 2018
Zaaknummer
08-997044-15 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van een 73-jarige vrouw voor opzettelijk onjuist doen van aangifte kansspelbelasting

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 11 juni 2018 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 73-jarige vrouw, die werd beschuldigd van het opzettelijk onjuist doen van aangifte van kansspelbelasting. De vrouw was betrokken bij een bedrijf dat kansspelautomaten verhuurt en een speelhal exploiteert. De officier van justitie, mr. F.A. Demmers, had de vrouw aangeklaagd omdat zij samen met anderen feitelijk leiding zou hebben gegeven aan een Duitse vennootschap, [bedrijf 1] GmbH, die onjuiste aangiften voor de kansspelbelasting zou hebben gedaan over de periode van augustus 2013 tot en met december 2014. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. Tijdens de zitting op 28 mei 2018 heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie en de verdediging van de verdachte gehoord. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. W. Schoo, betoogde dat de verdachte niet verantwoordelijk kon worden gehouden voor de onjuiste aangiften, omdat zij slechts op papier als bestuurder van [bedrijf 1] stond vermeld en geen betrokkenheid had bij de besluitvorming omtrent de aangiften.

De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte feitelijk leiding had gegeven aan de in de tenlastelegging omschreven strafbare gedragingen. De rechtbank concludeerde dat de rol van de verdachte zich beperkte tot die van bedrijfsleidster van de speelhal in Duitsland, zonder dat zij betrokken was bij de fiscale advisering of de aangiften in Nederland. Gezien deze overwegingen sprak de rechtbank de verdachte vrij van alle beschuldigingen.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer 08-997044-15 (P)
Datum vonnis: 11 juni 2018
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1945 in [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 28 mei 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. F.A. Demmers en van hetgeen door verdachte en haar raadsman mr. W. Schoo, advocaat te Groningen, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte samen met anderen feitelijk leiding dan wel opdracht heeft gegeven aan [bedrijf 1] GmbH terzake van het opzettelijk onjuist doen van aangiften kansspelbelasting over de maanden augustus 2013 tot en met december 2014.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
[bedrijf 1] GmbH op of omstreeks 17 april 2015, in ieder geval op
één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 augustus 2013 tot en
met 17 april 2015 in de gemeente(n) Goes en/of Apeldoorn en/of (elders) in
Nederland, als belastingplichtige in de zin van artikel 1 lid 1 onder a van de Wet op de
kansspelbelasting, (telkens) opzettelijk (een) bij de Belastingwet voorziene aangifte(n), als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen,
te weten één of meer aangiften voor de Kansspelbelasting te name van
[bedrijf 1] GmbH en/of v.o.f. [bedrijf 2]
over het/de maand(en) augustus 2013 en/of september 2013 en/of oktober
2013 en/of november 2013 en/of december 2013 en/of januari 2014 en/of februari
2014 en/of maart 2014 en/of april 2014 en/of mei 2014 en/of juni 2014 en/of
juli 2014 en/of augustus 2014 en/of september 2014 en/of oktober 2014 en/of
november 2014 en/of december 2014 (vindplaats: DOC-003 tot en met DOC-019)
onjuist en/of onvolledig heeft gedaan, terwijl dat/die feit(en) (telkens)
ertoe strekte dat te weinig belasting werd geheven, hebbende die onjuistheid en/of onvolledigheid (telkens) hierin bestaan dat
opzettelijk op het bij de Inspecteur der belastingen of de Belastingdienst te
Apeldoorn en/of Goes en/of (elders) in Nederland ingediende
aangiftebiljet(ten) Kansspelbelasting over genoemd(e) maand(en) (telkens)
geen, althans een te laag belastbaar bedrag, althans (telkens) geen, althans
een te laag bedrag aan belasting is opgegeven, tot het plegen van welk(e) bovenomschreven strafbare feit(en) verdachte al dan
niet tezamen met één of meer anderen (telkens) opdracht heeft gegeven, dan wel
aan welke bovenomschreven verboden gedraging(en) verdachte al dan niet
tezamen met één of meer anderen (telkens) feitelijke leiding heeft gegeven.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1.
Inleiding
[bedrijf 1] GmbH (verder te noemen: [bedrijf 1] ) is gevestigd aan de [adres 1] in Schüttorf (BRD).
Verdachte en haar echtgenoot, medeverdachte [medeverdachte 1] waren in de ten laste gelegde periode beiden aandeelhouder en bestuurder van de GmbH.
VOF [bedrijf 2] (verder te noemen: [bedrijf 2] ) is gevestigd aan de [adres 2] te Emmen. Sinds 1 januari 2002 zijn medeverdachten [medeverdachte 1] en diens zoon, medeverdachte [medeverdachte 2] de firmanten van deze [bedrijf 2] . De [bedrijf 2] exploiteerde kansspelautomaten die stonden opgesteld bij verschillende horecabedrijven in Nederland.
Medeverdachte [medeverdachte 1] is samen met medeverdachte [medeverdachte 2] tevens aandeelhouder/bestuurder geweest van de Duitse vennootschap [bedrijf 3] GmbH (verder te noemen: [bedrijf 3] ).
[bedrijf 3] is in 2009 naar Duits recht opgericht en op 15 oktober 2013 failliet verklaard. Deze onderneming was gevestigd aan de [adres 3] in Bocholt en hield zich bezig met de exploitatie van een speelhal en met de verhuur van behendigheids- en kansspelautomaten.
Op 9 september 2009 heeft [bedrijf 3] een aantal kansspelautomaten gekocht van de [bedrijf 2] . Een deel van deze automaten is naar [bedrijf 3] verplaatst. De rest is bij de mede-exploitanten in Nederland blijven staan.
[bedrijf 3] verhuurde de kansspelautomaten direct aan de [bedrijf 2] (sale leaseback-constructie). Alleen het eigendom van de kansspelautomaten die in Nederland waren geplaatst ging over. Aan de werkwijze veranderde verder niets.
Op 11 maart 2013 heeft [bedrijf 1] deze in Nederland opgestelde kansspelautomaten voor een bedrag van € 48.790,-- (inclusief BTW) gekocht van [bedrijf 3] , met terugwerkende kracht tot 2 januari 2013.
Net als [bedrijf 3] verhuurde ook [bedrijf 1] deze kansspelautomaten aan de [bedrijf 2] . Alle kansspelautomaten zijn blijven staan op de opsteladressen in Nederland.
De [bedrijf 2] (in de persoon van medeverdachte [medeverdachte 2] ) hield namens [bedrijf 1] de kansspelbelasting (verder te noemen KSB) in bij de Nederlandse mede-exploitanten, en verzorgde de afrekening van de ontvangen opbrengst uit de kansspelautomaten, na aftrek van 29%.
De heer [naam 1] , die de administratie en boekhouding van de [bedrijf 2] verzorgde, boekte de omzet én de kansspelbelasting in de boekhouding van [bedrijf 2] . De kansspelbelasting werd geboekt in rekening-courant met [bedrijf 1] . De heer [naam 2] verzorgde de jaarrekening van de [bedrijf 2] .
De (omzet en) kansspelbelasting werd door medeverdachte [medeverdachte 1] of medeverdachte [medeverdachte 2] op naam van de [bedrijf 2] afgestort bij de ABN Amro bank in Nederland of de Duitse Volksbank in Duitsland.
Op 31 december 2014 was het bedrag aan verschuldigde kansspelbelasting in rekening courant met [bedrijf 1] opgelopen tot € 321.066,--. Dit bedrag aan kansspelbelasting is niet overgemaakt naar [bedrijf 1] of naar de Belastingdienst. Het bedrag is niet meer in de [bedrijf 2] aanwezig, de geleden verliezen zijn ervan betaald ener is bedrijfsmatig mee gewerkt.
Vanaf januari 2015 (na een wijziging van de Wet op de Kansspelbelasting) heeft de [bedrijf 2] wel aangifte KSB gedaan en ook daadwerkelijk de ingehouden kansspelbelasting opgegeven, maar er waren onvoldoende liquide middelen in de [bedrijf 2] om die belasting ook daadwerkelijk te betalen.
De opstellijsten van de in Nederland geplaatste speelautomaten stonden op naam van [bedrijf 1] (83 automaten op 40 locaties in 2013 en 84 automaten op 43 locaties in 2014).
Door de Belastingdienst zijn aangiften KSB over de maanden augustus 2013 tot en met december 2014 verstuurd naar het adres van de Duitse boekhouder van [bedrijf 1] .
Deze aangiften kansspelbelasting zijn op 17 april 2015 retour ontvangen. Alle aangiften zijn gedagtekend op 14 april 2015 en ondertekend door medeverdachte [medeverdachte 1] in Schüttorf. Alle aangiften zijn nihilaangiften.
4.2.
De toepasselijke regelgeving
Met ingang van 1 juli 2008 is over de opbrengst uit speelautomaten een KSB verschuldigd van 29%. De kansspelbelasting kwam in de plaats van de voordien door de exploitanten verschuldigde BTW (van destijds 19%).
In de ten laste gelegde periode werd de KSB geheven van (onder meer) de exploitant van een fysiek in Nederland geplaatste speelautomaat. In artikel 1 lid 2 van de Wet op de KSB wordt onder een exploitant als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, verstaan: degene die een kansspelautomaat exploiteert in de zin van artikel 30h, tweede lid van de Wet op kansspelen.
Artikel 30h lid 2 Wet op de kansspelen luidt: onder exploiteren wordt verstaan het bedrijfsmatig en als eigenaar gebruiken of aan een ander in gebruik geven van één of meer speelautomaten.
Ingevolge het eerste lid van artikel 30h Wet op de kansspelen is het verboden om zonder vergunning speelautomaten te exploiteren. Degene die exploitatievergunning heeft, moet aan bepaalde voorwaarden voldoen. Eén van die voorwaarden is dat hij aan het eind van ieder jaar bij de kansspelautoriteiten een opstellijst moet inleveren van alle door hem in Nederland geplaatste kansspelautomaten. Een duplicaat van deze opstellijst wordt aan de Belastingdienst verstrekt en op basis van die lijst reikt de Belastingdienst (maand)aangiften KSB uit aan de exploitant.
4.3.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is op basis van het onderliggende strafdossier en de zich daarin bevindende stukken en getuigenverklaringen van mening dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden.
4.4.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft in de eerste plaats betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken, omdat niet vaststaat dat de aangiften KSB onjuist zijn en dat [bedrijf 1] strafbaar heeft gehandeld.
Mocht wel sprake zijn van strafbaar handelen door [bedrijf 1] dan dient vrijspraak te volgen, omdat verdachte als feitelijk leidinggevende van [bedrijf 1] geen opzet heeft gehad op dat strafbare handelen. Er is immers in het kader van de wetswijzing in 2008 advies ingewonnen bij advocaat mr. [advocaat] , fiscaal-jurist en gespecialiseerd op het gebied van de KSB. Daarnaast is het advies van mr. [advocaat] besproken met de heer [naam 3] , werkzaam bij het accountantsbureau BDO. Op basis van de advisering van zowel [advocaat] en [naam 3] zijn op naam van [bedrijf 1] over de maanden augustus 2013 tot en met december 2014 nihilaangiftes KSB gedaan.
Tot slot heeft de raadsman betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken omdat zij enkel op papier als bestuurder van [bedrijf 1] stond vermeld, maar dat zij op geen enkel moment betrokken is geweest bij de gang van zaken en de besluitvorming die betrekking hadden op de speelautomaten in Nederland. Verdachte bestierde enkel de speelhal van [bedrijf 1] in Duitsland, en zij heeft geen opdracht dan feitelijk leiding gegeven aan de het indienen van de aangiften KSB op naam van [bedrijf 1] .
4.5.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank laat de vraag of [bedrijf 1] opzettelijk onjuiste aangiften KSB over de maanden augustus 2013 tot en met december 2014 heeft gedaan onbesproken, omdat niet is gebleken dat verdachte als feitelijk leidinggevende dan wel opdrachtgever van het indienen van die aangiften KSB kan worden aangemerkt.
Verdachte stond weliswaar als bestuurder (en aandeelhouder) van [bedrijf 1] op papier, maar de rechtbank leidt uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting af dat haar rol heeft zich beperkt tot die van bedrijfsleidster van de speelhal in Schüttorf. In die rol gaf verdachte dagelijks leiding aan het personeel van die speelhal. Dat zij feitelijke bemoeienis heeft gehad met de fiscale advisering en de besluitvorming omtrent de speelautomaten in Nederland is niet, althans onvoldoende gebleken.
Gelet hierop acht de rechtbank niet bewezen dat verdachte feitelijk leiding of opdracht heeft gegeven opdracht aan de in de tenlastelegging omschreven strafbare gedragingen van [bedrijf 1] .
De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken.

5.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart niet bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en spreekt haar daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. H. Stam, voorzitter, mr. H.R. Schimmel en mr. M. Aksu, rechters, in tegenwoordigheid van H.J. Veldhuis, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 11 juni 2018.