7.3De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren is gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
- ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is gepleegd
Verdachte verbleef tot 23 juni 2017 in het kader van een TBS-maatregel in de Piet Roorda kliniek. Vanaf die datum ging hij bij het slachtoffer en hun zoontje wonen. Kort nadat verdachte de kliniek had verlaten is hij wederom alcohol en drugs gaan gebruiken. Daardoor ontstonden spanningen tussen verdachte en het slachtoffer. Op 25 juli 2017, ongeveer een maand na het verlaten van de kliniek, heeft verdachte zijn vrouw ernstig mishandeld door haar, terwijl zij op de bank zat, zodanig hard tegen haar hoofd te schoppen, dat zij daardoor diverse fracturen (in totaal 11) op verschillende plaatsen in haar gezicht heeft opgelopen. Uit de ter terechtzitting door het slachtoffer voorgelezen verklaring blijkt dat deze zware mishandeling fysiek en psychisch een grote impact op haar heeft gehad en heeft. Zij heeft nog steeds een deuk in haar gezicht. Daarnaast heeft zij een blijvend litteken in haar gezicht aan de mishandeling overgehouden. Mevrouw [slachtoffer] wordt dagelijks geconfronteerd met haar letsel en heeft nog dagelijks pijn. De rechtbank rekent dat verdachte zwaar aan. De rechtbank rekent het verdachte ook aan dat het zeer jonge zoontje van verdachte en het slachtoffer getuige was van het gebeuren, aangezien hij op de arm van verdachte zat toen hij het slachtoffer schopte.
- rapportages en toerekeningsvatbaarheid
Bij de bepaling van de op te leggen straf houdt de rechtbank voorts rekening met de over verdachte uitgebrachte rapportages. In het rapport van drs. J.A.M. Grensnigt, klinisch psycholoog, van 3 oktober 2017 staat onder meer het volgende: “(…) Gezien de recidive tijdens een lopende tbs met voorwaarde maatregel, zijn terugval in middelenmisbruik, zijn persoonlijkheidsproblematiek en het interacterende middelenmisbruik, het recidiverende karakter van zijn agressieve delictgedrag en de kans op recidive geeft rapporteur de rechtbank in overweging om een TBS maatregel met verpleging van overheidswege op te leggen.
(…) Bij onderzochte is er sprake van een ziekelijke stoornis, zijnde een stoornis in het gebruik van stimulantia (cocaïne) en in het gebruik alcohol, nu in detentie in remissie. Daarnaast is er sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestesvermogens, zijnde een andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis. Ten tijde van het ten laste gelegde was er sprake van genoemde middelenafhankelijkheid en de persoonlijkheidsstoornis. (…) Rapporteur geeft de rechtbank in overweging om het ten laste gelegde onderzochte in verminderde mate toe te rekenen.
(…) Door de combinatie van zijn persoonlijkheidsstoornis, die zich in antisociale en narcistische richting heeft ontwikkeld, zijn impuls- en agressieregulatieproblematiek en middelenafhankelijkheid wordt het recidiverisico, zonder adequate coping in het omgang met negatieve gevoelens, als verhoogd ingeschat. Hij is snel geneigd tot inadequate coping in het omgaan met negatieve gevoelens, waarbij hij vooral lijkt te kiezen voor middelengebruik. Op grond van de klinische beoordeling en bovengenoemde factoren wordt het huidige recidiverisico in geweldsdelicten, zonder adequate behandeling en ondersteuning, als hoog ingeschat. In een klinische behandeling en een strak begeleid resocialisatietraject is die kans matig, tenminste wanneer hij zich committeert aan behandeling, begeleiding, urinecontroles en aan zijn terugvalpreventieplan.”
De ter terechtzitting gehoorde deskundige drs. Gresnigt heeft, zakelijk weergegeven, verklaard dat hij blijft bij de inhoud van zijn rapportage.
In het rapport van dr. T.W.D.P. van Os, psychiater/psychoanalyticus, van 4 november 2017 wordt onder meer het volgende opgemerkt:
“(…) Er is bij onderzochte sprake van een ziekelijke stoornis te weten een stoornis in gebruik van cocaïne en een stoornis in gebruik van alcohol. Ook is er sprake van een gebrekkige ontwikkeling der geestvermogens te weten een persoonlijkheidsstoornis waarbij er trekken zijn van de narcistische en antisociale persoonlijkheid. (….). De beschreven stoornissen waren ook aanwezig ten tijde hetgeen onderzochte ten laste wordt gelegd, indien bewezen.
(…) Onderzoeker adviseert onderzochte voor het hem ten laste gelegde feit, indien bewezen, als verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen. (…) Het risico op herhaling van het tenlastegelegde is groot, indien onderzochte niet wordt behandeld voor en wordt begeleid in verband met zijn stoornissen. (…) Het functioneren in een afhankelijkheidsrelatie met de daarbij horende positieve en negatieve gevoelens roepen bij hem te veel stress op. Daarnaast heeft hij te weinig vaardigheden om met stress om te gaan. Daarnaast heeft hij vanuit zijn persoonlijkheidsstoornis de neiging om de realiteit te veel in te vullen zoals hij zich dat graag wenst. Het lustprincipe gaat boven het realiteitsprincipe.
(…) Onderzoeker adviseert onderzochte een TBS maatregel met dwangverpleging op te leggen. Een (nieuwe) tbs met voorwaarden voldoet niet.”
Gelet op de rapportages van de deskundigen, zoals hiervoor besproken, en het onderzoek ter terechtzitting is de rechtbank van oordeel dat het bewezenverklaarde in verminderde mate aan verdachte kan worden toegerekend.
- conclusie van de rechtbank
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wederom een langdurige intensieve behandeling met het oog op het terugdringen van de hoge recidivekans in een gedwongen kader noodzakelijk. Blijkbaar heeft de (intensieve) begeleiding die verdachte in het kader van de eerdere TBS krijgt, niet kunnen verhinderen dat hij volledig de controle over zichzelf kwijtraakte en tot deze geweldsuitbarsting kwam. Indien verdachte niet op adequate wijze wordt behandeld – kennelijk is dat tot op heden niet het geval geweest -, is het risico op recidive onaanvaardbaar hoog en wordt de maatschappij hiertegen onvoldoende beveiligd. De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat de behandeling niet afdoende kan plaats vinden binnen de thans geldende TBS-maatregel, nu deze is opgelegd voor een geheel ander feit dan het onderhavige.
De rechtbank betrekt daarbij ook dat uit het uittreksel van de Justitiële Documentatie blijkt dat verdachte in het verleden meermalen is veroordeeld voor geweldsmisdrijven.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat opnieuw de terbeschikkingstelling van verdachte dient te worden gelast en dat zijn verpleging van overheidswege dient te worden bevolen. Aan de wettelijke voorwaarden voor de oplegging van de TBS-maatregel is voldaan, nu bij verdachte tijdens het begaan van het feit een ziekelijke stoornis bestond, het door verdachte begane feit een misdrijf is waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld en de algemene veiligheid van personen het opleggen van deze maatregel eist.
Nu de maatregel van terbeschikkingstelling zal worden opgelegd ter zake van een misdrijf die gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, te weten de zware mishandeling, kan de totale duur van de maatregel een periode van vier jaar te boven gaan.
Ten slotte acht de rechtbank, naast de terbeschikkingstelling met dwangverpleging, teneinde recht te doen aan de ernst van het feit, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest van 58 dagen, met aftrek, passend en geboden.
8. De schade van benadeelden