ECLI:NL:RBOVE:2018:1968

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
11 juni 2018
Publicatiedatum
11 juni 2018
Zaaknummer
08/730532-17 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een 20-jarige man voor openlijke geweldpleging met letsel als gevolg

Op 11 juni 2018 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in de zaak tegen een 20-jarige man uit Dinkelland, die werd beschuldigd van openlijke geweldpleging. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 70 uur. De zaak kwam voort uit een incident op 23 april 2017 in Oldenzaal, waar de verdachte samen met een medeverdachte het slachtoffer, een man, naar de grond werkte en hem schopte en sloeg. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet werd geprovoceerd door het slachtoffer, wat leidde tot een hogere straf dan die van zijn medeverdachte.

Tijdens de zitting op 28 mei 2018 werd het bewijs tegen de verdachte besproken, waaronder getuigenverklaringen die zijn aandeel in het geweld bevestigden. De rechtbank achtte de verklaringen van de getuigen geloofwaardig en concludeerde dat de verdachte samen met een ander geweld had gepleegd, wat resulteerde in lichamelijk letsel bij het slachtoffer. De rechtbank oordeelde dat de verdachte strafbaar was voor het primair bewezenverklaarde feit, namelijk openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen, met letsel als gevolg.

Bij de strafoplegging hield de rechtbank rekening met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder het was begaan, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank besloot tot een taakstraf van 70 uur, met een vervangende hechtenis van 35 dagen voor het geval de taakstraf niet naar behoren werd verricht. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, met de voorzitter en twee andere rechters.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08/730532-17 (P)
Datum vonnis: 11 juni 2918
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1998 in [geboorteplaats] ,
wonende in [woonplaats] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 28 mei 2018.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. L.Guest en van hetgeen door verdachte en de raadsvrouw mr. A. Gerards, advocaat te Hengelo (O), naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte: primair, openlijk geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer] , dan wel, subsidiair, geprobeerd heeft
die [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, dan wel, meer subsidiair, die [slachtoffer] heeft mishandeld.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 23 april 2017 te Oldenzaal openlijk, te weten aan de Weerseloseweg, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer] , welk geweld bestond uit het meermalen, althans eenmaal (met kracht) schoppen op/tegen het hoofd en/of het gezicht van die [slachtoffer] , terwijl dit door hem gepleegde geweld enig lichamelijk letsel, te weten een bloeduitstorting rond het rechteroog en/of een bloeduitstorting rond het linkeroog en/of een bloeding in het oogwit en/of een lichte hersenschudding, voor die [slachtoffer] ten gevolge heeft gehad;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op of omstreeks 23 april 2017 te Oldenzaal ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon, te weten [slachtoffer] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal (met kracht) op/tegen het hoofd en/of het gezicht te schoppen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, MEER SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op of omstreeks 23 april 2017 te Oldenzaal een persoon, te weten [slachtoffer]
, heeft mishandeld door meermalen, althans eenmaal (met kracht) op/tegen
het hoofd en/of het gezicht van die [slachtoffer] te schoppen, waardoor die Ten
Veen letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
De standpunten van de officier van justitie en de raadsvrouw
De officier van justitie en de raadsvrouw hebben zich op het standpunt gesteld dat het primair ten laste gelegde feit bewezen kan worden verklaard.
4.2
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt, gelet op de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting, het volgende vast. [1]
Zoals verdachte heeft verklaard, liep hij op 23 april 2017, samen met een aantal vrienden, waaronder [medeverdachte] , over de Weerselosestraat te Oldenzaal. Terwijl zij daar liepen ontstond er een woordenwisseling tussen hen en een man, het latere slachtoffer [slachtoffer] . Die woordenwisseling ontaardde in een handgemeen tussen die [slachtoffer] en [medeverdachte] . Tijdens die woordenwisseling is verdachte tussen beiden gesprongen. [2]
Aangever [slachtoffer] heeft, zakelijk weergegeven, het volgende verklaard.
Ik doe aangifte van openlijke geweldpleging. Toen ik op 23 april 2017 omstreeks 04.00 uur naar mijn woning aan de [adres] , liep zag ik een aantal schreeuwende jongens staan. Ik riep tegen die jongens dat ze rustig aan moesten doen. Op een gegeven moment kwam één van die jongens op mij toe lopen, waarop ik zag en voelde dat hij mij met zijn gebalde vuist vol op mijn rechter oog sloeg. Ik voelde daardoor pijn. Gelijk daarop viel ik op de grond. Terwijl ik op de grond lag voelde ik diverse trappen tegen mijn hoofd en gezicht. Ik voelde veel pijn. Ik had twee blauwe ogen en kon mijn oog niet meer openen. Ik had diverse bulten en schrammen. [3]
De
getuige [getuige 1]heeft, zakelijk weergegeven, het volgende verklaard.
In de nacht van 22 op 23 april was ik met vrienden, waaronder [medeverdachte] , [getuige 3] , [getuige 2] en [verdachte] , uit geweest in [Oldenzaal] . Bij de EMTE kwam er een man aan die riep dat we zachter aan moesten doen. De man kwam vervolgens naar ons toelopen. [medeverdachte] en [verdachte] zijn toen gestopt. De man liep op [medeverdachte] af, pakte hem vast en gaf hem een duw, waarop er een discussie ontstond. Nadat de man [medeverdachte] andermaal een duw had gegeven ging [medeverdachte] op de man af, waarop ik zag dat [medeverdachte] de man opzettelijk met zijn vuisten begon te slaan. Hij sloeg de man diverse keren op zijn gezicht, waarop de man op de grond viel en [medeverdachte] bovenop hem kroop. [medeverdachte] bleef de man met zijn vuisten slaan. Ik heb ook gezien dat [verdachte] de man opzettelijk schopte. Hij schopte de man een paar keer. Het klopt gewoon niet wat [medeverdachte] en [verdachte] hebben gedaan. [4]
De
getuige [getuige 2]heeft, zakelijk weergegeven, het volgende verklaard.
In april, van een zaterdagnacht op een zondag, was ik uit geweest met kameraden en mijn beide broers [medeverdachte] en [getuige 3] . Op een gegeven moment zijn we samen met onder andere [getuige 1] en [verdachte] richting huis gelopen. Onderweg kwamen we een man tegen die zei dat we rustiger aan moesten doen. [medeverdachte] sprak die man aan en er volgde een woordenwisseling. Nadat die man [medeverdachte] had geduwd, waardoor [medeverdachte] viel, liep [medeverdachte] naar de man toe, waarop ik zag dat hij de man met gebalde vuist op zijn kaak sloeg. Het was een flinke klap. Ik zag dat [medeverdachte] die man nog een aantal keren sloeg. Ik zag ook dat, toen die man op de grond lag, [verdachte] die man tegen het hoofd schopte. Dat ging best wel hard. [5]
De getuige
[getuige 3]heeft, zakelijk weergegeven, het volgende verklaard.
Ergens in april, van een zaterdagnacht op een zondag, ben ik met kameraden, waaronder [getuige 1] , [verdachte] en [naam 1] , uit geweest in Oldenzaal. Ik kwam toen mijn broers tegen. Wij zijn op een gegeven moment richting huis gelopen. Dicht bij huis hoorden we een man roepen dat we wat zachter aan moesten doen. Die man kwam naar ons toe en er volgde een woordenwisseling. Op een gegeven moment zag ik dat [medeverdachte] naar de man toe liep en hem een vuistslag tegen zijn gezicht gaf, waarna de man op de grond viel. Ik zag dat [medeverdachte] hem hierop nog 1 of 2 keer tegen het gezicht sloeg. Ik zag toen dat [verdachte] er aan kwam en de man tegen het hoofd schopte. Dat ging behoorlijk hard. Ik schrok daar erg van. [6]
Een
geneeskundige verklaringvan 16 mei 2017 betreffende [slachtoffer] , vermeldt als op 26 april 2017 waargenomen uitwendig letsel:
forse hematoom rond rechteroog en rechterwang en rond linkeroog in mindere mate alsmede bloeding in het oogwit. [7]
Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit het voorgaande dat verdachte samen met een ander op de openbare weg geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer] ten gevolge waarvan die [slachtoffer] letsel heeft opgelopen.
Verdachtes verklaring dat hij geen geweldshandelingen heeft gepleegd en zich ook overigens op geen enkele wijze heeft schuldig gemaakt aan het hem ten laste gelegde, acht de rechtbank ongeloofwaardig, nu in ieder geval drie van zijn kameraden, met wie hij die avond op stap was geweest, éénduidig verklaren over verdachtes aandeel in het gebeuren. De rechtbank heeft geen reden te twijfelen aan de geloofwaardigheid van die verklaringen te meer nu niet uit feiten of omstandigheden is geleken dat die kameraden er belang bij hadden om tegen beter weten in belastend voor verdachte te verklaren.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat:
hij op 23 april 2017 te Oldenzaal, openlijk, te weten aan de Weerseloseweg,
in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer] , welk geweld bestond uit het met kracht schoppen op/tegen het hoofd en/of het gezicht van die [slachtoffer] , terwijl dit door hem gepleegde geweld enig lichamelijk letsel, te weten
een bloeduitstorting rond het rechteroog en een bloeduitstorting rond het
linkeroog en een bloeding in het oogwit van het rechteroog voor die [slachtoffer] ten gevolge heeft gehad;
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte primair meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 141 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
primair
het misdrijf: openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen, terwijl het door hem gepleegde geweld enig lichamelijk letsel ten gevolge heeft.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het primair bewezenverklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren, waarvan 40 uren voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft, gelet op de rol van het slachtoffer in het gebeuren, verdachtes jeugdige leeftijd en zijn ter terechtzitting gebleken persoonlijke omstandigheden, verzocht de duur van de taakstraf te matigen en te volstaan met een proeftijd van 1 jaar.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging tegen een persoon, waarbij die persoon tegen de grond is gewerkt en is geschopt en geslagen. Als gevolg van het toegepaste geweld heeft het slachtoffer lichamelijk letsel opgelopen.
Verdachte en zijn mededader hebben daarmee een onaanvaardbare inbreuk gemaakt op zowel de lichamelijke als de geestelijke integriteit van het slachtoffer. Feiten als deze versterken bovendien de in de samenleving levende gevoelens van angst en onveiligheid.
Bij het bepalen van de straf en de hoogte ervan heeft de rechtbank bij haar overwegingen de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting betrokken, die door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) zijn vastgesteld. De oriëntatiepunten geven als uitgangspunt voor openlijk geweld, enig lichamelijk letsel ten gevolge hebbend, een gevangenisstraf van drie maanden.
De rechtbank laat, naast de nog jeugdige leeftijd van verdachte, in het voordeel van verdachte meewegen dat hij, afgezien van een overtreding ter zake de Regeling voertuigen, een blanco strafblad heeft.
Verder heeft de rechtbank bij de duur en aard van de op te leggen straf rekening gehouden met de rol van het slachtoffer dat zich, gelet op de door meerdere getuigen afgelegde verklaringen, kort voordat hij aan het door verdachte en zijn medeverdachte gepleegde geweld werd blootgesteld, nogal provocerend heeft uitgelaten tegenover de groep personen waarvan verdachte en zijn medeverdachte deel uitmaakten.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte een taakstraf van na te melden duur dient te worden opgelegd. De rechtbank zal de duur van die taakstraf wat langer doen zijn dan die van zijn medeverdachte, nu verdachte, anders dan zijn medeverdachte, niet fysiek is geprovoceerd door het slachtoffer. Verdachte heeft bovendien het slachtoffer geschopt terwijl de man reeds weerloos op de grond lag.
8. De toegepaste wettelijke voorschriften
De hierna te nemen beslissing berust op het hiervoor genoemde wetsartikel. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 22c en 22d Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte primair meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
primair: openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen, terwijl het door hem gepleegde geweld enig lichamelijk letsel ten gevolge heeft.
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het primair bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
70 (zeventig) uren;
- beveelt, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
35 dagen;
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Venekatte, voorzitter, mr. J.H.M. Hesseling en mr. P.M. Breukink, rechters, in tegenwoordigheid van P.G.M. Klaassen, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 11 juni 2018.
Mr. Hesseling en mr. Breukink zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland met nummer PL0600-2017189161 van 26 september 2017. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Het proces-verbaal van de terechtzitting van 28 mei 2018, onder meer inhoudende de verklaring van verdachte.
3.Het proces-verbaal van aangifte van [naam 2] van 26 april 2017, pagina’s 3 en 4.
4.Het proces-verbaal verhoor van de getuige [getuige 1] van 12 mei 2017, pagina’s 14 en 15.
5.Het proces-verbaal verhoor van de getuige [getuige 2] van 16 augustus 2017, pagina’s 17 en 18.
6.Het proces-verbaal van verhoor van de getuige [getuige 3] van 16 augustus 2017, pagina’s 19 en 20.
7.Een door de arts M.G.A. Roek opgemaakte geneeskundige verklaring van 16 mei 2017, pagina 10.