ECLI:NL:RBOVE:2018:1902

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
5 juni 2018
Publicatiedatum
5 juni 2018
Zaaknummer
08/770188-17
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Brandstichting in hotel/uitgaanscentrum te Almelo met gevaar voor goederen

Op 5 juni 2018 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in de zaak tegen een 23-jarige man uit Oldambt, die werd beschuldigd van brandstichting in een hotel/uitgaanscentrum in Almelo op 22 juni 2017. De verdachte stichtte brand in zijn hotelkamer en in de EHBO-kamer, terwijl er ongeveer 400 gasten aanwezig waren. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk brand heeft gesticht, wat resulteerde in een taakstraf van 120 uur en 436 dagen jeugddetentie, waarvan 360 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast moet de verdachte een schadevergoeding van 25.000 euro betalen aan de benadeelde partij, het hotel/uitgaanscentrum. De rechtbank paste het adolescentenstrafrecht toe, gezien de leeftijd en ontwikkelingsleeftijd van de verdachte. De officier van justitie had een hogere straf geëist, maar de rechtbank oordeelde dat de ernst van de feiten niet voldoende was om de gevorderde straf op te leggen. De verdachte had spijt betuigd en was bereid om hulp te zoeken voor zijn problemen. De rechtbank concludeerde dat er geen bewijs was voor levensgevaar voor de aanwezigen, wat leidde tot vrijspraak van dat deel van de tenlastelegging.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08/770188-17
Datum vonnis: 5 juni 2018
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1995 in [geboorteplaats] ,
wonende in [woonplaats] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 23 oktober 2017 en 22 mei 2018.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. G.R.G. Nijpels en van hetgeen door verdachte en de raadsvrouw mr. M. Rijs, advocaat te Enschede, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er primair op neer dat verdachte opzettelijk brand heeft gesticht in het [hotel/uitgaanscentrum] en subsidiair, dat aan zijn schuld te wijten is dat er brand is ontstaan in het [hotel/uitgaanscentrum] .
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op een of meerdere tijdstippen op of omstreeks 22 juni 2017 te Almelo
opzettelijk brand heeft gesticht in [hotel/uitgaanscentrum] (hotel/uitgaansgelegenheid)
door
- in de EHBO ruimte open vuur in aanraking te brengen met een emmer met
brandbare inhoud en/of bakjes met brandbare inhoud en/of een brandbare stof
en/of
- in de hotelkamer met nummer 1212 open vuur in aanraking te brengen met een
matras en/of een kussen en/of een stoel en/of een bus deodorant en/of een
kastje en/of ander meubilair of brandbare stof aanwezig in kamer 1212,
althans (telkens) met een brandbare stof, ten gevolge waarvan de EHBO ruimte
en/of hotelkamer 1212 en/of hotel/uitgaansgelegenheid [hotel/uitgaanscentrum] geheel of
gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan,
en daarvan gemeen gevaar voor de EHBO ruimte en/of de daarin aanwezige
inboedel en/of hotelkamer 1212 en/of de daarin aanwezige inboedel en/of
[hotel/uitgaanscentrum] , in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of
levensgevaar voor alle aanwezigen (personeel en/of gasten) in [hotel/uitgaanscentrum] ,
in elk geval levensgevaar voor een ander of anderen en/of
gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor alle aanwezigen (personeel en/of
gasten) in [hotel/uitgaanscentrum] , in elk geval gevaar voor zwaar lichamelijk letsel
voor een ander of anderen te duchten was;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op een of meerdere tijdstippen op of omstreeks 22 juni 2017 te Almelo,
grovelijk, althans aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend en/of
onachtzaam in [hotel/uitgaanscentrum] (hotel/uitgaansgelegenheid)
- in de EHBO ruimte open vuur in aanraking heeft gebracht met een emmer met
brandbare inhoud en/of bakjes met brandbare inhoud en/of een brandbare stof
en/of
- in de hotelkamer met nummer 1212 open vuur in aanraking heeft gebracht met
een
matras en/of een kussen en/of een stoel en/of een bus deodorant en/of een
kastje en/of ander meubilair of brandbare stof aanwezig in kamer 1212,
ten gevolge waarvan het aan zijn schuld te wijten is geweest, dat de EHBO
ruimte en/of hotelkamer 1212 en/of hotel/uitgaansgelegenheid [hotel/uitgaanscentrum]
geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval dat er brand is ontstaan,
en daarvan gemeen gevaar voor de EHBO ruimte en/of de daarin aanwezige
inboedel en/of hotelkamer 1212 en/of de daarin aanwezige inboedel en/of
[hotel/uitgaanscentrum] , in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of
levensgevaar voor alle aanwezigen (personeel en/of gasten) in [hotel/uitgaanscentrum] ,
in elk geval levensgevaar voor een ander of anderen en/of
gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor alle aanwezigen (personeel en/of
gasten) in [hotel/uitgaanscentrum] , in elk geval gevaar voor zwaar lichamelijk letsel
voor een ander of anderen te duchten was.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat de primair tenlastegelegde feiten bewezen kunnen worden verklaard. Uit het rapport van het brandtechnisch onderzoek van het Nederlands Forensisch Instituut blijkt dat in beide ruimtes een elektrische of mechanische brandoorzaak kan worden uitgesloten. De branden zijn dus ontstaan door menselijk toedoen. Verdachte was als enige in beide ruimtes aanwezig. Uit de camerabeelden blijkt dat verdachte alleen naar de hoek loopt waar de EHBO-ruimte zich bevindt. De eerstvolgende persoon die wordt waargenomen is de medewerker die alarm slaat. Verdachte is ook de enige geweest die in de hotelkamer aanwezig was rond de brand. Dat blijkt uit de gegevens van het gebruik van de sleutelpassen. Verdachte verklaart ten aanzien van de EHBO-ruimte dat hij alleen wilde kijken wat er was, maar uit het brandtechnisch onderzoek van het NFI blijkt dat de aansteker enkele seconden tegen de bakjes moet zijn aangehouden, anders hadden deze geen vlam gevat. In ieder geval had verdachte voorwaardelijk opzet op het ontstaan van de brand. Verdachte heeft zich er niet van vergewist of de vlam vanzelf zou doven.
Ten aanzien van de brand in de hotelkamer verklaart verdachte dat hij een sigaret heeft uitgedrukt, toen hij zich realiseerde dat hij daar niet mocht roken. Uit het brandtechnisch onderzoek blijkt dat dit niet de oorzaak kan zijn geweest, daarin staat namelijk dat het minimaal tien minuten duurt voordat door een smeulende sigarettenpeuk een vlammende brand ontstaat. Er zat maar vijf minuten tussen het moment dat verdachte in de kamer was en dat de medewerker de deur opende na het brandalarm. Verdachte heeft bovendien verklaard dat hij de sigaret heeft uitgemaakt. Er is dus geen ander scenario denkbaar dan dat verdachte de brand heeft aangestoken en dat dit opzettelijk moet zijn geweest.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte van het primair tenlastegelegde feit dient te worden vrijgesproken. Daarvoor is opzet vereist en daarvoor ontbreekt het bewijs.
Als de EHBO-kamer donker was, zoals verdachte verklaart, was het nodig om licht bij te schijnen. Ten aanzien van de brand in de kamer is het niet bekend waar het uitgemaakte gedeelte van de sigaret terecht is gekomen, maar verdachte heeft bij de psycholoog wel verklaard dat hij op de rand van het bed zat.
Verder is er sprake van een onzorgvuldig onderzoek. Van verdachte is kort na de ontruiming een foto gemaakt, maar het is onduidelijk op grond van welke bevoegdheid die foto is gemaakt. Daarnaast verklaart verbalisant [verbalisant] dat hij met een persoon van de brandweer naar de EHBO-ruimte is gegaan, maar de schouwbevoegdheid van artikel 151 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) is voorbehouden aan de (hulp)officier van justitie. Het is niet duidelijk of deze verbalisant bevoegd was om te schouwen.
Het is ook onzorgvuldig dat de situatie in de EHBO-ruimte niet onaangeroerd is gebleven. Kennelijk is een emmer verplaatst. Het is ook onduidelijk wat er heeft gebrand in de EHBO-ruimte. De getuige [getuige 1] heeft het over kartonnen bakjes, de getuige [getuige 2] over witte plastic bakjes en in een ander proces-verbaal wordt gesproken over een emmer. Bovendien tast dit de betrouwbaarheid van de waarnemingen van de getuigen aan.
Ten aanzien van de hotelkamer is sprake van suggestieve vragen en opmerkingen door verbalisanten, voor wat betreft van de positie van de stoel en het gebruik van de deodorantspuitbus als vlammenwerper. Er is ook sprake geweest van de achteraf onjuiste constatering dat de deur open stond. In het brandsporenonderzoek is verder gesteld dat er in de omgeving van de aangetroffen brandhaarden geen elektrische aansluitingen zijn aangetroffen, terwijl daar later een nuance op moest worden gemaakt. Verder is onduidelijk wat de oorzaak is geweest van de brand. De tijden van de camerabeelden en het brandalarm komen ook niet overeen.
Ten slotte blijkt uit de conclusie van het brandtechnisch onderzoek van het NFI dat de verklaring van de verdachte ten aanzien van de sigaret wel juist kan zijn. Er moet sprake zijn geweest van een ongelukkige samenloop van omstandigheden. In dat geval is geen sprake van opzet, zoals blijkt uit het arrest van het Gerechtshof Den Haag van 1 maart 2013 (ECLI:NL:GHDHA:BZ2763). Daarmee kan hooguit tot een bewezenverklaring worden gekomen van de subsidiaire culpoze brandstichting.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt, gelet op de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting, in eerste instantie het volgende vast. [1]
Zoals verdachte heeft verklaard, heeft hij rond drie uur in de middag van 22 juni 2017 ingecheckt bij [hotel/uitgaanscentrum] te Almelo, waar hij was vanwege een bedrijfsuitje. Verdachte en zijn collega [naam 1] kregen de kamer met nummer 1212. Zij kregen allebei een sleutelpas van de kamer. Het is niet in geding dat verdachte de sleutelpas kreeg met nummer 2428 [2] , zodat de rechtbank dat aanneemt als vaststaand feit. Verder heeft verdachte verklaard dat hij zijn eigen pas telkens bij zich heeft gehad. [3]
Na het inchecken heeft verdachte op het terras gezeten, gezwommen en gegeten. Na het eten is verdachte naar de indoor kermis gegaan, waarna hij is gaan bowlen en vervolgens naar de karaokebar is gegaan. Op een gegeven moment heeft hij de karaokebar verlaten en is hij de gang van het hotel ingelopen, met een collega, [naam 2] . [4] Ter terechtzitting verklaart verdachte dat hij de gang opliep omdat hij, samen met de collega, op zoek ging naar hun docent. [5] In de gang heeft hij de deur van de EHBO-ruimte geopend en heeft hij in die kamer met een brandende aansteker in zijn hand rondgekeken. Hij verklaart dat hij iets zag dat hij niet thuis kon brengen en dat hij dat heeft aangewezen met zijn aansteker. Verdachte verklaart dan dat hij op een gegeven moment constateert dat zijn aansteker een zwarte veeg veroorzaakt op materiaal dat zich in de EHBO-ruimte bevindt. [6] Verdachte heeft verder verklaard dat hij zijn aansteker heeft gebruikt om licht te maken, dus dat het wel donker zal zijn geweest in de EHBO-ruimte. [7] Hij verklaart tijdens de terechtzitting dat hij maar enkele seconden in de EHBO-ruimte is geweest. [8] Bij gelegenheid van de behandeling van de vordering gevangenhouding lijkt verdachte een andere verklaring te geven voor de brand in de EHBO-ruimte: hij verklaart dan dat hij spijt heeft dat hij met een aansteker heeft zitten spelen. [9]
Nadat hij de EHBO-ruimte heeft verlaten gaat hij naar zijn kamer op nummer 1212, om zich op te frissen. Hij gaat daar alleen en met zijn eigen sleutelpas naar binnen. Hij doet deodorant op en parfum. Hij steekt een sigaret op, maar bedenkt zich direct dat hij niet mag roken op de kamer. Hij maakt de sigaret tussen zijn vingers uit en neemt de rest van de sigaret mee, die hij direct buiten oprookt. Vervolgens wil verdachte terug naar de karaokebar en loopt hij langs de balie, waar hij het brandalarm hoort afgaan. Buiten gekomen hoort verdachte dat er brand was ontstaan in zijn kamer nummer 1212. [10]
Dat er brand is ontstaan in kamer 1212 en in de EHBO-ruimte, is ook niet weersproken door de verdediging. Voor wat betreft de hotelkamer is vastgesteld dat de brand is ontstaan tussen het nachtkastje en het bed [11] en op de foto’s in het dossier is een brandhaard te zien in de linkerbovenhoek van het bed, dat zich heeft verspreid tot boven het hoofdeinde. Verder is te zien dat het kozijn uit de muur is gesprongen en dat er een stoel is met een brandplek op de rugleuning. [12]
Op 23 juni 2017 doet [naam 3] aangifte van brandstichting. Hij verklaart ook dat de kamer waar er brand is geweest, was verhuurd aan verdachte en een collega van verdachte. Er was sprake van rookontwikkeling in de gang van de hotelkamer. De gangen hebben branddeuren, dus de rook heeft zich niet verder verspreid. Verder verklaart hij dat er op het moment van de brand ongeveer 400 gasten en 75 personeelsleden aanwezig waren. De gasten zijn allemaal geëvacueerd. [13]
De rechtbank oordeelt verder als volgt.
- 359a Sv-verweer
De verdediging heeft gesteld dat sprake is van onzorgvuldigheden ten aanzien van de foto die van verdachte is gemaakt en ten aanzien van verbalisant die in de EHBO-ruimte is gaan kijken. Verder heeft de verdediging gesteld dat de verbalisanten suggestieve vragen hebben gesteld ten aanzien van het gebruik van een deodorantspuitbus als vlammenwerper, en voor wat betreft de positie van de stoel en of de deur naar de hotelkamer al dan niet open stond. De rechtbank begrijpt dat de verdediging hiermee bedoelt te stellen dat sprake is van vormverzuimen in het vooronderzoek in de zin van artikel 359a Sv. De rechtbank kan echter in beide gevallen niet vaststellen welke rechtsregels zouden zijn geschonden en de raadsvrouw heeft ook niet gesteld welk belang van de verdachte is geschaad. De rechtbank zal dit verweer daarom passeren.
- de brand in de EHBO-ruimte
De verdediging heeft gesteld dat niet duidelijk was wat vlam heeft gevat in de EHBO-ruimte en dat de locatie niet onaangeroerd is gebleven. De rechtbank vat deze stellingen op als een bewijsverweer en oordeelt als volgt.
Uit de foto’s bij het proces-verbaal van (brand)sporenonderzoek blijkt dat een stapel witte bakjes vlam heeft gevat [14] . Uit het aanvullend proces-verbaal van 3 april 2018 blijkt ook dat het ging om een stapel witte plastic bakjes. [15] Uit het proces-verbaal van bevindingen van 23 juni 2017 blijkt dat verbalisant [verbalisant] de bakjes heeft teruggeplaatst van de receptie naar de EHBO-ruimte. [16] Deze verbalisant heeft de bakjes in handen gehad en spreekt over weggesmolten plastic bakjes. Er is geen reden om aan zijn verklaring te twijfelen. Het verweer dat onbekend is wat er vlam heeft gevat, slaagt dus niet. Dat in één proces-verbaal wordt gesproken over een gesmolten emmer, overigens door een persoon die de emmer zelf niet heeft gezien, en dat een andere getuige spreekt over kartonnen bakjes doet daar niet aan af.
Het klopt dat de locatie niet onaangeroerd is gebleven. Uit hetzelfde proces-verbaal van bevindingen van 23 juni 2017 blijkt namelijk dat een medewerker van het hotel de bakjes heeft meegenomen naar de receptie voor politieonderzoek. Verbalisant [verbalisant] heeft op verzoek van de hulpofficier van justitie de bakjes teruggezet in de EHBO-ruimte op de plaats waar deze tijdens de brand hebben gestaan. [17] Dat dit ook feitelijk juist is blijkt uit dezelfde foto als waar hierboven naar is verwezen: op deze foto is te zien dat er brandschade is aan de plank waar de bakjes op staan. Deze brandschade sluit exact aan op de brandschade van de bakjes. De rechtbank heeft daarom geen reden om er aan te twijfelen dat dit de plek was waar de witte plastic bakjes stonden tijdens de brand. Ook dit verweer slaagt daarom niet.
Dan komt de rechtbank toe aan de vraag of de brand in de EHBO-ruimte is ontstaan door al dan niet opzettelijk handelen of nalaten van verdachte.
Uit het rapport van 7 mei 2018 van het brandtechnisch onderzoek van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) blijkt dat de plastic bakjes hebben gebrand. Het NFI beschikte over één van de plastic bakjes uit de EHBO-ruimte en heeft een proef uitgevoerd op een stapel bakjes die identiek waren. Het NFI heeft onderzocht of en hoe de bakjes vlam konden vatten, als er een aansteker bij werd gehouden. Het NFI kwam tot de conclusie dat als de bakjes op deze plek stonden (10 cm van de rand), de enige mogelijke manier waarop ze vlam konden vatten was, als de aansteker in horizontale positie in de hand werd gehouden en de vlam tegen een bakje aan werd gehouden. Het duurde minimaal 4 seconden voordat het materiaal ontstak. [18]
Verdachte heeft verklaard dat hij in de EHBO-ruimte iets zag dat hij wilde aanwijzen aan zijn collega en dat hij dat deed met zijn aansteker. Verdachte heeft ook verklaard dat hij met zijn collega op zoek was naar hun docent en dat hij daarom in de EHBO-ruimte keek en licht maakte met zijn aansteker.
De rechtbank vindt deze verklaringen van verdachte niet geloofwaardig, of in elk geval onvolledig, gelet op de uitkomsten van het brandtechnisch onderzoek van het NFI en de locatie van de bakjes in de ruimte. Uit de foto’s in het dossier maakt de rechtbank op dat de deur naar de EHBO-ruimte naar binnen toe opengaat. De bakjes bevonden zich achter de deur en stonden op heuphoogte op de plank. [19] Verdachte moet dus de ruimte zijn binnengegaan en vervolgens om de deur zijn heengelopen en deze weer min of meer hebben gesloten om bij de bakjes te komen. Verder moet verdachte zijn aansteker bewust gedurende enige tijd tegen de bakjes aan hebben gebracht. Het staat namelijk vast dat de bakjes vlam hebben gevat en dat kan alleen als de aanstekervlam er minstens 4 seconden tegenaan is gehouden. Bovendien moet de aansteker daarvoor in horizontale positie zijn vastgehouden, met zijn hand direct boven de plank; dat is geen gebruikelijke manier om een aansteker vast te houden om iets aan te wijzen of bij te lichten – als de rechtbank er al van uit zou gaan dat het licht in de kamer uit was. Verdachte heeft bovendien tijdens de behandeling van de vordering gevangenhouding gezegd dat het hem spijt dat hij met zijn aansteker heeft zitten spelen. [20] Gelet op deze omstandigheden, is de rechtbank van oordeel dat geen ander scenario denkbaar is dan dat verdachte opzettelijk de bakjes in de EHBO-ruimte in brand heeft gestoken.
- de brand in hotelkamer 1212
De verdediging heeft gesteld dat het niet bekend is hoe de brand in de hotelkamer is ontstaan. Dat klopt; het rapport van het NFI en het proces-verbaal van bevindingen van het sporenonderzoek zeggen beide niet hoe de brand is ontstaan. Uit dat laatste proces-verbaal – in combinatie met het aanvullende proces-verbaal van bevindingen – blijkt wel dat het wordt uitgesloten dat de brand is ontstaan door een technische mankement of een spontane ontbranding. Er waren wel elektrische aansluitingen, maar er zijn geen technische mankementen aangetroffen aan of delen of restanten van elektrische apparatuur die de brand konden veroorzaken. [21] Dit laatste is een aanvulling op het eerdere proces-verbaal van 26 juni 2017, maar dat kan volgens de rechtbank op zichzelf niet afdoen aan de juistheid daarvan.
Uit het rapport van het NFI blijkt verder dat het zeer onwaarschijnlijk is dat door een smeulende sigarettenpeuk binnen tien minuten een vlammende brand ontstaat.
Uit de lijst van momenten waarop kamer 1212 is betreden met een sleutelpas, blijkt dat verdachte maximaal vijf minuten in de kamer is geweest. Volgens deze lijst wordt kamer 1212 om 22.00 uur betreden met de sleutelpas met het nummer 2428, de pas die werd gebruikt door verdachte. Volgens de lijst wordt de kamerdeur vervolgens om 22.05 uur geopend door de floormanager, [floormanager] . [22] De floormanager verklaart zelf dat hij de kamer binnenging na een brandmelding in die kamer. [23] De rechtbank trekt hieruit de conclusie dat de brand ook niet kan zijn ontstaan door de eventueel nog smeulende sigarettenpeuk van verdachte; daarvoor is verdachte te kort in de kamer geweest en is de brand te snel ontstaan.
De verdediging heeft nog gesteld dat de tijden van de camerabeelden niet kloppen met de tijden van het brandalarm. De rechtbank begrijpt dit als een bewijsverweer. Dit doet niet af aan de omstandigheid dat verdachte maximaal vijf minuten in de hotelkamer kan zijn geweest. En hoewel de juistheid van de tijden op de lijst van gebruik van de sleutelpassen niet is gecontroleerd, passen deze tijden wel bij de verklaring van getuige [getuige 3] (een beveiliger in het hotel), die verklaart dat hij om 21.55 de poort van het hotel kwam binnenrijden en kort daarna de brand in de EHBO-ruimte ontdekte. [24] [floormanager] verklaart verder dat hij nog geen minuut na het blussen van de brand in de EHBO-ruimte de brandmelding in kamer 1212 ontving. [25] De rechtbank heeft dan ook geen reden om te twijfelen aan de tijdlijn zoals geschetst, waarmee ook dit verweer niet slaagt.
Zoals gezegd moet een technische oorzaak of een spontane ontbranding als oorzaak worden uitgesloten. En zojuist heeft de rechtbank vastgesteld dat de brand ook niet kan zijn veroorzaakt doordat verdachte een sigaret niet goed heeft uitgemaakt. Verder staat het vast dat een vlammende brand is ontstaan terwijl of zeer kort nadat verdachte de kamer heeft verlaten. De rechtbank is van oordeel dat daarmee de enige mogelijkheid is dat verdachte de brand aan het bed heeft veroorzaakt. Verdachte verklaart ook zelf dat hij op het bed heeft gezeten. [26] Ook blijkt uit de verklaring van verdachte dat hij op enig moment een aansteker in zijn hand heeft gehad. Verdachte moet daarbij een aansteker of een ander vlammend voorwerp hebben gebruikt om de brand te doen ontstaan aan het bed of het kussen, of een brandbaar voorwerp dat zich daar bevond. De rechtbank betrekt hier ook bij dat zij hierboven heeft vastgesteld dat verdachte zeer kort daarvoor zijn aansteker nog bewust tegen de plastic bakjes in de EHBO-ruimte heeft gehouden, die vlam hebben gevat Bovendien had verdachte naar eigen zeggen ook behoorlijk wat gedronken. De rechtbank is van oordeel dat de bijdrage van verdachte aan het ontstaan van de brand daarom dusdanig is geweest dat hij in ieder geval bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat er brand zou ontstaan. Daarmee is in ieder geval sprake van voorwaardelijk opzet op de brandstichting in kamer 1212.
- het gevaar dat was te duchten
De rechtbank is van oordeel dat het dossier onvoldoende bewijs bevat dat personen in levensgevaar hebben verkeerd, of dat er gevaar was voor zwaar lichamelijk letsel bij de aanwezigen of bij anderen. Het dossier bevat geen informatie over de wijze waarop de brand zich had kunnen verspreiden en bevat ook geen medische informatie over geconstateerd letsel. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van dit deel van de tenlastelegging.
Uit het dossier, en dan met name de foto’s, blijkt wel dat er gemeengevaar was voor goederen, namelijk het [hotel/uitgaanscentrum] . De brand heeft schade aangericht in de hotelkamer 1212 en er hebben bakjes in brand gestaan in de EHBO-ruimte [27] , die door adequaat optreden van de medewerkers snel zijn geblust. Er was verder sprake van rookontwikkeling in de gang van de hotelkamer. [28]
- conclusie
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte de primair tenlastegelegde feiten, namelijk het opzettelijk brand stichten met gevaar voor goederen, meermaals gepleegd, heeft begaan.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat:
hij op 22 juni 2017 te Almelo opzettelijk brand heeft gesticht in [hotel/uitgaanscentrum] (hotel/uitgaansgelegenheid)
door
- in de EHBO ruimte open vuur in aanraking te brengen met bakjes en
- in de hotelkamer met nummer 1212 open vuur in aanraking te brengen met een
matras of een kussen of een brandbare stof aanwezig in kamer 1212,
ten gevolge waarvan de EHBO ruimte en hotelkamer 1212 gedeeltelijk zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan,
en daarvan gemeen gevaar voor de EHBO ruimte en de daarin aanwezige
inboedel en hotelkamer 1212 en de daarin aanwezige inboedel en
[hotel/uitgaanscentrum] , in elk geval gemeen gevaar voor goederen in [hotel/uitgaanscentrum] te duchten was.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte primair meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 157 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
het misdrijf:opzettelijke brandstichting met gevaar voor goederen, meermalen gepleegd.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier heeft gevorderd dat verdachte, met toepassing van het adolescentenstrafrecht, wordt veroordeeld tot een taakstaf van 200 uren, te vervangen door 100 dagen jeugddetentie en een jeugddetentie voor de duur van 436 dagen, waarvan 360 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, met aftrek van het voorarrest en met oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals vermeld in de reclasseringsrapportage van 28 augustus 2017.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft toepassing van het adolescentenstrafrecht bepleit en bij een veroordeling van het subsidiair tenlastegelegde verzocht de op te leggen straf gelijk te laten zijn aan de tijd die verdachte heeft doorgebracht in voorlopige hechtenis. De verdediging heeft er daarbij op gewezen dat verdachte een blanco strafblad heeft. Hij is ook zijn baan kwijtgeraakt door wat er is gebeurd. Hij heeft spijt en wil hulp zoeken. Hij lijdt bovendien onder de onzekerheid van het strafrechtelijk onderzoek en ervaart de zitting ook als erg stressvol.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
-
toepassing van het adolescentenstrafrecht (artikel 77c Sr)
Verdachte was ten tijde van het bewezen verklaarde feit 22 jaar oud. Het pro justitia rapport van de psycholoog B.Y van Toorn van 25 augustus 2017 vermeldt dat verdachte een ontwikkelingsleeftijd heeft van tussen de 13 en de 17 jaar. Verdachte maakt weliswaar een jongvolwassen indruk, maar is in zijn ontwikkelingsleeftijd dus aanzienlijk jonger. De psycholoog adviseert daarom tot toepassing van het adolescentenstrafrecht. De reclassering neemt dat advies over, gelet op het reclasseringsrapport van 28 augustus 2017.
De rechtbank zal in overeenstemming met de rapportages, de vordering van de officier van justitie en het verzoek van de raadsvrouw, ten aanzien van verdachte het adolescentenstrafrecht toepassen. Daarvoor vindt de rechtbank met name grond in de persoonlijkheid van de verdachte, zoals deze in de rapportages is omschreven.
- de straf of maatregel
Het feit waarvoor verdachte is veroordeeld is zonder meer ernstig. Hij heeft tweemaal brand gesticht in een hotel. Daar waren 400 gasten aanwezig, aan wiens gezellige avond abrupt een einde is gekomen door de brandmelding en de daaropvolgende evacuatie. Onder de gasten bevonden zich bovendien kleine kinderen, ouderen en hulpbehoevenden. Uit het dossier blijkt dat sommige gasten ook bang zijn geweest. Verder is uit het dossier gebleken dat het hotel schade heeft geleden.
De rechtbank vindt daarom jeugddetentie voor de duur van 436 dagen, waarvan 360 dagen voorwaardelijk passend en geboden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, met een proeftijd van twee jaar en met de voorwaarden zoals vermeld in het reclasseringsrapport, namelijk en meldplicht en een verplichting zich ambulant te laten behandelen. Dat betekent dat het onvoorwaardelijk gedeelte van de vrijheidsstraf gelijk is aan de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Voor wat betreft de laatste bijzondere voorwaarde merkt de rechtbank op dat psycholoog Van Toorn in het pro justitia rapport niet zozeer (enkel) behandeling voor de verslaving lijkt te adviseren, maar (ook) behandeling gericht op het zelfbeeld en de ADHD van verdachte. De rechtbank zal die voorwaarde daarom niet beperken tot behandeling voor de gokverslaving, zoals in het reclasseringsrapport staat.
Verder legt de rechtbank verdachte een werkstraf op van 120 uur, te vervangen door 60 dagen jeugddetentie. Deze werkstraf is lager dan geëist door de officier, maar de officier van justitie hield bij de eis ook rekening met de omstandigheid dat door de brand levensgevaar was te duchten. De rechtbank vindt dat niet bewezen en komt daarom tot een lagere straf.

8.De schade van benadeelden

8.1
De vordering van de benadeelde partij
[hotel/uitgaanscentrum] BV heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 25.000,--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. De gevorderde materiële schade betreft het eigen risico voor de verzekering.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorering van de benadeelde partij tot het gevorderde bedrag van € 25.000,-- dient te worden toegewezen.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat vanwege de bepleite vrijspraak niet aan de vordering van de benadeeld partij kan worden toegekomen. Bovendien is de vordering niet van eenvoudige aard, zodat deze niet thuishoort in de onderhavige strafzaak. Op grond van vorenstaande verzoekt de raadsvrouw de vordering niet ontvankelijk te verklaren dan wel deze af te wijzen.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
De vordering heeft betrekking op de primair tenlastegelegde feiten en de rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte dat feit heeft begaan. Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door de brandstichting rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De opgevoerde schadepost is onvoldoende betwist, behalve door de stelling dat deze niet eenvoudig van aard zou zijn. Dat volgt de rechtbank niet. De benadeelde partij heeft haar vordering onderbouwd met facturen die zien op het herstel van de schade. Verder heeft zij overgelegd een kopie van de verzekeringspolis, waaruit blijkt dat het eigen risico €25.000,-- is. Uit de facturen en de schadeopstelling blijkt dat de schade veel hoger is dan dit eigen risico. De rechtbank zal het gevorderde daarom in zijn geheel toewijzen, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd.
8.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht (mede) aansprakelijk is voor de schade die door het feit is toegebracht.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14d en 77a, 77g, 77k, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
het misdrijf: opzettelijke brandstichting met gevaar voor goederen, meermalen gepleegd
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot
jeugddetentievoor de duur van
436 (vierhonderdzesendertig) dagen;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
360 (driehonderdzestig) dagen niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte voor het einde van de
proeftijd van twee jarende navolgende voorwaarde(n) niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardendat verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte:
- zich gedurende de proeftijd meldt bij Verslavingsreclassering Noord-
Nederland op het volgende adres; Canadalaan 1 te Groningen, op de door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zo lang deze instelling dat nodig acht;
- zich ambulant laat behandelen bij de Verslavingszorg Noord Nederland (VNN) of een andere behandelinstelling, ter beoordeling van de reclassering, indien en zo lang als de reclassering dit noodzakelijk acht. Verdachte zal zich dan houden aan de regels die door of namens de leiding van de polikliniek zullen worden gegeven;
- draagt deze reclasseringsinstelling op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de jeugddetentie geheel in mindering zal worden gebracht;
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
120 (honderdtwintig uren ) uren;
- beveelt, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende jeugddetentiezal worden toegepast voor de duur van
60 dagen;
schadevergoeding
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [hotel/uitgaanscentrum] BV van een bedrag van € 25.000,-- (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 juni 2017);
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van het bewezenverklaarde feit tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 25.000,--,te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 juni 2017 ten behoeve van de benadeelde, met bevel, voor het geval dat volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat vervangende hechtenis voor de duur van 160 dagen zal worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
opheffing bevel voorlopige hechtenis
- heft het bevel tot voorlopige hechtenis op met ingang van heden;
Dit vonnis is gewezen door mr. M.I. van Meel, voorzitter, mr. F.H.W. Teekman en
mr. F.C. Berg, rechters, in tegenwoordigheid van P.G.M. Klaassen, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 5 juni 2018.
Mr. Berg is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland met nummer 2017001469. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 90
3.Proces-verbaal van het verhandelde tijdens de terechtzitting van 22 mei 2018
4.Proces-verbaal van verhoor van de verdachte van 25 juni 2017, blz. 63
5.Proces-verbaal van het verhandelde tijdens de terechtzitting van 22 mei 2018
6.Proces-verbaal van verhoor van de verdachte van 25 juni 2017, blz. 63
7.Proces-verbaal van verhoor van de verdachte van 30 juni 2017, blz. 75
8.Proces-verbaal van het verhandelde tijdens de terechtzitting van 22 mei 2018
9.Proces-verbaal van het verhandelde tijdens de terechtzitting van 22 mei 2018
10.Proces-verbaal van verhoor van de verdachte van 25 juni 2017, blz. 65
11.Aanvullend proces-verbaal van brandsporenonderzoek van 29 september 2017 met nummer 2017287544 – 25, opgemaakt in de wettelijke vorm, door de daartoe bevoegde personen, blz. 2
12.Proces-verbaal van sporenonderzoek en de fotobijlage, blz. 122-132
13.Proces-verbaal van aangifte van aangifte van 23 juni 20178, blz. 139-141
14.Zie het proces-verbaal sporenonderzoek van 26 juni 2017, blz. 138.
15.Aanvullend proces-verbaal van 3 april 2018, regiopolitie Oost-Nederland met nummer PL0600-2017287544-63, opgemaakt door verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] .
16.Zie het proces-verbaal van bevindingen van 23 juni 2017, blz. 86
17.Zie het proces-verbaal van bevindingen van 23 juni 2017, blz. 86
18.Zie het conceptrapport van 7 mei 2018 van het NFI van het brandtechnisch onderzoek naar aanleiding van brand in hotel [hotel/uitgaanscentrum] in Almelo, blz. 10,11 en 13.
19.Zie de fotobijlage bij het proces-verbaal sporenonderzoek van 26 juni 2017, blz. 136 en 137
20.Proces-verbaal strafraadkamer 5 juli 2017
21.Proces-verbaal sporenonderzoek van 26 juni 2017, blz. 113 en het (losse) aanvullend proces-verbaal brandsporenonderzoek van 29 september 2017, blz. 2
22.Proces-verbaal van bevindingen van 1 juli 2017, met bijlage, blz. 90 en 91
23.Proces-verbaal van verhoor getuige [floormanager] van 26 juni 2017, blz. 159
24.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] van 24 juni 2017, blz. 151
25.Proces-verbaal van verhoor getuige [floormanager] van 26 juni 2017, blz. 159
26.Proces-verbaal van het verhandelde tijdens de terechtzitting van 22 mei 2018
27.Proces-verbaal sporenonderzoek van 26 juni 207, blz. 122-130 en blz. 138
28.Proces-verbaal van bevindingen van 24 juni 2017, bl. 83