4.3Het oordeel van de rechtbank
Op 9 november 2017 heeft in de woning van verdachte gelegen aan de [adres 2] te Deventer een doorzoeking ter inbeslagneming plaatsgevonden. Tijdens deze doorzoeking zijn in de slaapkamer meerdere dozen en zakken aangetroffen met daarin een zeer groot aantal pillen in verschillende kleuren en vormen. Daarnaast zijn in de woonkamer de volgende goederen aangetroffen:
- op het dressoir een geel bakje met daarin een witte substantie;
- in de wandkast een drietal op elkaar gestapelde bordjes met op elk bordje een witte substantie;
- een plastic emmer met daarin 218 wikkels wit poeder (op een niet aangeduide plek).
Voormelde goederen zijn in beslag genomen en voor onderzoek overgedragen aan het team Forensische Opsporing van de politie eenheid Oost-Nederland.
Tijdens het aldaar uitgevoerde onderzoek werd van de aangeboden hoeveelheid stoffen een monster genomen waarna indicatieve tests werden uitgevoerd. Deze tests waren positief op onder meer XTC, heroïne, cocaïne en 2C-B.
Vervolgens is een deel van de monsters door het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) onderzocht.
Deze monsters bleken na onderzoek verdovende middelen te bevatten, te weten: 37.900 pillen MDMA, 1515,15 gram heroïne, 281,9 gram cocaïne en 2900 pillen 2C-B.
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat zij niet wist hoe lang deze dozen in haar woning lagen en dat zij dacht dat hier snoep in zat.
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat haar zoon [naam] en een aantal andere personen deze dozen naar haar woning hebben gebracht met het verzoek deze dozen te bewaren. Dit was ongeveer 14 dagen voordat zij op 9 november 2017 werd aangehouden.
De dozen zaten toen dicht getapet en verdachte heeft de dozen in ontvangst genomen zonder te vragen wat hier in zat, naar eigen zeggen uit vertrouwen. Drie of vier dagen later kwamen de personen terug. Zij hebben de dozen geopend, de daarin aanwezige pillen herpakt en in de woonkamer ook drugs in envelopjes gevouwen. Vanaf dat moment wist verdachte dat drugs in de dozen aanwezig waren.
Gelet op het voorgaande is ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde feit, voor wat betreft het aanwezig hebben van XTC, heroïne, cocaïne en 2C-B in de tenlastegelegde periode sprake van een bekennende verdachte in de zin van artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank zal daarom in de bijlage volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen die tot de bewezenverklaring hebben geleid.
De rechtbank volgt de officier van justitie in zijn standpunt dat in de dossierstukken onvoldoende bewijs aanwezig is dat verdachte de tenlastegelegde verdovende middelen heeft bereid, verwerkt, verkocht, afgeleverd, verstrekt of vervoerd. Concrete aanknopingspunten dat haar betrokkenheid verder gaat dan dat zij gedurende een korte periode heeft toegelaten dat er harddrugs in haar woning aanwezig waren, zijn in het dossier onvoldoende aanwezig.
De rechtbank zal verdachte daarom van deze onderdelen van de tenlastelegging vrijspreken.
De rechtbank acht evenmin bewezen wat aan verdachte onder 2 is ten laste gelegd, zodat zij haar ook daarvan zal vrijspreken.