ECLI:NL:RBOVE:2018:1866

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
31 mei 2018
Publicatiedatum
31 mei 2018
Zaaknummer
08/760038-16
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tenuitvoerlegging van voorwaardelijke gevangenisstraf na overtreding van voorwaarden

Op 31 mei 2018 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in de zaak van een veroordeelde die zijn voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf niet heeft nageleefd. De veroordeelde, geboren in 1992 en momenteel gedetineerd in de PI Heerhugowaard, had eerder een gevangenisstraf van 643 dagen gekregen, waarvan 365 dagen voorwaardelijk. De proeftijd was ingegaan op 3 april 2017 en de bijzondere voorwaarden omvatten onder andere behandeling voor zijn gokverslaving en psychiatrische problematiek. De officier van justitie diende op 18 januari 2018 een vordering in tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf, die op 17 mei 2018 werd behandeld. Tijdens de zitting werd de verdediging bijgestaan door mr. J. van Weers, die aanvoerde dat de veroordeelde niet volledig verantwoordelijk was voor het niet naleven van de voorwaarden, gezien zijn niet-aangeboren hersenletsel en impulsdoorbraken. De rechtbank heeft kennisgenomen van verschillende reclasseringsadviezen en de omstandigheden van de veroordeelde, waaronder zijn eerdere opname in forensische instellingen en het gebrek aan behandeling voor zijn gokverslaving. De rechtbank oordeelde dat de vordering tot tenuitvoerlegging gegrond was, gezien de herhaalde overtredingen van de voorwaarden door de veroordeelde. Uiteindelijk werd besloten om de tenuitvoerlegging van 270 dagen gevangenisstraf te gelasten, waarbij de eerder opgelegde bijzondere voorwaarden werden opgeheven. De beslissing werd genomen door een meervoudige kamer, bestaande uit mr. S. Taalman als voorzitter en mrs. W.F. Boele en H.R. Schimmel als rechters, in aanwezigheid van griffier I. Potgieter.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Zittingsplaats Zwolle
Datum beslissing: 31 mei 2018
Parketnummer: 08/760038-16
Uitspraak van de meervoudige kamer voor strafzaken op de vordering van de officier van justitie op grond van artikel 14g Sr in de zaak van
[veroordeelde] ,
geboren op [geboortedatum] 1992 in [geboorteplaats] ,
ingeschreven op het adres [woonplaats] ,
nu gedetineerd in de PI Heerhugowaard, Zuyder Bos te Heerhugowaard,
verder te noemen de veroordeelde, bijgestaan door mr. J. van Weers, advocaat te Amsterdam.

1.Het verloop van de procedure

Op 18 januari 2018 heeft de officier van justitie op de griffie een vordering ingediend tot tenuitvoerlegging van een aan de veroordeelde voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf.
De vordering is behandeld op de openbare terechtzitting van 17 mei 2018.
Bij de behandeling zijn de officier van justitie, de veroordeelde en de raadsman gehoord.
Ook is gehoord mevrouw S. Kemner, als reclasseringswerker werkzaam bij GGZ Reclassering Fivoor in Den Haag en belast met het reclasseringstoezicht.
De rechtbank heeft kennisgenomen van onder meer de volgende stukken:
  • een extract van het vonnis van de meervoudige strafkamer d.d. 2 februari 2017;
  • een de veroordeelde betreffend ‘Advies aan opdrachtgever toezicht tenuitvoerlegging voorwaardelijke straf’ d.d. 10 november 2017, uitgebracht door GGZ Palier Den Haag;
  • een de veroordeelde betreffend ‘Voortgangsverslag toezicht aan opdrachtgever’ d.d. 22 januari 2018, uitgebracht door GGZ Palier Den Haag
  • een de veroordeelde betreffend ‘Reclasseringsadvies in het kader van rechtszitting’ d.d. 6 maart 2018, uitgebracht door GGZ Reclassering Fivoor te Heerhugowaard.

2. De standpunten van de officier van justitie en de veroordeelde en de raadsman

Standpunt officier van justitie
De officier van justitie handhaaft de vordering.
Standpunt van de verdediging
De verdediging maakt bezwaar tegen de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf. De raadsman heeft primair bepleit dat de vordering moet worden afgewezen omdat het veroordeelde niet volledig valt te verwijten dat hij de bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat uit neuropsychologisch onderzoek is gebleken dat cliënt niet-aangeboren hersenletsel en impulsdoorbraken heeft en hiervoor behandeld dient te worden. Zijn cliënt heeft acht maanden verbleven in Forensische Psychiatrische Afdeling ‘FPA de Mare’ terwijl daar geen behandeling voor zijn gokverslaving heeft plaatsgevonden. De raadsman bepleit subsidiair partiele toewijzing van de vordering. Volgens de raadsman behoort slechts één maand ten uitvoer te worden gelegd, aangezien cliënt al acht maanden in de kliniek heeft moeten verblijven, zonder enige vorm van behandeling.

3.De ontvankelijkheid

De vordering is tijdig ingediend. De rechtbank stelt vast dat deze ook overigens ontvankelijk is.

4.De beoordeling

Op grond van de stukken en de behandeling op de zitting stelt de rechtbank het volgende vast.
De veroordeelde is bij onherroepelijk geworden vonnis van 2 februari 2017 door de meervoudige kamer in de rechtbank Overijssel veroordeeld tot onder meer een gevangenisstraf van 643 dagen met aftrek van het voorarrest, waarvan 365 dagen voorwaardelijk. De proeftijd is gesteld op 3 (drie) jaren en is ingegaan op 3 april 2017.
Als bijzondere voorwaarden gelden dat de veroordeelde:
  • zich gedurende de proeftijd moet gedragen naar voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens Reclassering Nederland. Daartoe moet de veroordeelde zich binnen twee werkdagen melden bij GGZ Reclassering Palier, of indien sprake is van een klinische opname, telefonisch contact opnemen met de bureaudienst, hierna moet de veroordeelde zich gedurende de proeftijd blijven melden zo frequent als de reclassering noodzakelijk acht;
  • zich gedurende de proeftijd in verband met zijn gokverslavingsproblematiek en psychiatrische problematiek laat diagnosticeren en behandelen op de Forensische Psychiatrische Afdeling ‘FPA de Mare’ of een soortgelijke instelling gedurende de termijn van maximaal 9 maanden of zoveel korter als de leiding van de instelling in overleg met de reclassering wenselijk acht;
  • gedurende de proeftijd dient mee te werken aan een plaatsing in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijk opvang, in deze instelling zal verblijven en zich zal houden aan het (dag)programma dat deze voorziening in overleg met de reclassering heeft opgesteld, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
  • zich gedurende de proeftijd in verband met zijn gokverslavingsproblematiek laat behandelen bij een Forensische Polikliniek of een Polikliniek van de GGZ, zolang de reclassering dat noodzakelijk acht. De veroordeelde dient zo nodig mee te werken aan een kortdurende klinische opname, voor de duur van maximaal zeven weken, ten behoeve van crisis, detoxificatie, stabilisatie, observatie en/ of diagnostiek indien deze opname wordt geïndiceerd.
De rechtbank overweegt het volgende.
Uit de hiervoor genoemde reclasseringsadviezen en wat bij gelegenheid van het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gebracht, is gebleken dat veroordeelde de gestelde bijzondere voorwaarde ten aanzien van de behandelverplichting voor zijn gokverslavingsproblematiek en psychiatrische problematiek niet (meer) heeft nageleefd. Zo hield veroordeelde, nadat veroordeelde was overgebracht naar Transfore, zich niet aan de afspraken. Daarvoor was hij opgenomen in de forensisch psychiatrische instelling de Mare en de Kijvelanden en heeft hij zich meerdere malen onttrokken aan de klinische behandeling door niet terug te keren van verlof. Volgens de reclassering staan de gokproblematiek en het hersenletsel in direct verband met het delictgedrag van veroordeelde. De leerbaarheid van veroordeelde is vanwege neurologische schade erg klein, waardoor de beoogde behandeling niet het gewenste effect heeft gehad. De FPA bleek niet de juiste setting. Hoewel daarna Transfore bereid was hem op te nemen en veroordeelde daarmee akkoord ging, heeft hij zich ook daar onttrokken door niet terug te keren bij Transfore. Veroordeelde wilde nadien graag terug naar de klinische setting bij Transfore, maar de kliniek ziet geen mogelijkheden meer om veroordeelde te begeleiden in zijn traject. De reclassering komt tot de conclusie dat veroordeelde meer structuur kan worden geboden in een instelling voor begeleid wonen, maar heeft tevens moeten vaststellen dat daar op korte termijn geen plek is voor veroordeelde. Omdat veroordeelde onbereikbaar was voor de reclassering adviseert de reclassering om over te gaan tot tenuitvoerlegging van het voorwaardelijke strafdeel.
De rechtbank heeft ambtshalve ook kennis genomen van een eerdere uitspraak van de rechtbank Alkmaar op 23 maart 2018, waarbij de tenuitvoerlegging van vier maanden voorwaardelijke gevangenisstraf is gelast, omdat veroordeelde opnieuw recidiveerde voor dezelfde strafbare feiten. Aan deze voorwaardelijke straf zijn (opnieuw) bijzondere voorwaarden gekoppeld, inhoudende dezelfde voorwaarden als gelast in het vonnis waar deze vordering betrekking op heeft, met de wijziging dat veroordeelde zich zal laten behandelen door Brijder Verslavingszorg of een soortgelijke instelling, voor met name zijn gokverslaving, waarbij wederom de mogelijkheid bestaat van een kortdurende klinische opname voor maximaal zeven weken ten behoeve van crisis, stabilisatie, observatie en/of diagnostiek. Daarbij dient veroordeelde mee te werken aan Elektronische Controle door zich niet te bevinden in gelegenheden voor kansspelen en zal veroordeelde moeten meewerken aan het realiseren van casinoverboden, bewindvoering en indien haalbaar, een vorm van dagbesteding.
Nu veroordeelde de bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd, is de rechtbank van oordeel dat de vordering voor toewijzing vatbaar is. De rechtbank zal de vordering deels toewijzen, daarbij rekening houdend met de bijzondere persoonlijke omstandigheden van veroordeelde en de omstandigheid dat veroordeelde een periode van acht maanden aan een vrijheid beperkende maatregel onderworpen is geweest, zonder dat de beoogde behandeling voldoende effectief is gebleken. Gelet op het bovenstaande zal de rechtbank gelasten dat de niet ten uitvoer gelegde straf voor een gedeelte van 270 dagen alsnog zal worden tenuitvoergelegd en zij zal tevens de bij vonnis van 2 februari 2017 bepaalde bijzondere voorwaarden opheffen.

5.De beslissing

De rechtbank:
  • gelast de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij voormeld vonnis van de meervoudige strafkamer van 2 februari 2017, voor een gedeelte van 270 dagen;
  • heft op de bij dat vonnis opgelegde bijzondere voorwaarden.
Deze beslissing is genomen door mr. S. Taalman, voorzitter, mrs. W.F. Boele en H.R. Schimmel, rechters, in tegenwoordigheid van I. Potgieter, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 31 mei 2018.