ECLI:NL:RBOVE:2018:1865

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
31 mei 2018
Publicatiedatum
31 mei 2018
Zaaknummer
08/994580-17
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte voor het bezit van illegaal vuurwerk en XTC met voorwaardelijke gevangenisstraf en taakstraf

Op 31 mei 2018 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 32-jarige man, die werd beschuldigd van het voorhanden hebben van illegaal vuurwerk en XTC. De verdachte werd op 27 februari 2017 in de gemeente Neerijnen betrapt met een aanzienlijke hoeveelheid professioneel vuurwerk en ongeveer 25 gram MDMA, een harddrug die onder de Opiumwet valt. Tijdens de openbare terechtzitting op 14 mei 2018 heeft de verdachte de feiten bekend, wat de rechtbank heeft meegenomen in haar overwegingen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De officier van justitie, mr. S. Buist, heeft gevorderd dat de verdachte voor de tenlastegelegde feiten zou worden veroordeeld. De rechtbank heeft de bewijsmiddelen zorgvuldig gewogen en kwam tot de conclusie dat de verdachte inderdaad schuldig was aan de feiten zoals ten laste gelegd. De rechtbank heeft daarbij onder andere gekeken naar de verklaringen van de verdachte, de proces-verbaal van de politie en het reclasseringsadvies.

De rechtbank heeft geoordeeld dat het voorhanden hebben van illegaal vuurwerk en harddrugs ernstige misdrijven zijn, die gevaarlijk zijn voor de samenleving. Gezien de omstandigheden, waaronder de psychische problemen van de verdachte en zijn verbeterde situatie sinds de feiten, heeft de rechtbank besloten om een voorwaardelijke gevangenisstraf van negen maanden op te leggen, met een proeftijd van twee jaar, naast een taakstraf van 180 uur. De rechtbank heeft hiermee geprobeerd een balans te vinden tussen de ernst van de feiten en de kans op rehabilitatie van de verdachte.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Team Strafrecht
Meervoudige economische kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummers: 08/994590-17 (FP)(P)
Datum vonnis: 31 mei 2018
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1986 in [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats].

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 14 mei 2018.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. S. Buist en van hetgeen door verdachte naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte professioneel vuurwerk en XTC voorhanden heeft gehad.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
verdachte op of omstreeks 27 februari 2017 in de gemeente Neerijnen, al dan niet opzettelijk
een hoeveelheid professioneel vuurwerk bestemd voor particulier gebruik, te weten
- ( ongeveer) 201 stuks, althans een aantal bangers (in het proces-verbaal op blz. 53 - 69 aangeduid als Butterfly cracker, Caramella 6, Caramella 5, Napolitaanse bom, Giant Spanish cracker special, Super rambo 31, Black thunder, Lupo 26); en/of
- ( ongeveer) 44 stuks, althans een aantal, Shells (op blz. 69 van het proces-verbaal aangeduid als mortierbommen); en/of
- 1 flowerbed van ongeveer 20 kg (in het proces-verbaal op blz. 72 aangeduid als Triplex TXB912);
voorhanden heeft gehad in een schuur en/of woning gelegen aan of nabij de [adres] te Waardenburg;
2.
verdachte op of omstreeks 27 februari 2017 in de gemeente Neerijnen, in een woning gelegen aan of nabij de [adres] te Waardenburg,
opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 25 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende XTC MDMA (3,4-methyleen-dioxyh-methyl-amfetamine), zijnde XTC (MDMA) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten wordt veroordeeld.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Verdachte heeft de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten ter terechtzitting bekend.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte deze feiten heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen. [1]
1. Een proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door verbalisanten [verbalisant]
en [verbalisant] d.d. 27 februari 2018, p.6-7.
2. Een proces-verbaal van onderzoek aan inbeslaggenomen vuurwerk, opgemaakt door
verbalisant [verbalisant] d.d. 17 maart 2017, p.33-35, inclusief bijlagen, p.53-
74.
3. Een schriftelijk stuk, te weten een Kennisgeving van inbeslagneming, p.213-215.
4. Een proces-verbaal Onderzoek verdovende middelen, opgemaakt door verbalisanten
[verbalisant] en [verbalisant] d.d. 21 maart 2017, p.30-32.
5. Het proces-verbaal van de terechtzitting van 17 mei 2018, voor zover inhoudende de
bekennende verklaring van verdachte.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat:
1.
verdachte op 27 februari 2017 opzettelijk een hoeveelheid professioneel vuurwerk bestemd voor particulier gebruik, te weten
- een aantal Bangers (in het proces-verbaal op blz. 53 - 69 aangeduid als Butterfly cracker, Caramella 6, Caramella 5, Napolitaanse bom, Giant Spanish cracker special, Super rambo 31, Black thunder, Lupo 26); en
- 44 stuks Shells (op blz. 69 van het proces-verbaal aangeduid als mortierbommen); en
- 1 Flowerbed van ongeveer 20 kg (in het proces-verbaal op blz. 72 aangeduid als Triplex TXB912);
voorhanden heeft gehad in een schuur en/of woning gelegen aan of nabij de [adres] te Waardenburg;
2.
verdachte op 27 februari 2017, in een woning gelegen aan de [adres] te Waardenburg, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 25 gram van een materiaal bevattende XTC MDMA (3,4-methyleen-dioxyh-methyl amfetamine), zijnde XTC (MDMA) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd en zal hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 1a, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten, artikel 9.2.2.1 Wet milieubeheer, artikel 1.2.2 van het Vuurwerkbesluit en artikel 2, onder C, juncto 10 van de Opiumwet. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf: overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 9.2.2.1 Wet milieubeheer juncto artikel 1.2.2 Vuurwerkbesluit, opzettelijk begaan.
feit 2
het misdrijf: opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod;

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van negen maanden met een proeftijd van twee jaren en tot een werkstraf van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard zich te kunnen vinden in de eis van de officier van justitie.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van professioneel vuurwerk bestemd voor particulier gebruik. Het illegale vuurwerk was opgeslagen in de woning van een vriendin van verdachte en haar zoon, waar hij regelmatig verbleef en in de schuur behorende bij dat huis. Het voorhanden hebben van illegaal vuurwerk is zeer gevaarlijk. Afgezien van de brandgevaarlijkheid bij de opslag brengt het tot ontbranding brengen ervan risico's met zich mee, niet alleen voor degene die het ontsteekt, maar ook voor omstanders. Daarbij valt te denken aan verschillende vormen van fysiek letsel, alsook aan de mogelijkheid dat brand ontstaat. Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een hoeveelheid MDMA (XTC). Het bezit van harddrugs is kwalijk omdat dit gezondheidsrisico's met zich brengt en omdat de markt voor illegale drugshandel ermee in stand wordt gehouden.
Uit een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 16 november 2017 blijkt dat verdachte eerder met justitie in aanraking is geweest, en (onder meer) geldboetes opgelegd heeft gekregen voor vuurwerk- en drugsbezit.
De rechtbank heeft verder kennisgenomen van een over verdachte opgemaakt reclasseringsadvies d.d. 14 mei 2018, waaruit - kort samengevat - naar voren komt dat verdachte ten tijde van de feiten psychische problemen kende, maar ook dat hij thans redelijk tot goed lijkt te functioneren op de diverse leefgebieden. De reclassering schat de kans op recidive in als matig en ziet geen aanknopingspunten voor het opleggen van interventies in het kader van bijzondere voorwaarden. Ter terechtzitting heeft verdachte over zijn persoonlijke omstandigheden verklaard dat hij nu, anders dan ten tijde van de feiten, een eigen woonplek en een baan heeft.
De rechtbank overweegt dat de hoeveelheid vuurwerk die verdachte in bezit heeft gehad - in combinatie met een hoeveelheid XTC - in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigen. Nu verdachte echter van begin af aan openheid van zaken heeft gegeven, hij spijt heeft betuigd over zijn handelen en hij bovendien zijn leven sinds de feiten op constructieve wijze heeft vormgegeven, acht de rechtbank het niet in het belang van de samenleving, noch in het belang van verdachte, om een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Wel acht de rechtbank het noodzakelijk de ernst van de feiten tot uiting te brengen en verdachte - naast een werkstraf - ook een stevige stok achter de deur te geven in de vorm van een voorwaardelijke gevangenisstraf.
Alles afwegend acht de rechtbank een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van negen maanden met een proeftijd van twee jaren en een werkstraf van 180 uren, subsidiair 90 dagen hechtenis, passend en geboden.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 57 van het Wetboek van Strafrecht. Alle artikelen zijn toegepast zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1
het misdrijf: overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 9.2.2.1 Wet milieubeheer juncto artikel 1.2.2 Vuurwerkbesluit, opzettelijk begaan.
feit 2
het misdrijf: opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 en 2 bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
9 (negen) maanden;
- bepaalt dat deze gevangenisstraf
in zijn geheel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte zich voor het einde van de
proeftijd van 2 (twee) jarenschuldig maakt aan een strafbaar feit;
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
180 (honderdtachtig) uren;
- beveelt, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
90 (negentig) dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.M. van Vuure, voorzitter, mr. A.A.A.M. Schreuder en
mr. F. van der Maden, rechters, in tegenwoordigheid van D.D. Drost, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 31 mei 2018.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland met registratienummer PL0600-2017072325. Tenzij anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.