ECLI:NL:RBOVE:2018:1849

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
29 mei 2018
Publicatiedatum
30 mei 2018
Zaaknummer
6696116 EJ VERZ 18-69
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens ernstig verwijtbaar handelen van werknemer

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Overijssel op 29 mei 2018 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen Wial Enschede B.V. en een werknemer. De werknemer is sinds 7 december 2017 zonder opgave van reden niet meer op het werk verschenen en heeft ook daarna geen contact opgenomen met de werkgever, ondanks herhaalde pogingen van de werkgever om in contact te komen. De werkgever heeft de werknemer meerdere keren aangeschreven, zowel per telefoon als per aangetekende brief, maar de werknemer heeft op geen enkele manier gereageerd.

De werkgever heeft verzocht om ontbinding van de arbeidsovereenkomst op grond van ernstig verwijtbaar handelen van de werknemer, zoals bedoeld in artikel 7:669 lid 3 sub e BW. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de werknemer in gebreke is gebleven om te reageren op de verzoeken van de werkgever en dat zijn gedrag als ernstig verwijtbaar kan worden aangemerkt. De kantonrechter heeft geoordeeld dat er sprake is van een redelijke grond voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst en heeft het verzoek van de werkgever toegewezen.

De arbeidsovereenkomst is ontbonden met ingang van de datum van de uitspraak, en de kantonrechter heeft bepaald dat iedere partij zijn eigen proceskosten draagt. Tevens is de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De kantonrechter heeft geen transitievergoeding of billijke vergoeding toegekend aan de werknemer, omdat er sprake was van ernstig verwijtbaar handelen aan zijn zijde.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Enschede
Zaaknummer : 6696116 EJ VERZ 18-69
Beschikking van de kantonrechter van 29 mei 2018
in de zaak van
de besloten vennootschap
Wial Enschede B.V.gevestigd te Enschede,
verzoekende partij, hierna te noemen werkgever,
gemachtigde: R. in ’t Veld, werkzaam bij werkgever,
tegen
[verweerder],wonende te [woonplaats],
verwerende partij, hierna te noemen werknemer,
niet verschenen.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • een op 5 maart 2018 ter griffie ontvangen verzoekschrift met producties;
  • de mondelinge behandeling op 16 april 2018 alwaar werknemer niet is verschenen;
  • het bij exploot betekende verzoekschrift met producties;
  • de voortgezette behandeling op 15 mei 2018, alwaar werknemer wederom niet is verschenen.
Ten slotte is beschikking bepaald.

2.De feiten

2.1.
Werknemer, geboren [1967], is op 14 september 2009 in dienst getreden bij werkgever. De laatste functie die werknemer vervulde, is die van medewerker expeditie/orderbegeleider fulfilment, met een maandsalaris van € 2.220,48 bruto.
2.2.
Vanaf 7 december 2017 is werknemer niet meer op de werkvloer verschenen. Hij heeft voorafgaand geen contact opgenomen met werkgever en ook daarna heeft de werkgever niets van werknemer vernomen.
2.3.
Vanaf 7 december 2017 heeft de werkgever herhaaldelijk geprobeerd om werknemer aan te sporen weer op het werk te verschijnen. De werkgever heeft werknemer gebeld, sms- en WhatsApp berichten gestuurd en heeft aangebeld bij de woning van werknemer. Werknemer beschikt nog steeds over de bedrijfstelefoon en werkgever kan vaststellen dat die telefoon nog wordt gebruikt en dat de WhatsApp berichten worden gelezen, maar werknemer reageert niet.
2.4.
Op 29 december 2017 is een aangetekende brief aan werknemer verstuurd met het verzoek om inlichtingen en om contact op te nemen. Op 4 januari 2018 is werknemer nogmaals per aangetekende brief verzocht om contact op te nemen. Daarbij is aangezegd dat het loon zal worden opgeschort indien voor 12 januari 2018 geen contact wordt opgenomen. Per aangetekende brief van 16 januari 2018 is wederom verzocht om contact op te nemen, tevens is het stopzetten van loonbetaling aangekondigd. Ook nadat het loon is stopgezet heeft werknemer geen contact opgenomen. Op 16 februari 2018 is nogmaals een aangetekende brief verstuurd met het verzoek contact op te nemen, waarbij is medegedeeld dat een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst zal worden ingediend indien werknemer voor 21 februari 2018 niet van zich laat horen. Ook daarop is niet gereageerd.

3.Het verzoek

3.1.
Werkgever verzoekt de arbeidsovereenkomst met werknemer te ontbinden wegens verwijtbaar handelen en/of nalaten van werknemer, op grond van artikel 7:669 lid 3 sub e, subsidiair op grond van disfunctioneren, op grond van artikel 7:699 lid 3 sub d, en meer subsidiair op grond van artikel 7:669 lid 3 sub h BW.
3.2.
Ter onderbouwing daarvan heeft werkgever het volgende naar voren gebracht. De werkgever is door het handelen van werknemer ernstig benadeeld. Werkgever wil een nieuwe medewerker aannemen voor de betreffende functie, maar om financiële risico’s te vermijden moet daarvoor eerst vaststaan dat werknemer niet meer kan terugkeren op de werkvloer. Het wegblijven van werknemer heeft voor onrust gezorgd en voor verhoging van de werkdruk voor de directe collega’s. De verhouding met werknemer is ernstig verstoord doordat hij zonder enige vorm van contact zijn collega’s in de steek heeft gelaten, zodat in redelijkheid niet van werkgever kan worden gevergd het dienstverband te laten voortduren.
3.3
Op grond van de genoemde feiten en omstandigheden verzoekt werkgever de kantonrechter om - op grond van artikel 7:671b lid 8 sub b - het einde van de arbeidsovereenkomst te bepalen op het eerst mogelijke moment, althans op een eerder tijdstip dan bedoeld in artikel 7:671b lid 8 sub a BW. Omdat er sprake is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten zijdens werknemer, zoals bedoeld in artikel 7:673 lid 7 sub c BW, dient de ontbinding te worden uitgesproken zonder toekennen van een transitievergoeding en/of billijke vergoeding.

4.De beoordeling

4.1.
Vooropgesteld wordt dat door de betekening van het verzoekschrift bij exploot werknemer is ieder geval in kennis moet zijn gesteld van het tegen hem gerichte verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst en de datum waarop de voortgezette mondelinge behandeling van dat verzoek zou plaatsvinden. Op grond daarvan kan tegen de niet verschenen werknemer verstek verleend worden.
4.2.
Niet gebleken is dat het verzoek verband houdt met één van de in de wet genoemde opzegverboden.
4.3.
Werknemer heeft geen verweer gevoerd tegen de verzochte ontbinding van de arbeidsovereenkomst op de ‘e-grond’, zodat strikt genomen alleen al daarom de ontbinding op die grond kan worden uitgesproken. Daar komt bij dat het vanaf 7 december 2017 door de werknemer op geen enkele wijze reageren op verzoeken van werkgever om met haar in contact te treden en het vanaf die datum zonder enig bericht van verhindering niet meer verschijnen op de werkplek, als verwijtbaar handelen en/of nalaten in de zin van artikel 7:669 lid 3, onderdeel e, BW is aan te merken. Het vorenstaande brengt mee dat er sprake is van een redelijke grond voor ontbinding als bedoeld in artikel 7:671b lid 1, onderdeel a, BW in combinatie met artikel 7:669 lid 1 en 3, onderdeel e BW.
4.4.
De werkgever heeft verzocht om de arbeidsovereenkomst op zo kort mogelijke termijn te ontbinden. Uitgangspunt is dat een ontbinding wordt uitgesproken op het tijdstip waarop de arbeidsovereenkomst bij regelmatige opzegging zou zijn geëindigd, rekening houdend met de normale opzegtermijn. In artikel 7:671b, 8e lid onder b, is bepaald dat de kantonrechter het einde van de arbeidsovereenkomst kan bepalen op een eerder tijdstip, indien de ontbinding van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen van de werknemer. Daarvan is sprake in het onderhavige geval: door zonder enig bericht weg te blijven van het werk en bovendien niet te reageren op de telefoontjes, berichten en (aangetekende) brieven van werkgever, heeft werknemer ernstig verwijtbaar gehandeld.
Er is geen enkele aanleiding om aan te nemen dat werknemer belang hecht aan het voortduren van de arbeidsovereenkomst; werknemer is immers al maanden niet meer bij werkgever geweest en heeft, hoewel aan hem, werknemer, alle gelegenheid is geboden, geen verweer gevoerd tegen de verzochte ontbinding. Nu aan de andere kant werkgever het verzoek tot ontbinding op zo kort mogelijke termijn afdoende heeft gemotiveerd, zal de ontbinding worden uitgesproken per heden.
4.5.
Omdat er sprake is van ernstig verwijtbaar handelen van werknemer is de werkgever op basis van artikel 7:673, lid 7 onder c BW geen transitievergoeding verschuldigd.
4.6.
Evenmin ziet de kantonrechter aanleiding om aan werknemer een billijke vergoeding toe te kennen. Gelet op artikel 7:671b lid 8, onderdeel c, BW is voor toekenning van een billijke vergoeding alleen plaats indien de ontbinding van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van werkgever. Een dergelijke situatie doet zich hier niet voor.
4.7.
Nu aan de ontbinding geen vergoeding wordt verbonden, hoeft werkgever geen gelegenheid te krijgen het verzoek in te trekken.
4.8.
Gelet op de uitkomst van de zaak, is de kantonrechter van oordeel dat het redelijk is dat partijen ieder hun eigen proceskosten dragen.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
Ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen partijen met ingang van heden.
5.2.
Bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;
5.3.
Verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
5.4.
Wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.M.S. Kuipers, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 29 mei 2018.