ECLI:NL:RBOVE:2018:1843

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
23 mei 2018
Publicatiedatum
30 mei 2018
Zaaknummer
C/08/207226 / HA ZA 17-401
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van advieswerkzaamheden en verrekening in civiele procedure

In deze civiele procedure vordert de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [A] betaling van een bedrag van € 30.855,00 van de naamloze vennootschap met beperkte aansprakelijkheid IMEKO HOLDING N.V. De vordering is gebaseerd op advieswerkzaamheden die [A] heeft verricht voor IMEKO, waarvoor een vergoeding was afgesproken. De rechtbank heeft vastgesteld dat er een overeenkomst bestond tussen [A] en IMEKO over de te verrichten werkzaamheden en de bijbehorende vergoedingen. IMEKO heeft echter betwist dat er een dergelijke overeenkomst was en heeft een beroep gedaan op verrekening met een vermeende vordering op [X], de adviseur van [A]. De rechtbank oordeelt dat er geen sprake is van wederkerig schuldenaarschap en dat het beroep op verrekening niet kan worden gehonoreerd. De rechtbank komt tot de conclusie dat de vordering van [A] toewijsbaar is, met inachtneming van de wettelijke rente over de openstaande facturen. Daarnaast worden de beslagkosten en proceskosten aan de zijde van [A] toegewezen. Het vonnis is uitgesproken op 23 mei 2018.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
zaaknummer / rolnummer: C/08/207226 / HA ZA 17-401
Vonnis van 23 mei 2018
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[A],
gevestigd te [plaats],
eiseres,
advocaat mr. W.J.M. Loomans te Hoorn,
tegen
de naamloze vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
IMEKO HOLDING N.V.,
gevestigd te Zwolle,
gedaagde,
advocaat mr. D.J. Sol te Zwolle.
Partijen zullen hierna [A] en Imeko genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 15 november 2017
  • het proces-verbaal van comparitie van 29 januari 2018 en de daaraan gehechte stukken.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[A] is een financieel adviesbureau van de heer [X] , gespecialiseerd in het adviseren en begeleiden van financiële holdings.
2.2.
De heer [Y] is bestuurder van Imeko. [Y] bezit de meerderheid van de aandelen van Imeko via zijn onderneming [B]
2.3.
In 2013 spraken [X] en [Y] elkaar over het al dan niet door [X] vervullen van de taak van commissaris bij Imeko. [X] is geen commissaris geworden, maar heeft vervolgens wel advieswerkzaamheden voor Imeko verricht voor een bedrag van € 12.000,00 per jaar.
2.4.
[X] heeft [Y] een aantal keren vergezeld naar China.
2.5.
Op 15 juni 2013 heeft [A] aan Imeko een factuur gezonden met betrekking tot een reis naar China van 6 juni 2013 tot en met 13 juni 2013. In de factuur is onder meer het volgende opgenomen:
Met referentie aan onderling gemaakte afspraak tussen dhr. [Y] van Imeko en [A] over de dienstverlening van dhr. [X] , volgt hierbij de factuur over de gewerkte dagen van de China reis van 6 juni 2013 tot en met 13 juni 2013.
Gewerkte dagen China als financieel adviseur (5 werkdagen * euro 1.500) Euro 7.500,00
Onkosten (visumaanvraag, reis- en verblijfkosten) Euro 393,00
BTW 21%
Euro 1.657,55Totaal te betalen Euro 9.550,55
Gaarne dit bedrag overmaken naar onderstaande bankgegevens met een betalingstermijn van 7 dagen. Swiftcode Rabo nl 2u inzake [A] bankrekeningnummer (…) met referentie Interim opdracht Imeko. (…)
2.6.
Deze factuur van 15 juni 2013 is voldaan.
2.7.
Begin 2014 heeft [B] . een bedrag van € 44.000,- gestort op een nummerrekening van [X] bij de Banca Privada Andorra in Andorra.
2.8.
Op 2 juli 2014 heeft [A] aan Imeko een factuur gestuurd met betrekking tot advieswerkzaamheden in de periode van juli 2013 tot en met juni 2014. In de factuur is onder meer het volgende opgenomen:
Met referentie aan de mondeling overeengekomen fee afspraak tussen Imeko Holding en [A] , volgt hierbij de factuur over de periode juli 2013 tot en met juni 2014.
Fee afspraak Euro 12.000,00
BTW 21%
Euro 2.520,00
Totaal te betalen Euro 14.520,00
(…)
2.9.
De factuur van 2 juli 2014 is voldaan.
2.10.
Op 2 april 2015 heeft [A] aan Imeko een vergelijkbare factuur als vermeld onder r.o. 2.5 gezonden met betrekking tot een reis naar China van 10 maart 2015 tot en met 18 maart 2015. Deze factuur met vermelding van “5 werkdagen x € 1.500,00” (exclusief btw) ten bedrage van € 9.075,00 (inclusief btw) is voldaan.
2.11.
In november 2015 is er een conflict ontstaan tussen ( [X] /) [A] en ( [Y] /)Imeko en is de opdracht aan [X] ingetrokken.
2.12.
Op 1 november 2015 heeft [A] aan Imeko een vergelijkbare factuur als vermeld onder r.o. 2.5 en r.o. 2.10 gezonden met betrekking tot een reis naar China van 22 oktober 2015 tot en met 28 oktober 2015. Deze factuur ten bedrage van € 9.075,00 (inclusief btw) is onbetaald gelaten.
2.13.
Op 15 februari 2016 heeft [A] aan Imeko een vergelijkbare factuur als vermeld onder r.o. 2.8 gestuurd met betrekking tot advieswerkzaamheden in de periode van juli 2014 tot en met december 2015. Deze factuur ten bedrage van € 21.780,00 (inclusief btw) is niet voldaan.
2.14.
Op 16 mei 2017 heeft [A] Imeko een herinnering gestuurd met betrekking tot de openstaande facturen van 1 november 2015 en 15 februari 2015.
2.15.
Bij exploot van 15 juni 2017 heeft de deurwaarder in opdracht van [A] Imeko gesommeerd (onder meer) de openstaande facturen van 1 november 2015 en 15 februari 2015 te voldoen. Daaraan is geen gevolg gegeven.
2.16.
[A] heeft op 3 augustus 2017 - na daartoe verkregen verlof - conservatoir derdenbeslag doen leggen ten laste van Imeko.
2.17.
In een akte van 24 oktober 2017 staat vermeld dat [B] een vordering op [X] van een bedrag van € 44.000,00 uit hoofde van onverschuldigde betaling heeft gecedeerd aan Imeko.

3.Het geschil

3.1.
[A] vordert samengevat - en uitvoerbaar bij voorraad Imeko te veroordelen tot betaling van € 30.855,00, vermeerderd met de wettelijke handelsrente en kosten.
3.2.
Imeko voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
[A] heeft aan haar vordering ten grondslag gelegd dat zij door [X] advieswerkzaamheden heeft doen verrichten voor Imeko. Volgens [A] is daarover met Imeko afgesproken dat [A] daarvoor € 1.000,00 (exclusief btw) per maand zou ontvangen met ingang van juli 2013. Daarnaast is met betrekking tot de reizen naar China overeengekomen dat [A] een bedrag van € 1.500,00 per werkdag en eventuele onkosten zou ontvangen.
4.2.
Imeko heeft betwist dat zij met [A] is overeengekomen dat er advieswerkzaamheden zouden worden verricht. Volgens Imeko is die afspraak gemaakt met [X] . Verder heeft Imeko betwist dat er naast de vergoeding van € 12.000,00 per jaar voor advieswerkzaamheden een vergoeding van € 1.500,00 per werkdag is overeengekomen voor de betrokkenheid van [X] bij de reizen naar China.
4.3.
[A] heeft ter nadere onderbouwing van haar stellingen onder meer verwezen naar een (voorafgaand aan de comparitie als productie 11) overgelegde e-mail van [X] aan de advocaat van [A] . In die e-mail heeft [X] onder meer uiteengezet dat destijds de mondelinge afspraak is gemaakt om € 1.000,00 per maand via zijn vennootschap te factureren en dat dit altijd door Imeko is betaald.
Ook is in die e-mail verwoord dat daarnaast mondeling de afspraak is gemaakt dat zijn reguliere dagtarief van € 1.500,00 in rekening zou worden gebracht voor de bijstand in China en dat dit ook een aantal malen door Imeko is betaald. Volgens [X] maakte [Y] de afspraken en kende het hoofd van de administratie van Imeko, destijds [Z] , deze afspraak en deed hij na akkoord van [Y] de betalingen. [X] heeft deze gang van zaken ter comparitie toegelicht. De rechtbank constateert dat de door [X] geschetste gang van zaken strookt met de door [A] verstuurde facturen aan Imeko van 15 juni 2013 en 2 april 2015, waarin expliciet is gerefereerd aan een afspraak tussen “dhr. [Y] van Imeko en [A] over de dienstverlening van dhr. [X] ” en waarin ook het tarief van € 1.500,00 per werkdag in het kader van de reizen naar China is vermeld. Ook in de factuur van [A] van 2 juli 2014 is gerefereerd aan “de mondeling overeengekomen fee afspraak tussen Imeko Holding en [A] ”. Naar het oordeel van de rechtbank heeft Imeko in dat licht bezien haar betwisting dat sprake was van een adviesrelatie met [A] en haar betwisting dat een (aanvullend) tarief van € 1.500,00 per werkdag in het kader van de reizen naar China is overeengekomen, onvoldoende onderbouwd. De rechtbank betrekt daarbij dat de facturen van 15 juni 2013, 2 juli 2014 en 2 april 2015 door Imeko zonder protest zijn behouden en betaald. De (verder niet onderbouwde) stelling van Imeko dat haar administrateur deze facturen van [A] ten onrechte heeft voldaan doet aan het voorgaande niet af en komt voor risico van Imeko. Ook de omstandigheid - zoals door [X] erkend - dat (een aantal) in privé door [X] gemaakte onkosten door Imeko in privé aan [X] zijn vergoed maakt het voorgaande niet anders.
4.4.
Bij conclusie van antwoord heeft Imeko als verweer gevoerd dat [Y] begin 2014 zijn onderneming [B] een bedrag van € 44.000,00 heeft laten storten op een nummerrekening van [X] bij de Banca Privada Andorra als voorschot op de door [X] bij Imeko in rekening te brengen bedragen. [Y] is er vanuit gegaan dat [X] de door hem in rekening te brengen vergoedingen zou verrekenen met dit voorschot, aldus Imeko. Nu dat niet is gebeurd heeft [B] volgens Imeko een vordering op [X] wegens onverschuldigde betaling, welke vordering [B] inmiddels heeft gecedeerd aan Imeko. Daarmee heeft Imeko dus een vordering verkregen op [X] . Volgens Imeko kan haar vordering op [X] ten bedrage van
€ 44.000,00 met een eventuele vordering van [A] worden verrekend, nu [X] en [A] met elkaar kunnen worden vereenzelvigd.
4.5.
In de (voorafgaand aan de comparitie van partijen als productie 11 overgelegde) e-mail van [X] aan de advocaat van [A] heeft [X] onder meer toegelicht dat [Y] in Duitsland onroerend goed heeft verkocht, dat hij aanwezig was bij al die onderhandelingen en dat [Y] hem na het sluiten van die winstgevende deal heeft beloond met een bonus van € 44.000,00. Op verzoek van [Y] heeft [X] toen een factuur van [A] naar een Duitse dochteronderneming gestuurd. Later stelde [Y] voor dat de betaling zou plaatsvinden door één van zijn vennootschappen uit Andorra, [B] ., aldus [X] . [A] heeft verder ter onderbouwing daarvan (voorafgaand aan de comparitie als productie 12) een factuur van 23 september 2013 ten bedrage van € 44.000,00 (inclusief btw) overgelegd van [A] aan Dairy Pack Europe GmbH ter attentie van [Y] . Ter comparitie heeft [X] erkend dat [B] een bedrag van € 44.000,00 aan hem heeft betaald. [X] heeft betwist dat dit een voorschotbetaling betrof en nogmaals toegelicht dat hij dit bedrag als bonus heeft ontvangen naar aanleiding van een lucratieve vastgoedtransactie van [Y] privé.
4.6.
De rechtbank stelt voorop, dat voor een rechtsgeldig beroep op verrekening onder meer is vereist dat sprake is van wederkerig schuldenaarschap. Daarvan is in het onderhavige geval geen sprake, nu [A] een vordering heeft op Imeko en Imeko door cessie een vermeende vordering heeft op [X] (in plaats van [A] ). Een beroep op vereenzelviging wordt slechts ingeval van uitzonderlijke omstandigheden gehonoreerd. Dergelijke uitzonderlijke omstandigheden en misbruik van identiteitsverschil zijn niet door Imeko gesteld. Daarbij komt dat [A] de door Imeko gestelde “voorschotbetaling” gemotiveerd heeft betwist. Imeko heeft ter comparitie slechts volhard in haar stelling dat weldegelijk sprake zou zijn geweest van een “voorschotbetaling”, maar heeft dat niet nader onderbouwd. Dat had wel op haar weg gelegen, zodat ook gelet daarop voorbij kan worden gegaan aan haar beroep op verrekening.
4.7.
De rechtbank komt tot de slotsom dat de vordering van [A] toewijsbaar is, met dien verstande dat de wettelijke handelsrente over de openstaande facturen gelet op de daarin opgenomen en niet weersproken betalingstermijn pas zal worden toegewezen vanaf 8 dagen na de factuurdata.
4.8.
[A] heeft verder gevorderd Imeko te veroordelen tot betaling van de beslagkosten. Deze vordering is gelet op het bepaalde in artikel 706 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering toewijsbaar. De beslagkosten worden begroot op € 1.020,67 voor verschotten en € 695,00 voor salaris advocaat (1 rekest x € 695,00).
4.9.
Imeko zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [A] worden begroot op:
- dagvaarding € 87,92
- griffierecht 1.306,00
- salaris advocaat
1.390,00(2,0 punten × tarief € 695,00)
Totaal € 2.783,92

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
veroordeelt Imeko om aan [A] te betalen een bedrag van € 30.855,00 (dertig duizendachthonderdvijfenvijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119a BW over:
  • het bedrag van € 9.075,00 met ingang van 9 november 2015;
  • het bedrag van € 21.780,00 met ingang van 23 februari 2016;
telkens tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt Imeko in de beslagkosten, tot op heden begroot op € 1.715,67, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de veertiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.3.
veroordeelt Imeko in de proceskosten, aan de zijde van [A] tot op heden begroot op € 2.783,92, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de veertiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.E.J. Goffin en in het openbaar uitgesproken op 23 mei 2018. [1]

Voetnoten

1.type: