ECLI:NL:RBOVE:2018:1817

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
28 mei 2018
Publicatiedatum
28 mei 2018
Zaaknummer
08/955032-17
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval onder invloed van alcohol met zwaar lichamelijk letsel als gevolg

Op 28 mei 2018 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 27-jarige vrouw die onder invloed van alcohol een verkeersongeval heeft veroorzaakt. De vrouw, die op 1 januari 2017 in Tilligte reed, was betrokken bij een ongeval waarbij haar vriendin, die naast haar in de auto zat, zwaar lichamelijk letsel opliep. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vrouw een alcoholpromillage had van 2,29 mg/ml, wat ruim vier keer de wettelijk toegestane hoeveelheid is. De rechtbank oordeelde dat de vrouw aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gereden, wat leidde tot het ongeval. De officier van justitie had een taakstraf van 180 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor twee jaar geëist. De rechtbank heeft de vrouw veroordeeld tot een taakstraf van 180 uren, waarvan 40 uren voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar, en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor twee jaar, waarvan één jaar voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar. De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de ernst van de feiten, de gevolgen voor het slachtoffer en de persoon van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08/955032-17
Datum vonnis: 28 mei 2018
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] 1990 in [geboorteplaats] ,
wonende in [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 14 mei 2018.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M. Hoekstra en van hetgeen door verdachte en de raadsman mr. S.J. Jansen, advocaat te Amsterdam, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1
primair:onder invloed van alcohol een verkeersongeval heeft veroorzaakt waarbij een ander zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht;
subsidiair:als bestuurder van een auto de verkeersveiligheid in gevaar heeft gebracht;
feit 2:
onder invloed van alcohol een personenauto heeft bestuurd.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
zij op of omstreeks 1 januari 2017 te Tilligte in de gemeente Dinkelland, als
verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig
(personenauto), gaande in de richting Frensdorferweg, daarmee rijdende op de
weg, Gruttoweg, zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte, onder invloed van alcohol, althans na het gebruik van een niet onaanzienlijke hoeveelheid alcoholhoudende drank
niet of in onvoldoende mate heeft gelet en/of is blijven letten op het verloop van die weg (de Gruttoweg) en/of in of nabij een in die weg (de Gruttoweg) gelegen, voor haar, verdachte naar links verlopende bocht met dat door haar, verdachte bestuurde motorrijtuig (personenauto)) niet het verloop van die naar links verlopende bocht is
blijven volgen en/of rechtdoor is gereden en/of tegen een gezien, haar
verdachtes rijrichting in de rechter berm van die weg (de Gruttoweg) staande
boom is gebotst of aangereden, en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan haar schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander(genaamd [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel of zodanig lichamelijk letsel werd
toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening
van de normale bezigheden is ontstaan, terwijl verdachte verkeerde in een toestand, bedoeld in artikel 8, tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
zij op of omstreeks 1 januari 2017 te Tilligte in de gemeente Dinkelland, als
bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), gaande in de richting
Frensdorferweg, daarmee heeft gereden op de weg, Gruttoweg en
niet of in onvoldoende mate heeft gelet en/of is blijven letten op het
verloop van die weg (de Gruttoweg) en/of in of nabij een in die weg (de Gruttoweg) gelegen, voor haar, verdachte naar links verlopende bocht met dat door haar, verdachte bestuurde motorrijtuig (personenauto)) niet het verloop van die naar links verlopende bocht is blijven volgen en/of rechtdoor is gereden en/of tegen een gezien, haar
verdachtes rijrichting in de rechter berm van die weg (de Gruttoweg) staande
boom is gebotst of aangereden, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
2.
zij op of omstreeks 01 januari 2017 te Tilligte, gemeente Dinkelland, als
bestuurder van een voertuig, (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, na
zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van
verdachtes bloed bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid,
aanhef en onder b van de Wegenverkeerswet 1994, 2,29 milligram, in elk geval
hoger dan 0,5 milligram, alcohol per milliliter bloed bleek te zijn.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de onder 1 primair en 2
tenlastegelegde feiten bewezen kunnen worden.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte van het onder 1 primair en subsidiair tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat een enkele verkeersfout onvoldoende is voor een bewezenverklaring. Niet is komen vast te staan hoe het ongeval is ontstaan. Verdachte kan zich daaromtrent niets meer herinneren en de suggestie van de politie dat met een te hoge snelheid is gereden wordt niet door enig bewijsmiddel ondersteund. Het enige dat vast staat is dat er een verkeersongeval is geweest en dat verdachte ten tijde van dat ongeval verkeerde onder invloed van alcoholhoudende drank. Dat is onvoldoende voor een bewezenverklaring van het onder 1 primair en subsidiair tenlastegelegde. Niet kan immers worden uitgesloten dat er enkel een stuurfout van verdachte aan het ongeval vooraf is gegaan.
Voor het onder 2 tenlastegelegde kan volgens de raadsman een bewezenverklaring volgen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt, gelet op de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting, het volgende vast. [1]
Zoals verdachte heeft verklaard, heeft zij op 1 januari 2017 met de door haar bestuurde personenauto gereden over de Gruttoweg te Tilligte, gemeente Dinkelland, in de richting van de Frensdorferweg. Kort voordat zij is gaan rijden, had zij in een discotheek in Lattrop bier gedronken en daarna is zij samen met haar vriendin [slachtoffer] , die naast haar in de auto zat, in de richting van Tilligte gereden. Van het daarop gevolgde ongeval en de oorzaak daarvan zegt zij zich niets meer te kunnen herinneren. Op het moment dat zij bij kennis kwam, zag zij dat zij met de door haar bestuurde auto uit de bocht was gevlogen en tegen een in de berm van de Gruttoweg staande boom was gereden. Haar vriendin [slachtoffer] is ten gevolge van het ongeval gewond geraakt. [2]
Een proces-verbaal aanrijding houdt, zakelijk weergegeven, onder meer in
dat op 1 januari 2017 te 07.09 uur op de Gruttoweg te Tilligte, gemeente Dinkelland, een verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waarbij de bestuurster, zijnde verdachte, rijdende in de richting van de Frensdorferweg, met de door haar bestuurde auto in een flauwe bocht naar links tegen een in de rechter berm staande boom is gereden. Er zijn geen remsporen. Bij het ongeval heeft een inzittende, genaamd [slachtoffer] , letsel opgelopen. [3]
Een geneeskundige verklaring van 21 maart 2017, houdt, zakelijk weergegeven, onder meer in dat [slachtoffer] een wond aan haar rechterknie heeft en op 2 januari 2017 is overgeplaatst naar het ziekenhuis MST voor een operatieve behandeling. [4]
Een in een proces-verbaal van bevindingen opgenomen aanvullende verklaring van die [slachtoffer] van 10 januari 2018 houdt, zakelijk weergegeven, onder meer in:
dat haar heup was gebroken bij het ongeval;
dat een zenuw in de achterbil nog steeds moet aangroeien;
dat zij vanaf haar knie tot haar voet geen gevoel heeft aan de rechterzijde;
dat zij nog steeds een klapvoet heeft;
dat haar nek nog vast zit;
dat ze al ruim een jaar thuis zit en niets kan doen;
dat onbekend is of zij herstelt;
dat zij door het letsel niet kan autorijden;
dat het onbekend is hoe het er over een jaar uitziet en of zij dan weer kan werken. [5]
Een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) van 10 januari 2017 houdt, zakelijk weergegeven, onder meer in dat in het bloed van verdachte een ethanolconcentratie (bloedalcoholgehalte) is gemeten van 2,29 mg/ml. [6]
Bij de vraag of sprake is van 'schuld' aan een verkeersongeval in de zin van art. 6 WVW 1994 komt het aan op het geheel van de gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan van en de overige omstandigheden van het geval. Daarbij komt dat niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in vorenbedoelde zin.
De rechtbank stelt vast dat verdachte na aanzienlijk alcoholgebruik in haar auto heeft gereden. Het alcoholpromillage in haar bloed bedroeg ruim vier keer de wettelijk toegestane hoeveelheid. Zij reed laat in de nieuwjaarsnacht over een voor het openbaar verkeer openstaande weg, die niet is voorzien van wegverlichting en waar een maximumsnelheid geldt van 60 kilometer per uur. Het is een feit van algemene bekendheid dat door het gebruik van alcoholhoudende drank het waarnemingsvermogen en het reactievermogen afneemt. De rechtbank gaat er van uit dat dat bij een alcoholgehalte als dat van verdachte zeker het geval is geweest. Zij was door het alcoholgebruik niet meer tot behoorlijk besturen in staat, heeft een flauwe bocht naar links gemist en is tegen een in de rechterberm staande boom gereden. Daardoor heeft haar passagier [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel opgelopen.
Al die feiten en omstandigheden tezamen leiden de rechtbank tot de conclusie dat er sprake is geweest van aanmerkelijke onvoorzichtigheid en dat verdachtes verkeersgedrag kan worden aangemerkt als een gedraging die schuld - weliswaar in de lichtste vorm - in de zin van artikel 6 WVW 1994 oplevert.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van voormelde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat:
1.
zij op 1 januari 2017 te Tilligte in de gemeente Dinkelland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), gaande in de richting Frensdorferweg, daarmee rijdende op de weg, Gruttoweg, aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte, onder invloed van alcohol, niet of in onvoldoende mate heeft gelet op het verloop van de Gruttoweg en in een in de Gruttoweg gelegen, voor haar, verdachte naar links verlopende bocht met dat door haar, verdachte bestuurde motorrijtuig (personenauto) niet het verloop van die naar links verlopende bocht is blijven volgen en rechtdoor is gereden en tegen een gezien haar, verdachtes, rijrichting in de rechter berm van de Gruttoweg staande boom is gebotst, en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan haar schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht, terwijl verdachte verkeerde in een toestand, bedoeld in artikel 8, tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994;
2.
zij op 1 januari 2017 te Tilligte, gemeente Dinkelland, als
bestuurder van een voertuig, (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, na
zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van
verdachtes bloed bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid,
aanhef en onder b van de Wegenverkeerswet 1994, 2,29 milligram alcohol per milliliter bloed bleek te zijn.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder 1 primair en 2 meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij haar daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 175 en 176 van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW 1994). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1 primair
het misdrijf: overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander zwaar lichamelijk letsel wordt toegebracht en terwijl de schuldige verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8, tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994;
feit 2
het misdrijf: overtreding van artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een taakstraf van 180 uren subsidiair 90 dagen vervangende hechtenis en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van twee jaren, met aftrek van de tijd dat het rijbewijs ingevorderd is geweest.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat bij een bewezenverklaring van het onder 2 tenlastegelegde kan worden volstaan met een geheel voorwaardelijke geldboete of taakstraf. Tevens heeft hij matiging van de ontzegging van de rijbevoegdheid verzocht.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
De rechtbank rekent het verdachte ernstig aan dat zij als bestuurder van een personenauto, onder invloed van een aanzienlijke hoeveelheid alcoholhoudende drank, een verkeersongeval heeft veroorzaakt, waarbij haar vriendin [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. Een strafoplegging, in welke vorm dan ook, zal het bij het slachtoffer ontstane leed niet ongedaan kunnen maken. Strafoplegging dient te geschieden, niet alleen met inachtneming van de gevolgen voor het slachtoffer, maar ook afgezet te worden tegen de ernst van de gemaakte verkeersfout en de mate van schuld daaraan van verdachte.
Als uitgangspunt voor strafbare feiten als de onderhavige hanteert het landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) ter oriëntatie een gevangenisstraf van drie maanden onvoorwaardelijk en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van twee jaren.
Bij de vaststelling van de straffen en de hoogte ervan houdt de rechtbank er in het voordeel van verdachte rekening mee dat verdachte niet eerder ter zake van verkeersdelicten is veroordeeld en blijk heeft gegeven schuldbewust te zijn en inzicht te hebben in het strafwaardig karakter van haar gedraging.
Al het voorgaande in overweging nemende acht de rechtbank, in afwijking van voormeld oriëntatiepunt, een taakstraf en ontzegging van de rijbevoegdheid, beide van na te melden duur, passend en geboden. De rechtbank zal zowel de taakstraf als de ontzegging van de rijbevoegdheid gedeeltelijke voorwaardelijk opleggen om verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst opnieuw aan dit soort feiten schuldig te maken.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14b, 14b, 14c, 22c, 22d en 57 Sr en artikel 179 van de WVW 1994.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1 primair en 2 meer of anders is ten laste gelegd en spreekt haar daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1 primair
het misdrijf: overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander zwaar lichamelijk letsel wordt toegebracht en terwijl de schuldige verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8, tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994;
feit 2
het misdrijf: overtreding van artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994.
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 primair en 2 bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
180 (éénhonderd en tachtig) uren,subsidiair
90 dagen vervangende hechtenis,waarvan
40 (veertig) uren,subsidiair
20 dagen vervangende hechtenis, voorwaardelijk,met een proeftijd van
drie jaren;
-
ontzegtverdachte de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de duur van
2 (twee) jaren,waarvan
1 (één) jaar voorwaardelijk, met een proeftijd van
drie jaren,met aftrek van de duur dat het rijbewijs ingevorderd is geweest ingevolge artikel 179 Wegenverkeerswet 1994
.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. den Dulk, voorzitter, mr. A.M.G. Ellenbroek en
mr. E.J.M. Bos, rechters, in tegenwoordigheid van P.G.M. Klaassen, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 28 mei 2018.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland met nummer [numnmer] . Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Het proces-verbaal van de terechtzitting van 14 mei 2018, onder meer inhoudende de verklaring van verdachte;
3.Het proces-verbaal aanrijding misdrijf van 30 januari 2017, pagina’s 20 t/m 22.
4.Een geneeskundige verklaring van 21 maart 2017, pagina 10.
5.Het proces van verbaal van bevindingen van [verbalisant] d.d. 10 januari 2018, ingekomen op 16 januari 2018.
6.Het rapport van het NFI van 10 januari 2017, pagina 6.