4.5.Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte is ten laste gelegd, zodat zij haar daarvan zal vrijspreken.
De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Met betrekking tot het eerste gedachtestreepje van de tenlastelegging (artikel 5 lid 1 Arbeidsomstandighedenwet)
Artikel 5 lid 1 van de Arbeidsomstandighedenwet legt de verplichting op aan de werkgever om bij het voeren van het arbeidsomstandighedenbeleid in een inventarisatie en evaluatie schriftelijk vast te leggen welke risico's de arbeid voor de werknemers met zich brengt. De arbeidsplaats waar de onderhavige tenlastelegging op ziet, betreft naar het oordeel van de rechtbank een gevaarzettende arbeidsplaats die risico’s voor werknemers met zich brengt. Een dergelijke gevaarlijke werkomgeving geeft voor de werkgever een extra zorgplicht en vergroot het belang van het zich constant vergewissen van de mate van gevaar alsook het wegnemen hiervan, alvorens de werkgever een werknemer deze ruimte laat betreden.
Vorenbedoelde risico-inventarisatie en -evaluatie (RI&E) dient tevens een beschrijving van de gevaren, de risicobeperkende maatregelen en de risico’s voor bijzondere categorieën van werknemers te bevatten.
Vaststaat dat verdachte ten tijde van het ongeval niet beschikte over een schriftelijke RI&E. Wel waren er mondeling veiligheidsafspraken gemaakt hoe en onder welke voorwaarden de hallen mochten worden betreden als daar werd gewerkt.
[eigenaar] heeft ter terechtzitting verklaard dat het bedrijf nu wel beschikt over een RI&E. In deze RI&E staan volgens [eigenaar] dezelfde afspraken vermeld die eerder mondeling met de werknemers van verdachte waren besproken. Dit wordt ook bevestigd in het aanvullend proces-verbaal van de inspectie SZW van 12 mei 2018, welk proces-verbaal door de officier van justitie is overgelegd op de zitting van 14 mei 2018.
Uit dit proces-verbaal blijkt tevens dat de RI&E door een externe partij is opgesteld en dat deze RI&E door een geregistreerde hogere veiligheidskundige is getoetst op volledigheid, betrouwbaarheid van de gebuikte methodieken en de stand der techniek, hetgeen inhoudt het verwerken van actuele inzichten met betrekking tot veiligheid, gezondheid en welzijn.
Gelet op dit aanvullend proces-verbaal is de rechtbank van oordeel dat verdachte voorafgaande aan het dodelijk ongeval op 28 september 2016 met voldoende zorgvuldigheid heeft nagedacht over welke risico’s het met een shovel verplaatsen van (gedroogde) mest in de hallen en het laden van een vrachtwagen met die mest in bedrijfshal 2 voor haar werknemers met zich meebracht, alsook het wegnemen hiervan.
Dat verdachte dit niet schriftelijk in een RI&E had vastgelegd, maakt onder voornoemde omstandigheden niet dat sprake is geweest van een risico dat ten tijde van het ongeval onvoldoende door verdachte is onderkend en als gevolg waarvan zij zou hebben geweten of redelijkerwijs had moeten weten dat daardoor levensgevaar of ernstige schade aan de gezondheid van werknemer [werknemer/slachtoffer] te verwachten was.
Met betrekking tot het tweede gedachtestreepje van de tenlastelegging (artikel 8 lid 1 Arbeidsomstandighedenwet)
Artikel 8 lid 1 van de Arbeidsomstandighedenwet bepaalt – voor zover hier van belang – dat de werkgever ervoor moet zorgen dat de werknemers doeltreffend worden ingelicht over de te verrichten werkzaamheden en de daaraan verbonden risico's, alsmede over de maatregelen die erop gericht zijn deze risico's te voorkomen of te beperken.
Uit het hiervoor genoemde RI&E leidt de rechtbank af dat de door verdachte, voorafgaand aan het ongeval op 28 september 2016, zelf opgestelde regels voldoende houvast gaven voor de werknemers voor het veilig uitvoeren van werkzaamheden zoals het in een bedrijfshal met een shovel uitladen van en verplaatsen van (gedroogde) mest en het laden van een vrachtwagen met die mest.
Daarnaast hebben de medewerkers van verdachte, gehoord als getuige, allen verklaard dat zij op de hoogte waren van de opgestelde regels die steeds mondeling via (werk)overleggen kenbaar werden gemaakt en regelmatig werden besproken. Ook de als getuige gehoorde chauffeur [getuige] , wiens vrachtwagen ten tijde van het ongeval werd geladen, heeft verklaard dat hij op de hoogte was van de regel dat hij de hal niet mocht betreden als daar werd gewerkt met een shovel en dat daar ook altijd strikt de hand aan werd gehouden.
Dat de werknemers van verdachte niet of onvoldoende doeltreffend waren ingelicht over de wijze waarop in de bedrijfshal moest worden gewerkt en over de daaraan verbonden risico’s en de wijze waarop deze risico’s konden worden voorkomen, acht de rechtbank aldus bij gebrek aan feitelijke grondslag niet bewezen.
Met betrekking tot het derde gedachtestreepje van de tenlastelegging (artikel 7.2 lid 1 Arbeidsomstandighedenbesluit)
Artikel 7.2 lid 1 van het Arbeidsomstandighedenbesluit bepaalt dat een door de werkgever aan de werknemer ter beschikking gesteld arbeidsmiddel moet voldoen aan de op dat arbeidsmiddel van toepassing zijnde Warenwetbesluiten.
In dit verband is de volgende regelgeving van toepassing.
Artikel 2 lid 1 van het Warenwetbesluit machines:
Het is verboden machines en niet voltooide machines die niet voldoen aan de vervaardigings-voorschriften bij of krachtens dit besluit gesteld (…) in bedrijf te stellen.
Artikel 3a lid 1 van het Warenwetbesluit machines:
De fabrikant of diens gemachtigde:
a. zorgt dat de machine voldoet aan de essentiële veiligheids- en gezondheidseisen;
Artikel 1 van het Warenwetbesluit machines:
- essentiële gezondheids- en veiligheidseisen: bepalingen betreffende het ontwerp en de bouw van machines om te zorgen voor een hoog niveau van de veiligheid of gezondheid van de mens en, in voorkomend geval, van huisdieren en de veiligheid van zaken en, indien van toepassing, de bescherming van het milieu, als bedoeld in bijlage I bij de richtlijn;
Voorschrift 3.2.1. van Bijlage I bij Richtlijn nr. 2006/42/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 17 mei 2006 betreffende machines en tot wijziging van richtlijn 95/16/EG (PbEU L 157):
Het zicht vanaf de bestuurdersplaats moet zodanig zijn dat de bestuurder de machine met haar gereedschappen in de voorzienbare werkomstandigheden veilig kan doen werken zonder dat hijzelf of andere personen aan gevaar worden blootgesteld. Indien nodig moeten risico's wegens ontoereikend direct zicht, met behulp van passende middelen worden weggenomen.
Naar het oordeel van de rechtbank is niet gebleken dat de door verdachte aan [werknemer] ter beschikking gestelde shovel niet voldeed aan de essentiële veiligheids- en gezondheidseisen van het Warenwetbesluit machines. Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting is, anders dan door de officier van justitie is gesteld, niet gebleken dat het zicht van de bestuurdersplaats van de door [werknemer] bestuurde shovel zodanig beperkt was dat [werknemer] die shovel niet veilig kon laten werken.
Uit het dossier volgt dat er door verdachte veiligheidsinstructies zijn opgesteld voor het werken in hallen en dat deze instructies uitvoerig zijn besproken met de werknemers en dat zij daarvan goed op de hoogte waren, zoals het niet betreden van de werkzone als daar werd gewerkt met een shovel.
De rechtbank is van oordeel dat er van uit mag worden gegaan dat na bespreking van deze instructies met de werknemers, die instructies door de werknemers worden nageleefd. Van een werkgever met een beperkte bedrijfsomvang, zoals verdachte, kan niet worden gevergd dat telkens als er een vrachtwagen wordt geladen ter plaatse gecontroleerd wordt of de gestelde veiligheidsinstructies daadwerkelijk worden opgevolgd.
De vraag of verdachte meer of andere veiligheidsmaatregelen ten aanzien van (het gebruik van) de shovel had moeten treffen, die binnen de voorzienbare werkomstandigheden binnen het bedrijf van verdachte als passend zouden hebben te gelden, beantwoordt de rechtbank in de omstandigheden van dit geval dan ook negatief.
Met betrekking tot het vierde gedachtestreepje van de tenlastelegging (artikel 7.4 lid 3 Arbeidsomstandighedenbesluit)
Artikel 7.4 lid 3 van het Arbeidsomstandighedenbesluit bepaalt dat een arbeidsmiddel zodanig is geplaatst, bevestigd of ingericht en zodanig wordt gebruikt dat het gevaar dat zich een ongewilde gebeurtenis voordoet zoals verschuiven, omvallen, kantelen, getroffen worden door het arbeidsmiddel of onderdelen daarvan, oververhitting, brand, ontploffen, blikseminslag en directe of indirecte aanraking met elektriciteit zoveel mogelijk is voorkomen.
Gelet op hetgeen hierboven is overwogen met betrekking tot het derde gedachtestreepje acht de rechtbank niet bewezen dat de shovel niet dusdanig was ingericht en dusdanig werd gebruikt dat het gevaar dat zich een ongewilde gebeurtenis voordeed, zoals het getroffen worden door (onderdelen van) die shovel, zoveel als redelijkerwijs mogelijk werd voorkomen.
Met betrekking tot het vijfde gedachtestreepje van de tenlastelegging (artikel 3.2 lid 1 Arbeidsomstandighedenbesluit)
In artikel 3.2 lid 1 van het Arbeidsomstandighedenbesluit is, voor zover hier van belang, bepaald dat arbeidsplaatsen veilig toegankelijk zijn en veilig kunnen worden verlaten. Ze worden zodanig ontworpen, gebouwd, uitgerust, in bedrijf gesteld, gebruikt en onderhouden, dat gevaar voor de veiligheid en de gezondheid van de werknemers zoveel mogelijk is voorkomen.
Onder verwijzing naar hetgeen hierboven is overwogen met betrekking tot het eerste gedachtestreepje acht de rechtbank niet bewezen dat bedrijfshal 2 niet zodanig was uitgerust en in bedrijf was gesteld dat het gevaar voor de veiligheid en de gezondheid van haar werknemers binnen de voorzienbare werkomstandigheden en bezien tegen het licht van de beperkte omvang van het bedrijf zoveel mogelijk werd voorkomen.
De rechtbank acht aldus niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 28 september 2016 te Wâlterswâld als werkgever in de zin van de Arbeidsomstandighedenwet, in strijd met de bepalingen van die wet en de daarop berustende bepalingen, handelingen heeft verricht en/of heeft nagelaten, terwijl verdachte wist of redelijkerwijze moest weten dat daardoor levensgevaar of ernstige schade aan de gezondheid van haar werknemer [werknemer/slachtoffer] ontstond of te verwachten was.
De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het haar tenlastegelegde.