ECLI:NL:RBOVE:2018:175

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
19 januari 2018
Publicatiedatum
19 januari 2018
Zaaknummer
08/730279-17 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van valse aangifte en valse verklaringen door verdachte in strafzaak

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Overijssel op 19 januari 2018 uitspraak gedaan in de zaak tegen een 50-jarige vrouw, die werd beschuldigd van het doen van valse aangiftes en het afleggen van valse verklaringen. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van alle tenlastegelegde feiten, omdat er onvoldoende bewijs was om tot een veroordeling te komen. De zaak betrof incidenten die zich hebben voorgedaan op 23 februari 2012, 26 september 2012, 24 september 2014 en 11 januari 2016, waarbij de verdachte aangifte had gedaan van mishandeling en vernieling door een andere persoon. Tijdens de zitting op 5 januari 2018 heeft de officier van justitie, mr. W.S. Koorn, gevorderd tot bewezenverklaring van de valse aangifte en de valse verklaringen. De verdediging, vertegenwoordigd door raadsman mr. A. Allersma, heeft echter betoogd dat de verdachte vrijgesproken moest worden, aangezien er twijfels bestonden over de verklaringen van de getuigen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er in het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig was om de verdachte te veroordelen. De rechtbank concludeerde dat het onduidelijk was wat er precies was gebeurd op de betreffende data, en dat de aangifte van de verdachte niet opzettelijk in strijd met de waarheid was gedaan. Daarom is de verdachte vrijgesproken van alle tenlastegelegde feiten.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Afdeling Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08/730279-17 (P)
Datum vonnis: 19 januari 2018
Vonnis op tegenspraak in de zaak van:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1967 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [woonplaats] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
5 januari 2018. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van officier van justitie mr. W.S. Koorn, en van hetgeen door de verdachte en diens raadsman, mr. A. Allersma, advocaat te Groningen, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1: op 23 februari 2012 een valse aangifte (van mishandeling door [naam] ) heeft gedaan;
feit 2: op 26 september 2012 onder ede een valse verklaring heeft afgelegd (over voornoemde mishandeling);
feit 3: op 24 september 2014 een valse aangifte (van vernieling door [naam] ) heeft gedaan;
feit 4: op 11 januari 2016 onder ede een valse verklaring heeft afgelegd (over voornoemde vernieling).
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
1.
zij op of omstreeks 23 februari 2012 te Vriezenveen, gemeente Twenterand,
aangifte heeft gedaan dat een strafbaar feit was gepleegd, wetende dat dat feit
niet was gepleegd, immers heeft verdachte toen aldaar ten overstaan van [verbalisant]
, te weten een (buitengewoon) opsporingsambtenaar bij/van de politie,
Regiopolitie Twente opzettelijk in strijd met de waarheid aangifte gedaan van
mishandeling (gepleegd door [naam] ) (parketnummer: 08-431145-12);
2.
zij op of omstreeks 26 september 2012 te Almelo
in een geval waarin een wettelijk voorschrift een verklaring onder ede vorderde
en/of daaraan rechtsgevolgen verbond, te weten bij de rechter-commissaris te
Almelo op 26 september 2012, mondeling en/of schriftelijk persoonlijk of door
een bijzondere daartoe gemachtigde opzettelijk een valse verklaring onder ede
heeft afgelegd, te weten:
- " Ik voelde dat ik vrij hard bij mijn schouder werd gepakt en [naam] draaide
mij om en stompte mij op mijn buik" en/of
- " Ik sla je dood, en hij pakte mij bij de keel" en/of
- " Hij spuugde in mijn gezicht terwijl hij sprak";
3.
zij op of omstreeks 24 september 2014 te Vriezenveen, gemeente Twenterand,
aangifte heeft gedaan dat een strafbaar feit was gepleegd, wetende dat dat feit
niet was gepleegd, immers heeft verdachte toen aldaar ten overstaan van [verbalisant]
, te weten een opsporingsambtenaar (hoofdagent) bij/van de politie,
Regiopolitie Twente opzettelijk in strijd met de waarheid aangifte gedaan van
vernieling (van haar, verdachtes, (personen)auto) (parketnummer: 08-237439-14);
4.
zij op of omstreeks 11 januari 2016 te Almelo
in een geval waarin een wettelijk voorschrift een verklaring onder ede vorderde
en/of daaraan rechtsgevolgen verbond, te weten bij de rechter-commissaris te
Almelo, rechtbank Overijssel op 11 januari 2016 mondeling en/of schriftelijk
persoonlijk of door een bijzondere daartoe gemachtigde opzettelijk een valse
verklaring onder ede heeft afgelegd, te weten:
- " Ik heb aangifte gedaan tegen [naam] van beschadiging van mijn auto. Ik heb
in mijn aangifte de waarheid verteld, absoluut. Ik blijf mijn aangifte"
en/of
- " Ik hoorde toen het geluid alsof je met je nagels over een schoolbord gaat"
en/of
- " Ik kwam bij mijn auto en toen zag ik de krassen al, van achter naar voren.
De krullen hingen er nog aan." en/of
- " Die staan ook op twee foto's die ik gemaakt heb. Ik heb die foto's aan de
politie gemaild" en/of
- " Op de vraag of er nog meer krassen op de auto zaten antwoord ik: ja, [naam]
heeft al eerder krassen op de auto gemaakt."
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De vrijspraakoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot een bewezenverklaring van het onder 1 en onder 2 ten laste gelegde. Zij heeft daartoe aangevoerd dat gelet op de verklaring van aangever [naam] , de verklaringen van getuige [getuige 1] bij de politie en bij de rechter-commissaris en de verklaring van getuige [getuige 2] bij de rechter-commissaris is komen vast te staan dat de mishandeling waarvan verdachte aangifte heeft gedaan niet heeft plaatsgevonden en dat aldus sprake is van een valse aangifte. Vervolgens heeft verdachte bij de rechter-commissaris onder ede een valse verklaring afgelegd, door te verklaren over deze beweerde mishandeling.
Ten aanzien van het onder 3 en onder 4 ten laste gelegde heeft de officier van justitie gevorderd verdachte vrij te spreken.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit verdachte vrij te spreken van het ten laste gelegde. Verdachte ontkent het ten laste gelegde ten stelligste en er is aanleiding te twijfelen aan de verklaring van de getuigen, nu zij op het moment van de door hen afgelegde verklaringen in de directe omgeving van aangever woonden en niet kan worden uitgesloten dat zij door aangever zijn beïnvloed.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van het onder 1 en onder 2 ten laste gelegde
De rechtbank is van oordeel dat zich in het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevindt om tot een bewezenverklaring van het onder 1 en onder 2 aan verdachte ten laste gelegde te kunnen komen. Dit oordeel berust op het volgende.
Uit het dossier komt naar voren dat er in 2012 sprake is geweest van een verstoorde verstandverhouding tussen meerdere buurtbewoners, waaronder tussen verdachte en aangever. Ten aanzien van een incident op 23 februari 2012 is door aangever verklaard dat er geen sprake is geweest van enige geweldshandeling van hem naar verdachte. Evenals in haar verhoor bij de politie heeft verdachte ook ter terechtzitting verklaard dat zij daadwerkelijk door aangever is mishandeld. Getuige [getuige 1] heeft in zijn verhoor bij de rechter-commissaris onder meer verklaard dat aangever verdachte niet heeft aangeraakt. [getuige 1] verklaart zicht te hebben gehad op de situatie vanaf het moment dat hij hoorde schreeuwen, dat verdachte en aangever toen een meter uit elkaar stonden en dat hij hen niet naar elkaar heeft zien lopen. Getuige [getuige 2] heeft wel een geweldshandeling van aangever naar verdachte waargenomen. Zij heeft in haar verhoor bij de rechter-commissaris immers verklaard dat zij zag dat aangever met zijn borstkas tegen verdachte aanbotste.
Alles afwegende is naar het oordeel van de rechtbank onduidelijk wat er exact heeft plaatsgevonden op 23 februari 2012. Aldus is niet komen vast te staan dat de aangifte van verdachte (en haar daarop volgende verklaring onder ede bij de rechter-commissaris) opzettelijk in strijd met de waarheid is.
De verdachte dient dan ook te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde.
Ten aanzien van het onder 3 en onder 4 ten laste gelegde
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan en zal haar hiervan vrijspreken. Nu de officier van justitie dit ook heeft gevorderd en dit eveneens is bepleit door de raadsman, zal dit oordeel niet nader worden gemotiveerd.

5.De beslissing

De rechtbank:
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt haar daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. mr. P.M.F. Schreurs, voorzitter, mr. E.J.M. Bos en mr. S.H. Peper, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.P. Ponsteen als griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 19 januari 2018.