ECLI:NL:RBOVE:2018:175
Rechtbank Overijssel
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van valse aangifte en valse verklaringen door verdachte in strafzaak
In deze strafzaak heeft de Rechtbank Overijssel op 19 januari 2018 uitspraak gedaan in de zaak tegen een 50-jarige vrouw, die werd beschuldigd van het doen van valse aangiftes en het afleggen van valse verklaringen. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van alle tenlastegelegde feiten, omdat er onvoldoende bewijs was om tot een veroordeling te komen. De zaak betrof incidenten die zich hebben voorgedaan op 23 februari 2012, 26 september 2012, 24 september 2014 en 11 januari 2016, waarbij de verdachte aangifte had gedaan van mishandeling en vernieling door een andere persoon. Tijdens de zitting op 5 januari 2018 heeft de officier van justitie, mr. W.S. Koorn, gevorderd tot bewezenverklaring van de valse aangifte en de valse verklaringen. De verdediging, vertegenwoordigd door raadsman mr. A. Allersma, heeft echter betoogd dat de verdachte vrijgesproken moest worden, aangezien er twijfels bestonden over de verklaringen van de getuigen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er in het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig was om de verdachte te veroordelen. De rechtbank concludeerde dat het onduidelijk was wat er precies was gebeurd op de betreffende data, en dat de aangifte van de verdachte niet opzettelijk in strijd met de waarheid was gedaan. Daarom is de verdachte vrijgesproken van alle tenlastegelegde feiten.