ECLI:NL:RBOVE:2018:1718

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
22 mei 2018
Publicatiedatum
22 mei 2018
Zaaknummer
08/730035-18 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een 22-jarige man voor diefstal met geweld in vereniging

Op 22 mei 2018 heeft de Rechtbank Overijssel een 22-jarige man veroordeeld tot een gevangenisstraf van 240 dagen, waarvan 120 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar. De man was beschuldigd van diefstal met geweld in vereniging, gepleegd op 15 september 2017 te Hengelo. De rechtbank oordeelde dat de verdachte samen met een mededader een 70-jarige vrouw, die in een scootmobiel reed, had beroofd. De vrouw werd bedreigd toen de bijrijder van de auto het stuur van haar scootmobiel vastpakte, waardoor zij in gevaar kwam en pijn in haar rug opliep. De rechtbank achtte het wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte en zijn mededader de vrouw hebben beroofd van haar tas, die onder andere €50 en een telefoon bevatte. De rechtbank weegt mee dat de verdachte eerder is veroordeeld voor geweldsdelicten en dat hij in een negatief sociaal netwerk verkeert. De officier van justitie had een gevangenisstraf van zes maanden geëist, waarvan twee maanden voorwaardelijk, maar de rechtbank legde een zwaardere straf op, rekening houdend met de ernst van het feit en de kwetsbaarheid van het slachtoffer. De rechtbank heeft de voorlopige hechtenis opgeheven en de verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 240 dagen, waarvan 120 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08/730035-18 (P)
Datum vonnis: 22 mei 2018
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1995 in [geboorteplaats] ,
wonende in [woonplaats] ,
thans verblijvende in P.I. Flevoland, Huis van Bewaring Almere Binnen te Almere.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
8 mei 2018.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. W.E.M. van Erp en van hetgeen door verdachte en zijn raadsman mr. J.W. Stegeman, advocaat te Almelo, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte alleen of met een ander al dan niet met geweld de in een scootmobiel rijdende [slachtoffer] heeft beroofd.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 15 september 2017 te Hengelo (0),
op de openbare weg de Backenhagenlaan
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
een tas (inhoudende o.a. een portemonnee en/of een telefoon), in elk geval
enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander
of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders,
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld
tegen die [slachtoffer] en/of de scootmobiel van die [slachtoffer] ,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te
maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn
mededaders hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het
gestolene te verzekeren,
welk geweld hierin bestond dat
- verdachte en zijn mededader in een auto naast de, in een scootmobiel
rijdende [slachtoffer] , is/zijn gaan rijden en/of
- verdachte en/of zijn mededader (via een geopend raam van die rijdende auto)
het stuur van die scootmobiel heeft/hebben vastgepakt en/of vastgepakt
gehouden en/of kracht op dit stuur heeft/hebben gezet;

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
Het standpunt van de officier van justitie is dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte zich met de medeverdachte [medeverdachte] schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde feit. Dat volgt uit de verklaring van [medeverdachte] en uit de verklaring van [betrokkene] , die verdachte en [medeverdachte] heeft horen zeggen dat zij een oudere mevrouw op een scootmobiel hadden beroofd. Verder zat verdachte kort na dit feit met [medeverdachte] in de auto, waarin ook inbrekerswerktuigen werden aangetroffen en wil of kan verdachte niet zeggen waar hij ten tijde van deze diefstal was en waarom [medeverdachte] hem een hak zou willen zetten.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Volgens de raadsman is er geen wettig en overtuigend bewijs dat verdachte zich (mede) schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde en moet hij worden vrijgesproken. Er is geen bewijs dat verdachte koppelt aan dit feit. De auto en telefoon zijn beide getraceerd naar [medeverdachte] . De verklaringen van [medeverdachte] en [betrokkene] , die beweren dat verdachte met [medeverdachte] de roofoverval heeft gepleegd, zijn onbetrouwbaar. [medeverdachte] was destijds onder invloed van cocaïne en drank. Zijn eigen vader heeft verklaard dat [medeverdachte] veel liegt en mensen verraadt. [betrokkene] heeft wisselende verklaringen afgelegd en was ook onder invloed van cocaïne. Ze proberen verdachte het tenlastegelegde in de schoenen te schuiven, terwijl deze er niets mee te maken heeft. [betrokkene] heeft met [medeverdachte] de diefstal met geweld gepleegd; dat is ook logisch omdat [medeverdachte] en [betrokkene] de buit, te weten de opbrengst van een gsm, hebben gedeeld. Subsidiair stelt de raadsman dat, indien de rechtbank het medeplegen door verdachte wettig en overtuigend bewezen acht, er geen sprake is geweest van een geweldscomponent. Het slachtoffer is niet in gevaar geweest door het vastpakken van het stuur.
4.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Op 15 september 2017 doet mevrouw [slachtoffer] , op dat moment 70 jaar oud, aangifte van een beroving. Zij zag die dag, terwijl zij reed in haar scootmobiel, dat een kleine zwarte auto naast haar kwam rijden. Er zaten twee personen in de auto. De bijrijder hing uit het raam en pakte met kracht het stuur van de scootmobiel. [slachtoffer] was daardoor bang om te vallen en werd een eindje met de auto meegesleurd. Zij is hierdoor verschrikkelijk geschrokken en kreeg als gevolg van deze actie pijn in haar rug. De bijrijder pakte haar tas uit het mandje van de scootmobiel, met daarin onder meer 50 euro en een telefoon. [2] Volgens [slachtoffer] was het kenteken van de auto [kenteken 1] .
Via het IMEI-nummer van de gestolen telefoon (een zwarte Samsung) komt de politie bij de nieuwe eigenaar van die telefoon, vervolgens bij de winkel waarin deze telefoon is verkocht en uiteindelijk bij de persoon die deze telefoon heeft aangeboden, namelijk [medeverdachte] . [3] Deze [medeverdachte] blijkt gebruik te maken van de auto van zijn vader, een blauwe Ford Fiesta met kenteken [kenteken 2] . Na raadpleging van het integrale bevragingssysteem blijkt dat [medeverdachte] op 20 september 2017 met verdachte in genoemde auto is aangehouden, waarbij inbrekerswerktuig werd aangetroffen [4] Nadat [medeverdachte] voor onderhavig feit is aangehouden bekent hij dat hij samen met verdachte de mevrouw in de scootmobiel heeft beroofd. [5] [medeverdachte] verklaart dat verdachte de schoudertas uit het mandje heeft gepakt en het daarin aangetroffen geld (€ 50,--) heeft gehouden. [medeverdachte] verklaart ook dat hij zelf de telefoon heeft gehouden en die met [betrokkene] heeft verkocht. [6] Wanneer vervolgens [betrokkene] wordt verhoord verklaart deze dat hij van [medeverdachte] en [verdachte] heeft gehoord dat zij een oud omaatje op een scootmobiel hebben beroofd, met de auto die op naam stond van de vader van [medeverdachte] . Volgens [betrokkene] hadden verdachte en [medeverdachte] hem tevoren gezegd dat zij iemand wilde beroven. Verdachte had daarvoor [betrokkene] petje geleend. [betrokkene] verklaart ook dat hij samen met [medeverdachte] de gestolen telefoon heeft verkocht. [7]
Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit het voorgaande dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte samen met [medeverdachte] mevrouw [slachtoffer] heeft beroofd van een tas, met daarin € 50,00 en een telefoon, waarbij [medeverdachte] de auto bestuurde en verdachte de tas uit het mandje van de scootmobiel heeft gepakt. Het alternatieve scenario, namelijk dat [medeverdachte] en [betrokkene] samenspannen en verdachte ten onrechte beschuldigen van het medeplegen, is niet aannemelijk gemaakt.
Daarbij is van belang dat verdachte niet kan of wil verklaren waarom [medeverdachte] heeft bekend de diefstal mede te hebben gepleegd en vervolgens niet [betrokkene] maar verdachte als medepleger aanwijst. Verder vindt de rechtbank van belang dat verdachte en [medeverdachte] elkaar kennen en kort na dit feit ook samen zijn aangehouden. De rechtbank vindt de verklaringen van [medeverdachte] en [betrokkene] bovendien wel geloofwaardig. De verklaringen zijn op zichzelf en onderling consistent, zodat de rechtbank geen aanleiding ziet daaraan te twijfelen.
Voorts is de rechtbank van oordeel dat er bij de diefstal van de tas van het slachtoffer wel degelijk sprake was van geweld. Mevrouw [slachtoffer] werd immers plotseling geconfronteerd met verdachte die vanuit een rijdende auto met kracht haar stuur vastpakte en vasthield, wat bij haar leidde tot een schrikreactie en de vrees dat zij de macht over haar scootmobiel zou verliezen en zou vallen. Zij verklaarde dat zij haar stuur zo stevig mogelijk vasthield om niet te vallen en dat zij een stuk is meegesleurd.
Daarbij gaf zij aan dat als gevolg van deze diefstal zij vele malen meer pijn in haar rug had dan zij normaal al had. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat er wel degelijk sprake is geweest van diefstal die voorafgegaan en vergezeld ging van geweld tegen aangeefster. Er was weliswaar sprake van indirect geweld, maar uit haar verklaringen blijkt dat aangeefster lichamelijk weerstand moest bieden.
4.4.
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op 15 september 2017 te Hengelo (O), op de openbare weg (de Backenhagenlaan),
tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een tas (inhoudende o.a. een portemonnee en een telefoon),
toebehorende aan [slachtoffer] , welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld hierin bestond dat
- verdachte en zijn mededader in een auto naast de, in een scootmobiel
rijdende [slachtoffer] , zijn gaan rijden en
- verdachte (via een geopend raam van die rijdende auto) het stuur van die scootmobiel heeft vastgepakt en vastgepakt gehouden en kracht op dit stuur heeft gezet.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De rechtbank heeft de eventueel in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 312 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
het misdrijf:
diefstal door twee of meer verenigde personen, voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en het bezit van het gestolene te verzekeren.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, deelname aan de gedragsinterventie Cognitieve Vaardigheden en opname in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang.
7.2
Het standpunt van de verdediging
Volgens de raadsman heeft verdachte – indien hij schuldig wordt bevonden – al te lang in voorarrest gezeten en dient hij op vrije voeten te komen. Daarbij dient rekening te worden gehouden met artikel 63 Sr.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. Voor wat betreft de ernst van het feit vindt de rechtbank het volgende van belang. Verdachte heeft met zijn mededader op nietsontziende wijze een 70-jarige en kwetsbare vrouw op een scootmobiel beroofd van haar tas. Hij heeft vanuit een rijdende auto het stuur van de scootmobiel vastgehouden, waardoor het slachtoffer in haar scootmobiel enige meters werd meegesleurd en bang was dat zij ten val zou komen. Aangeefster heeft ook verklaard dat zij heel erg is geschrokken en erg bang is geweest. Verdachte en zijn mededader hebben niet laten blijken zich hiervan op enige manier bewust te zijn geweest en hebben zich uitsluitend laten leiden door hun eigen financiële gewin.
Uit het strafblad blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor openlijke geweldpleging, gekwalificeerde diefstal en een overval. Voorts blijkt uit het reclasseringsrapport dat op 30 april 2017 over verdachte is opgemaakt, dat verdachte geen stabiele financiële situatie heeft, deels in een negatief sociaal netwerk verkeert en dat er aanwijzingen zijn voor problemen met betrekking tot middelengebruik. Hij is bij Tactus verslavingszorg in behandeling geweest.
De reclassering adviseert om verdachte als bijzondere voorwaarden op te leggen een meldplicht bij de reclassering, deelname aan de gedragsinterventie Cognitieve Vaardigheden en plaatsing in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang. Volgens de begeleider van verdachte bij Humanitas, de heer [naam] , is verdachte na zijn detentie weer welkom voor een traject bij Humanitas.
De rechtbank heeft ten slotte, op de voet van het bepaalde in artikel 63 Sr, rekening gehouden met een eerdere veroordeling van verdachte (zoals ter zitting is gebleken), te weten het vonnis van de politierechter in deze rechtbank van 2 maart 2018, waarbij verdachte is veroordeeld tot een taakstraf van 80 uren, eventueel te vervangen door 40 dagen hechtenis.
De rechtbank acht, gelet op het voorgaande, een gevangenisstraf van 240 dagen passend en geboden, waarvan 120 dagen voorwaardelijk, met en proeftijd van drie jaar. De rechtbank neemt in aanmerking dat verdachte inmiddels 120 dagen in voorarrest heeft gezeten, zodat het resterende onvoorwaardelijke deel van de gevangenisstraf gelijk is aan de duur van dat voorarrest. De rechtbank legt een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk op, omdat dit niet de eerste keer is dat verdachte wordt veroordeeld en om verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst opnieuw schuldig te maken aan strafbare feiten. De rechtbank ziet in dit geval geen aanleiding om bijzondere voorwaarden op te leggen.
De rechtbank zal de voorlopige hechtenis met ingang van heden opheffen.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op artikel 27 Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
diefstal door twee of meer verenigde personen, voorafgegaan en vergezeld door geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en het bezit van het gestolene te verzekeren;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
240 dagen (tweehonderdveertig dagen);
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf
120 dagen niet ten uitvoer zullen worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
Opheffing bevel voorlopige hechtenis
- heft het bevel tot voorlopige hechtenis op met ingang van heden.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.I. van Meel, voorzitter, mr. G.J. Stoové en mr. F.H.W. Teekman, rechters, in tegenwoordigheid van E.P. Endlich, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 22 mei 2018.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland, district Twente, met registratienummer [nummer] . Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Het proces-verbaal aangifte van [slachtoffer] d.d. 19 september 2017 (pagina 012 laatste alinea en pagina 013, eerste drie alinea´s).
3.Het proces-verbaal van verdenking d.d. 1 november 2017 (pagina 074 na ´printertap` tot en met pagina 076 (eerste alinea)).
4.Het proces-verbaal van verdenking d.d. 1 november 2017 (pagina 076 vierde alinea).
5.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] d.d. 22 januari 2018 (pagina 106).
6.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] d.d. 22 januari 2018 (pagina 107, eerste vier alinea´s).
7.Het proces-verbaal verhoor verdachte [betrokkene] d.d. 24 januari 2017 (pagina 150).