ECLI:NL:RBOVE:2018:1708

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
9 mei 2018
Publicatiedatum
22 mei 2018
Zaaknummer
C/08/209096 / HA ZA 17-475
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugvordering van een Persoonsgebonden Budget (PGB) wegens onverschuldigde betaling

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 9 mei 2018 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen Zilveren Kruis Zorgkantoor NV, voorheen handelend onder de naam Achmea Zorgkantoor N.V., en een gedaagde die als budgethouder een Persoonsgebonden Budget (PGB) had ontvangen. Eiseres vorderde terugbetaling van een bedrag van € 39.976,05, vermeerderd met buitengerechtelijke incassokosten en rente, omdat gedaagde geen of onvoldoende verantwoording had afgelegd over het PGB dat aan hem was toegekend voor het kalenderjaar 2014. Eiseres had het PGB met terugwerkende kracht beëindigd en het reeds betaalde voorschotbedrag teruggevorderd, maar gedaagde had niet betaald ondanks herhaalde aanmaningen.

De rechtbank constateerde dat de vordering van eiseres niet onder het Besluit vergoeding buitengerechtelijke incassokosten viel, omdat deze was gebaseerd op onverschuldigde betaling. De rechtbank toetste de vordering aan de eisen voor buitengerechtelijke incassokosten zoals geformuleerd in het Rapport BGK-integraal. Aangezien eiseres had gesteld dat zij daadwerkelijk kosten had gemaakt en deze kosten binnen het forfaitaire tarief vielen, werd de vordering toegewezen.

De rechtbank oordeelde dat gedaagde als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten moest worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van eiseres werden begroot op een totaal van € 3.099,05. De rechtbank verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat gedaagde onmiddellijk moest betalen, ook al kon hij in hoger beroep gaan.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
zaaknummer / rolnummer: C/08/209096 / HA ZA 17-475
Vonnis van 9 mei 2018
in de zaak van
de naamloze vennootschap
ZILVEREN KRUIS ZORGKANTOOR NV,voorheen handelend onder de naam Achmea Zorgkantoor N.V. [1] ,
gevestigd te Utrecht,
eiseres,
advocaat mr. R.J. Hoogeveen te Almelo,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
advocaat, mr K. Kok, die zich op 28 februari 2018 heeft onttrokken,

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure is als volgt.
1.2.
Eiseres heeft gedaagde gedagvaard. Mr. Kok heeft zich blijkens de rolkaart op 8 november 2017 als advocaat van gedaagde gesteld. Na (meerdere malen) verleend uitstel voor het nemen van een conclusie van antwoord heeft mr. Kok blijkens een B2-formulier op 28 februari 2018 de rechtbank bericht zich te onttrekken als advocaat. Hij heeft daarbij bevestigd dat hij zijn (voormalig) cliënte heeft geïnformeerd en heeft gewezen op de gevolgen van de onttrekking. Na de onttrekking is de zaak blijkens de rolkaart verwezen naar een roldatum van twee weken later op 14 maart 2018 voor het door gedaagde stellen van een nieuwe advocaat en het alsnog nemen van een conclusie van antwoord. Op die roldatum heeft zich geen nieuwe advocaat gesteld. Eiseres heeft vervolgens op 28 maart 2018 om vonnis gevraagd.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De beoordeling

2.1.
Eiseres vordert samengevat - bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
- gedaagde te veroordelen om aan eiseres te betalen een bedrag van € 39.976,05 als hoofdsom, buitengerechtelijke incassokosten ten bedrage van € 1.174,76 vermeerderd met omzetbelasting daarover van € 246,70 en een bedrag van € 3.398,51 aan rente over de hoofdsom tot de dag van dagvaarding, aldus totaal € 44.796,02 te vermeerderen met de wettelijke rente over de hoofdsom vanaf de dagvaarding tot de dag van algehele voldoening;
- gedaagde te veroordelen in de proceskosten.
2.2.
Eiseres legt aan haar vordering - kort gezegd - het volgende ten grondslag. Aan gedaagde als budgethouder is op haar verzoek een Persoonsgebonden Budget (PGB) toegekend over het kalenderjaar 2014 en zijn periodiek bedragen ter beschikking gesteld. Gedaagde heeft geen of onvoldoende verantwoording afgelegd over het PGB, waarna eiseres het aan gedaagde toegekende PGB met terugwerkende kracht heeft beëindigd en het reeds betaalde voorschotbedrag, dan wel de reeds verrekende bedragen, als zijnde onverschuldigd betaald, heeft teruggevorderd bij “Definitieve Afrekening PGB” gedateerd op 27 juni 2015. Deze laatste beslissing heeft formele rechtskracht. Ondanks (herhaalde) aanmaning en aanzegging van kostenverhogende incassomaatregelen heeft eiseres van gedaagde geen betaling van het verschuldigde bedrag kunnen verkrijgen. Eiseres stelt door de wanbetaling van gedaagde vermogensschade te lijden, bestaande uit buitengerechtelijke incassokosten berekend op basis van het Besluit vergoeding buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) en de wettelijke rente vanaf de verzuimdatum.
2.3.
De rechtbank constateert dat eiseres een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten vordert dat is gebaseerd op het bepaalde in het Besluit. De onderhavige vordering heeft echter geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit van toepassing is. De vordering is immers gebaseerd op onverschuldigde betaling. De rechtbank zal de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn (gelet op het ontbreken van verweer: marginaal) toetsen aan de eisen voor dergelijke vorderingen zoals deze zijn geformuleerd in het Rapport BGK-integraal. Nu eiseres heeft gesteld dat zij daadwerkelijk buitengerechtelijke incassokosten heeft gemaakt, de kosten waarvan zij vergoeding vordert kunnen worden beschouwd als buitengerechtelijke kosten en het gevorderde bedrag het forfaitaire tarief niet overschrijdt, zal het gevorderde worden toegewezen.
2.4.
Het gevorderde komt de rechtbank ook voor het overige niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal als niet weersproken worden toegewezen.
2.5.
Gedaagde zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van eiseres worden begroot op:
- dagvaarding € 101,05
- griffierecht 1.924,00
- salaris advocaat
1.074,00(1,0 punt × tarief € 1.074,00)
Totaal € 3.099,05

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
veroordeelt gedaagde om aan eiseres te betalen een bedrag van € 44.796,02 (vierenveertigduizend zevenhonderdenzesennegentig euro en twee eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de hoofdsom van € 39.976,05 met ingang van 5 oktober 2017 (dag van dagvaarding) tot de dag van volledige betaling,
3.2.
veroordeelt gedaagde in de proceskosten, aan de zijde van eiseres tot op heden begroot op € 3.099,05,
3.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.E.J. Goffin en in het openbaar uitgesproken op 9 mei 2018. [2]

Voetnoten

1.Handelend onder de naam Zorgkantoor Rotterdam, Zorgkantoor Kennemerland, Zorgkantoor Drenthe, Zorgkantoor Zwolle, Zorgkantoor Flevoland, Zorgkantoor Zaanstreek-Waterland, Zorgkantoor Amsterdam, Zorgkantoor ’t Gooi, Zorgkantoor Apeldoorn, Zupthen e.o. en Zorgkantoor Utrecht.
2.type: