In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 9 mei 2018 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen Zilveren Kruis Zorgkantoor NV, voorheen handelend onder de naam Achmea Zorgkantoor N.V., en een gedaagde die als budgethouder een Persoonsgebonden Budget (PGB) had ontvangen. Eiseres vorderde terugbetaling van een bedrag van € 39.976,05, vermeerderd met buitengerechtelijke incassokosten en rente, omdat gedaagde geen of onvoldoende verantwoording had afgelegd over het PGB dat aan hem was toegekend voor het kalenderjaar 2014. Eiseres had het PGB met terugwerkende kracht beëindigd en het reeds betaalde voorschotbedrag teruggevorderd, maar gedaagde had niet betaald ondanks herhaalde aanmaningen.
De rechtbank constateerde dat de vordering van eiseres niet onder het Besluit vergoeding buitengerechtelijke incassokosten viel, omdat deze was gebaseerd op onverschuldigde betaling. De rechtbank toetste de vordering aan de eisen voor buitengerechtelijke incassokosten zoals geformuleerd in het Rapport BGK-integraal. Aangezien eiseres had gesteld dat zij daadwerkelijk kosten had gemaakt en deze kosten binnen het forfaitaire tarief vielen, werd de vordering toegewezen.
De rechtbank oordeelde dat gedaagde als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten moest worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van eiseres werden begroot op een totaal van € 3.099,05. De rechtbank verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat gedaagde onmiddellijk moest betalen, ook al kon hij in hoger beroep gaan.