In deze zaak vorderde de vrouw, ex-echtgenote van de man, een maandelijkse betaling van haar aandeel in de pensioenaanspraak van de man, met toepassing van het Boon/Van Loon regime. De partijen waren van 1 december 1976 tot 16 augustus 1993 met elkaar gehuwd, waarna de echtscheiding werd ingeschreven. De vrouw vorderde een bedrag van € 70,03 bruto per maand, met terugwerkende kracht vanaf 1 december 2017, en een achterstallig bedrag van € 677,79 bruto, vermeerderd met wettelijke rente. De man erkende de vordering, maar stelde dat de betalingen door het pensioenfonds aan de vrouw gedaan zouden worden.
De kantonrechter overwoog dat het Boon/Van Loon regime van toepassing was en dat er overeenstemming bestond over de hoogte van de pensioenaanspraak. De man was verplicht om de maandelijkse betalingen aan de vrouw te doen, aangezien het pensioenfonds geen zorg droeg voor deze betalingen. De kantonrechter wees de vordering van de vrouw toe voor het bedrag van € 70,03 per maand, met ingang van 1 november 2017, en wees het verzoek om een dwangsom af, omdat dit niet mogelijk was in het kader van een geldsom. De kosten werden gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten droeg.