ECLI:NL:RBOVE:2018:1664

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
17 april 2018
Publicatiedatum
17 mei 2018
Zaaknummer
6579864 \ CV EXPL 18-191
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.A.O.M. van Aerde
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van pensioenbijdragen na echtscheiding met toepassing van Boon/Van Loon regime

In deze zaak vorderde de vrouw, ex-echtgenote van de man, een maandelijkse betaling van haar aandeel in de pensioenaanspraak van de man, met toepassing van het Boon/Van Loon regime. De partijen waren van 1 december 1976 tot 16 augustus 1993 met elkaar gehuwd, waarna de echtscheiding werd ingeschreven. De vrouw vorderde een bedrag van € 70,03 bruto per maand, met terugwerkende kracht vanaf 1 december 2017, en een achterstallig bedrag van € 677,79 bruto, vermeerderd met wettelijke rente. De man erkende de vordering, maar stelde dat de betalingen door het pensioenfonds aan de vrouw gedaan zouden worden.

De kantonrechter overwoog dat het Boon/Van Loon regime van toepassing was en dat er overeenstemming bestond over de hoogte van de pensioenaanspraak. De man was verplicht om de maandelijkse betalingen aan de vrouw te doen, aangezien het pensioenfonds geen zorg droeg voor deze betalingen. De kantonrechter wees de vordering van de vrouw toe voor het bedrag van € 70,03 per maand, met ingang van 1 november 2017, en wees het verzoek om een dwangsom af, omdat dit niet mogelijk was in het kader van een geldsom. De kosten werden gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten droeg.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer : 6579864 \ CV EXPL 18-191
Vonnis van 17 april 2018
in de zaak van
[eiseres],
voor deze procedure woonplaats kiezende te Emmen ten kantore van Cats Advocatuur,
eisende partij, hierna te noemen de vrouw,
gemachtigde: mr. C.C.N. Cats,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij, hierna te noemen de man,
schriftelijk procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 9 januari 2018
- de conclusie van antwoord
- de conclusie van repliek
- de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn met elkaar gehuwd geweest in de periode van 1 december 1976 tot 16 augustus 1993. Op laatst genoemde datum is de echtscheiding ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
2.2.
Bij brief van 24 november 2011 schrijft het pensioenfonds van de man (BFP Bouw) aan de man:
(…)
Bij een scheiding kan uw ex-partner recht hebben op een deel van het tijdens huwelijk opgebouwd ouderdomspensioen. Dit houdt in dat de waarde van een deel van het ouderdomspensioen en de waarde van het bijzonder partnerpensioen tussen beide ex-partners moet worden verdeeld.
Het contante waarde deel van uw ex-partner is nu: 10.695,84 euro. Dit is bruto en inclusief 8 procent vakantietoeslag. Het recht op pensioenaanspraak is 840,35 euro bruto per jaar, exclusief 8 procent vakantietoeslag. Dit is 70,03 euro bruto per maand.(…)
2.3.
Partijen zijn een ‘Convenant terzake verdeling pensioen’ overeengekomen. Daarin is onder meer bepaald:
In aanmerking nemende dat:
(…)
b) Bij brief van 24 november 2011 is door de pensioenuitvoerder BPF Bouw van de man voorlopig berekend, dat met toepassing van het Boon/Van Loon regime aan de vrouw € 840,35 exclusief 8% vakantietoeslag per jaar / € 70,03 bruto per maand toekomt.(…)
1.1.
De man zal (…) zijn pensioenfonds verzoeken om maandelijks het aan de vrouw toekomende bedrag rechtstreeks aan haar over te maken. Partijen gaan er vooralsnog vanuit dat dit bedrag € 70,03 bruto per maand zal zijn, maar de definitieve vaststelling van de waarde van het pensioendeel van de vrouw is aan het pensioenfonds.
De door de vrouw van het pensioenfonds te ontvangen bedrag zal jaarlijks door het pensioenfonds worden aangepast met dezelfde stijging of daling van het bruto pensioen per maand ten opzichte van het bedrag van 31 december van het voorafgaande jaar.
(…)
1.3
De vrouw verklaart dat met bovenstaande betalingen de verdeling van de pensioenrechten van de man tot haar volle tevredenheid is geregeld. Voorts verklaart de vrouw dat zij jegens de man geen andere afspraken zal formuleren ter zake de verdeling van het pensioen van de man. De vrouw verklaart voorts – behoudens met betrekking tot de rechten genoemd in dit convenant – niets meer te vorderen te hebben van de man uit welke hoofde dan ook en de man voor wat betreft de verdeling van de pensioenrechten over het verleden algehele en finale kwijting te verlenen.
2.4.
Bij brief van 24 oktober 2017 schrijft het pensioenfonds aan de vrouw:
(…)
In de uitbetaling van het pensioen tussen u en uw ex partner kunnen wij niet bemiddelen. Dit betekent dat uw ex partner zelf de betaling aan u moet doen.(…)
2.5.
Bij brief van 15 november 2017 schrijft het pensioenfonds aan de man:
U hebt ouderdomspensioen opgebouwd bij het Bedrijfstakpensioenfonds voor de Bouwnijverheid (bpfBOUW). Vanaf 1 november 2017 hebt u recht op dit ouderdomspensioen. (…)

3.Het geschil

3.1.
In het licht van voornoemde feiten vordert de vrouw veroordeling van de man tot betaling van een maandelijks bedrag van € 70,03 bruto met ingang van 1 december 2017, alsmede betaling van een bedrag van € 677,79 bruto, zijnde het achterstallige bedrag over de periode van [2017] tot en met 30 november 2017, vermeerderd met de wettelijke rente daarover. Voorts vordert de vrouw te bepalen dat de man een dwangsom verbeurt van € 250,= voor iedere dag dat hij na betekening van het te wijzen vonnis in gebreke blijft om aan de maandelijkse betalingen te voldoen. Ten slotte vordert zij veroordeling van de man in de kosten van de procedure.
3.2.
De man heeft tegen de vordering aangevoerd dat hij weliswaar op [2017] de leeftijd van 65 jaar heeft bereikt, maar dat de uitkering van zijn pensioen pas is ingegaan op 1 november 2017. Hij voert aan bereid te zijn om vanaf die datum de maandelijkse bedragen van € 70,03 aan de vrouw te betalen. Hij verkeerde echter in de veronderstelling dat de betalingen aan de vrouw door het pensioenfonds zouden worden gedaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter overweegt dat de echtscheiding plaatsvond in 1993, zodat ten aanzien van het de verdeling van de pensioenaanspraken het regime van het arrest Boon/Van Loon (Hoge Raad, 27 november 1981) van toepassing is. Gelet op het convenant van partijen bestaat er overeenstemming over de hoogte van de pensioenaanspraak van de vrouw ten laste van de man. Dit houdt in dat de vrouw in dat kader aanspraak kan maken op de betaling van een maandelijks bedrag van € 70,03. Eveneens staat vast dat het pensioenfonds geen zorg draagt voor de maandelijkse betalingen aan de vrouw, zodat de betalingen moeten worden gedaan door de man aan de vrouw.
4.2.
Aangezien de man heeft erkend de maandelijkse betalingen ter grootte van € 70,03 verschuldigd te zijn met ingang van 1 november 2017, is dit deel van de vordering toewijsbaar. Daarbij is van belang dat de vrouw bij repliek heeft gesteld dat zij inmiddels een bedrag van € 210,= van de man heeft ontvangen. De kantonrechter gaat er daarom vanuit dat de betalingen over de eerste drie maanden te rekenen vanaf 1 november 2017 (november 2017 , december 2017 en januari 2018) reeds zijn voldaan. De toewijzing ziet dus feitelijk op de periode na januari 2018.
4.3.
De vrouw heeft betaling gevorderd vanaf [2017] . Dat is de dag waarop de man de leeftijd van 65 jaar heeft bereikt. De man heeft bij dupliek de brief van 15 november 2017 van het pensioenfonds overgelegd, waaruit blijkt dat de uitkering van zijn pensioen is ingegaan op 1 november 2017. Er bestaat daarom geen grond om de vordering van de vrouw, voor zover die ziet op de periode vóór de datum van 1 november 2017, toe te wijzen.
4.4.
Ten slotte heeft de vrouw ten laste van de man gevorderd om een dwangsom te verbinden aan de verplichting om maandelijks een bedrag van € 70,03 aan de vrouw te betalen. De kantonrechter stelt vast dat de hoofdvordering in dit geval ziet op de (maandelijkse) betaling van een geldsom aan de vrouw. Ingevolge het bepaalde in artikel 611a lid 1 Rv (Wetboek van burgerlijke rechtsvordering) kan in dat geval geen dwangsom worden opgelegd. Dit deel van de vordering moet daarom worden afgewezen.
4.5.
Overigens merkt de kantonrechter op dat de man met de reeds door hem gedane betaling van een bedrag van € 210,= heeft laten zien, daadwerkelijk bereid te zijn tot betaling van de maandelijkse bijdragen aan de vrouw.
4.6.
In de omstandigheid dat partijen in het verleden echtgenoten van elkaar zijn geweest en het onderhavige geschil hierop betrekking heeft, ziet de kantonrechter aanleiding om te bepalen dat ieder van partijen de eigen kosten heeft te dragen.

5.De beslissing

De kantonrechter,
5.1.
veroordeelt de man tot maandelijkse betaling van pensioenbijdragen aan de vrouw, te voldoen op het rekeningnummer
[xxxx] t.n.v. [eiseres]ter grootte van een bedrag van € 70,03 (bruto) per maand met ingang van 1 november 2017, waarop in mindering heeft te strekken de reeds door de man gedane betalingen;
5.2.
bepaalt dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.A.O.M. van Aerde, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 17 april 2018.