ECLI:NL:RBOVE:2018:1603

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
9 mei 2018
Publicatiedatum
9 mei 2018
Zaaknummer
C/08/216529 / KG ZA 18-109
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van woonruimte door RIBWGO wegens grensoverschrijdend gedrag van gedaagde

In deze zaak heeft de kortgedingrechter van de Rechtbank Overijssel op 9 mei 2018 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de Stichting RIBW Groep Overijssel (RIBWGO) en een gedaagde. RIBWGO vorderde de ontruiming van een woonruimte die door de gedaagde werd gebruikt, na een reeks van incidenten en grensoverschrijdend gedrag. De gedaagde verbleef in de woonruimte op basis van een begeleidingsovereenkomst die in 2017 was gesloten. RIBWGO had de gedaagde herhaaldelijk gewaarschuwd over zijn gedrag en uiteindelijk de begeleidingsovereenkomst opgezegd, met de eis dat de gedaagde de woonruimte voor een bepaalde datum zou ontruimen.

De voorzieningenrechter oordeelde dat de gedaagde zich niet aan de gemaakte afspraken had gehouden en dat zijn gedrag onacceptabel was, waardoor RIBWGO niet langer in staat was om veilige en verantwoorde zorg te bieden. De rechter concludeerde dat de ontruiming van de woonruimte gerechtvaardigd was, gezien de ernst van de situatie en het gebrek aan garanties van de gedaagde dat zijn gedrag zou verbeteren. De rechter heeft de gedaagde veroordeeld om binnen drie dagen na betekening van het vonnis de woning te verlaten en de sleutels aan RIBWGO te overhandigen. Tevens werd de gedaagde in de proceskosten veroordeeld, die tot dat moment op € 1.358,91 waren begroot.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
zaaknummer / rolnummer: C/08/216529 / KG ZA 18-109
Vonnis in kort geding van 9 mei 2018
in de zaak van
de stichting
STICHTING RIBW GROEP OVERIJSSEL,
gevestigd te Zwolle,
eiseres,
advocaat mr. J. Eerbeek te Veenendaal,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats]
gedaagde,
verschenen in persoon.
Partijen zullen hierna RIBWGO en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding (met 5 producties)
  • de mondelinge behandeling.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] verblijft krachtens een door hem met RIBWGO in 2017 gesloten begeleidingsovereenkomst in een woonruimte van RIBWGO, laatstelijk op het adres [adres 1] te Deventer.
2.2.
RIBWGO heeft [gedaagde] bij brieven van 22 december 2017 en 29 december 2017, in verband met voorgevallen incidenten c.q. onveilig en bedreigend gedrag jegens buren, mede-cliënten en medewerkers van RIBWGO medegedeeld dat voortzetting van de begeleiding c.q. het verblijf in ruimte van RIBWGO bij het weigeren van vrijwillige behandeling niet langer plaatsvindt.
2.3.
Bij brief van 19 januari 2018 heeft RIBWGO aan [gedaagde] de voorwaarden medegedeeld waaronder hij binnen RIBWGO kan blijven wonen. Als hij zich daar niet aan houdt, wordt de begeleiding gestopt.
Voorts heeft RIBWGO in de brief aangegeven dat, indien [gedaagde] – op dat moment elders verblijvende - akkoord gaat met deze voorwaarden, voor hem eind januari 2018 een plek op één van haar locaties beschikbaar zal zijn. [gedaagde] heeft zich door ondertekening van de brief akkoord verklaard met deze voorwaarden. Hij heeft daarna verbleven aan de [adres 1].
2.4.
Bij brief van 25 februari 2018 heeft RIBWGO aan [gedaagde] medegedeeld dat hij zich niet aan de gemaakte afspraken heeft gehouden. In verband daarmee is hem een time-out aangezegd van drie nachten verblijf aan de [adres 1].
2.5.
Bij brief van 27 februari 2018 is [gedaagde] in verband met vertoond grensoverschrijdend gedrag een waarschuwingsperiode gegeven met de vermelding dat de begeleidingsovereenkomst na twee schriftelijke waarschuwingen wegens grensoverschrijdend gedrag wordt stopgezet, alsmede dat deze overeenkomst per direct wordt opgezegd zonder waarschuwing bij fysiek grensoverschrijdend gedrag ofwel agressief gedrag.
2.6.
RIBWGO heeft bij brief en per e-mail aan [gedaagde] van 19 maart 2018 met onmiddellijke ingang de begeleidingsovereenkomst met [gedaagde] opgezegd met als gronden een veertiental feiten, die kort gezegd het gedrag van [gedaagde] betreffen. Daarbij heeft RIBWGO aangezegd dat [gedaagde] de woonruimte binnen twee weken en uiterlijk op 4 april 2018 voor 15.00 uur dient te ontruimen.
2.7.
[gedaagde] heeft op 20 maart 2018 per e-mail naar de advocaat van RIBWGO gereageerd op de opzeggingsbrief:
“Ja goed ontruiming dit dat zat mijn spullen maar ergens neer ofzo”.
2.8.
[gedaagde] is vanaf 9 april 2018 met een Inbewaringstelling (IBS) opgenomen in de opvang van geestelijke gezondheidszorg Dimence op de locatie [adres 2] te Deventer.

3.Het geschil

3.1.
RIBWGO vordert samengevat – om [gedaagde] te veroordelen om binnen 3 dagen dan wel binnen een nader te bepalen termijn de woning op het adres [adres 1] Deventer volledig en behoorlijk te verlaten en te ontruimen en deze woning met afgifte van de sleutels aan RIBWGO ter vrije beschikking te stellen. RIBWGO vordert voorts veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3.2.
[gedaagde] voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De voorzieningenrechter acht spoedeisendheid van de zaak gegeven vanwege de aard van de problematiek.
4.2.
RIBWGO vordert ontruiming van de door [gedaagde] in haar instelling gebruikte woonruimte in verband met en in het verlengde van de opzegging van de begeleidings-overeenkomst.
4.3.
RIBWGO stelt dat zij onder de in de dagvaarding omschreven omstandigheden geen veilige en verantwoorde zorg kan aanbieden, het verblijf in haar verblijfruimte onverantwoord is geworden, ook in verband met intimiderend en bedreigend gedrag jegens begeleiders, deskundigen en omwonenden en [gedaagde] door zijn gedrag begeleiding onmogelijk maakt. RIBWGO heeft aangegeven dat zij niet voldoende is toegerust om voor [gedaagde] vanwege diens wederkerend bezwaarlijk gedrag in de juiste begeleiding te voorzien.
Voorts betoogt zij dat [gedaagde] onzorgvuldig is omgegaan met de woonruimte en huisraad, waardoor bij voortdurende bewoning de eigendommen van RIBWGO onbeschermd blijven. Tenslotte heeft RIBWGO aangegeven dat het door [gedaagde] bezet houden van de woonruimte wachttijd voor andere cliënten die wel begeleiding accepteren meebrengt. Ter zitting heeft RIBWGO nog medegedeeld dat van de gemeente is vernomen dat de bekostiging van de begeleiding van [gedaagde] zal gaan stoppen, hetgeen mede een (thans niet aan de orde zijnde) reden voor opzegging van de begeleiding zal zijn.
4.4.
RIBWGO heeft uitgebreid gedocumenteerd over de houding, het gedrag en de voorvallen die begeleiding van [gedaagde] voor haar onmogelijk hebben gemaakt. [gedaagde] heeft ter zitting een deel van de verwijten erkend – waaronder (uitbarstingen van) grensoverschrijdend en/of agressief gedrag en het gebruik van drugs (wiet) en het niet goed omgaan met de woonruimte – en een ander deel van de verwijten – ongemotiveerd – ontkend dan wel gebagatelliseerd. De voorzieningenrechter is van oordeel dat RIBWGO met de door haar overgelegde documentatie voldoende heeft onderbouwd dat [gedaagde] de aan hem verweten gedragingen heeft begaan. De vraag is of dat ook betekent dat de begeleiding kon worden gestopt (en bijgevolg het verblijf dient te worden beëindigd). Op de vraag van de voorzieningenrechter ter zitting welke garanties [gedaagde] kan bieden dat de begeleiding en het verblijf bij RIBWGO in het vervolg goed zullen verlopen, is [gedaagde] het antwoord schuldig gebleven. Hij acht niet uitgesloten dat zich “uitbarstingen” van grensoverschrijdend en/of agressief gedrag zullen blijven voordoen. [gedaagde] heeft verklaard desalniettemin te menen zonder zorg en begeleiding te kunnen en terug te willen naar de verblijfsruimte aan de [adres 1] zonder begeleiding. Hieruit blijkt dat hij een gebrekkig ziekte-inzicht heeft en op korte termijn geen (bestendige) gedragsverbetering valt te verwachten. Gelet hierop en de ernst van de verwijten en de daaronder liggende problematiek (die ook blijkt uit het feit dat bij herhaling sprake is van een IBS) is de voorzieningenrechter vooralsnog van oordeel dat RIBWGO terecht de begeleiding heeft gestopt, ten gevolge waarvan ook het daaraan verbonden verblijf aan de [adres 1] dient te worden beëindigd. De gevorderde ontruiming zal dan ook worden toegewezen.
4.5.
De voorzieningenrechter neemt in aanmerking dat RIBWGO, ondanks eerdere, wegens afwijzing door [gedaagde] tevergeefs, verleende nazorg om voor [gedaagde] opneming bij Iriszorg te realiseren, zich bereid heeft verklaard om [gedaagde] te ondersteunen bij het zoeken naar alternatieve woonruimte. Op dit moment heeft [gedaagde] onderdak.
4.6.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld, aan de zijde van RIBWGO tot op heden begroot op
- dagvaarding 99,91
- griffierecht € 626,00
- salaris advocaat
- 633,00
Totaal € 1.358,91.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om binnen drie dagen na betekening van dit vonnis de woning aan het adres [adres 1] Deventer met al degenen die en al hetgeen zich daarin of daarop bevinden respectievelijk bevindt (behoudens indien en voor zover dat eigendommen van RIBWGO zijn) volledig en behoorlijk te verlaten en te ontruimen en met afgifte van de sleutels van de woning deze woning aan RIBWGO ter vrije beschikking te stellen en vervolgens verlaten en ontruimd te houden,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van RIBWGO tot op heden begroot op € 1.358,91,
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.G.F. van der Kraats en in het openbaar uitgesproken op 9 mei 2018.