ECLI:NL:RBOVE:2018:160

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
18 januari 2018
Publicatiedatum
18 januari 2018
Zaaknummer
08/730325-17 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een 19-jarige man voor openlijke geweldpleging in vereniging

Op 18 januari 2018 heeft de Rechtbank Overijssel een 19-jarige man uit Deventer veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand met een proeftijd van 3 jaar, alsook een taakstraf van 120 uren. De man was beschuldigd van openlijke geweldpleging in vereniging, gepleegd op 28 mei 2017 in Schalkhaar. Tijdens een incident voor de supermarkt PLUS heeft de verdachte samen met anderen het slachtoffer, [slachtoffer], mishandeld. Het slachtoffer raakte gewond en verloor een tand en kies. De rechtbank oordeelde dat de verdachte een significante bijdrage aan het geweld heeft geleverd door het slachtoffer vast te houden terwijl anderen hem sloegen en schopten. De rechtbank achtte het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, ondanks de verdediging van de verdachte dat hij niet verantwoordelijk was voor het geweld. De rechtbank hield rekening met de jonge leeftijd van de verdachte en zijn strafblad, waaruit bleek dat hij nog niet eerder was veroordeeld. De rechtbank legde ook een schadevergoeding op aan de benadeelde partij, [slachtoffer], voor de geleden schade, die deels werd toegewezen. De rechtbank benadrukte de ernst van het openlijk plegen van geweld en de impact daarvan op de samenleving.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Afdeling Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer 08/730325-17 (P)
Datum vonnis: 18 januari 2018
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1998 in [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
4 januari 2018.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. M. Weimar en van hetgeen door verdachte en de raadsman mr. A.R. Maarsingh, advocaat te Deventer, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
met anderen openlijk geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer] dan wel hem heeft mishandeld.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
Primair
hij op of omstreeks 28 mei 2017 te Schalkhaar, gemeente Deventer, openlijk, te weten, op en/of aan de Pastoorsdijk (ter hoogte van de supermarkt PLUS en/of woonwinkel Berghuis), in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer] , welk geweld bestond uit het (met kracht) meermalen, althans eenmaal
- bij de arm(en) vastpakken en/of (vervolgens) de arm(en) van die [slachtoffer] op de rug en/of naar achteren draaien en/of
- in het gezicht, althans op/tegen het hoofd en/of op/tegen het lichaam slaan en/of stompen van die [slachtoffer] en/of
- (vervolgens) (toen die [slachtoffer] op de grond was gevallen) in het gezicht, althans op/tegen het hoofd en/of op/tegen het lichaam trappen/schoppen van die [slachtoffer] ;
Subsidiair
hij op of omstreeks 28 mei 2017 te Schalkhaar, gemeente Deventer, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen [slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer] (met kracht) meermalen, althans eenmaal
- bij de arm(en) vast te pakken en/of (vervolgens) de arm(en) op de rug en/of naar achteren te draaien en/of
- in het gezicht, althans op/tegen het hoofd en/of op/tegen het lichaam te slaan en/of te stompen en/of
- (vervolgens) (toen die [slachtoffer] op de grond was gevallen) in het gezicht, althans op/tegen het hoofd en/of op/tegen het lichaam te trappen/schoppen.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Inleiding
Op 28 mei 2017 krijgt de politie een melding dat een mishandeling heeft plaatsgevonden voor de Plus in Schalkhaar door een groep jongens. Het slachtoffer, aangever [slachtoffer] , kan zich niks meer herinneren van het incident. Wanneer hij bijkomt, merkt hij dat zijn gezicht onder het bloed zit en dat een stuk van zijn tand en kies is afgebroken. Ook komt hij erachter dat zijn portemonnee en telefoon weg zijn. De daders zouden zijn gevlucht op een scooter en fietsen. Eén van hen zou volgens een getuige een lichtblauwe polo dragen. Op basis van die informatie houdt de politie twee jongens staande, namelijk [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] [medeverdachte 1] , die een lichtblauwe polo draagt, verklaart dat zij zojuist ruzie hebben gehad. Op basis van een getuigenverklaring en camerabeelden blijkt bovendien dat [verdachte] – verdachte – en [medeverdachte 3] ook deel uitmaakten van de groep.
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend kan worden bewezen verklaard. De officier van justitie baseert zich op de verklaringen waaruit blijkt dat verdachte de arm van [slachtoffer] heeft gepakt en die op zijn rug heeft gedraaid. Daarnaast hebben meerdere getuigen verklaard dat verdachte [slachtoffer] heeft getrapt.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman bepleit dat zijn cliënt moet worden vrijgesproken, omdat zijn cliënt niet heeft bijgedragen aan het gepleegde geweld. Weliswaar heeft zijn cliënt de arm van [slachtoffer] op zijn rug gedraaid, maar daarmee heeft hij niet op de koop toegenomen dat anderen geweld zouden gebruiken. Zijn cliënt ontkent tevens dat hij heeft geschopt. De enige verklaringen waaruit dit zou blijken, zijn die van getuige [getuige 1] en medeverdachte [medeverdachte 2] , maar hun verklaringen zijn later afgelegd en dus mogelijk op elkaar afgestemd.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
Vaststaat dat op 28 mei 2017 in Schalkhaar de groep waarvan verdachte en medeverdachten [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] deel uitmaakten, op de openbare weg geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer] . Uit de bewijsmiddelen blijkt dat [slachtoffer] is geslagen door een groepje jongens en vervolgens, nadat hij op de grond is gevallen, is getrapt. Verdachte bekent dat hij de arm van aangever op zijn rug heeft gedraaid, maar zegt dat hij dat deed om hem in bedwang te houden en niet om de rest van de groep de gelegenheid te bieden hem te slaan en trappen. De rechtbank gaat niet mee in deze redenering van verdachte. In de eerste plaats is, mede gelet op wat medeverdachte [medeverdachte 2] – de persoon die zou zijn ‘aangevallen’ – heeft verklaard, niet aannemelijk geworden dat verdachte in de veronderstelling heeft kunnen verkeren dat hij zijn vriend tegen [slachtoffer] moest beschermen. Daar komt bij dat verdachte [slachtoffer] heeft vastgehouden terwijl hij door anderen geslagen werd. Daarmee heeft verdachte een significante en wezenlijke bijdrage aan het geweld geleverd. De rechtbank concludeert dat sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking ten aanzien van het openlijk plegen van geweld tegen aangever [slachtoffer] .
De rechtbank is dan ook van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat:
Primair
hij op 28 mei 2017 te Schalkhaar, gemeente Deventer, openlijk, te weten, op de Pastoorsdijk (ter hoogte van de supermarkt PLUS en woonwinkel Berghuis), in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer] , welk geweld bestond uit het (met kracht)
- bij de arm vastpakken en de arm van die [slachtoffer] op de rug en naar achteren draaien en
- in het gezicht en tegen het lichaam slaan en stompen van die [slachtoffer] en
- vervolgens toen die [slachtoffer] op de grond was gevallen in het gezicht en tegen het lichaam trappen/schoppen van die [slachtoffer] .
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 141 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
Primair
het misdrijf:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.
6. De strafbaarheid van verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert dat verdachte voor het primaire feit wordt veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 120 uren waarvan 40 uren voorwaardelijk met een proeftijd van
2 jaren.
7.2
Het standpunt van de verdediging
Indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, refereert de raadsman zich voor wat betreft de strafoplegging aan het oordeel van de rechtbank.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft zich met anderen schuldig gemaakt aan een openlijke geweldpleging, waarbij het slachtoffer [slachtoffer] gewond is geraakt. Als gevolg van het gebruikte geweld heeft hij schaafwonden opgelopen en is een tand en kies afgebroken.
[slachtoffer] is, zonder een echte aanleiding, door de groep waarvan verdachte deel uitmaakte, geslagen en nadat hij op de grond was gevallen, getrapt. De groep heeft het slachtoffer daarna op de grond laten liggen, is vertrokken en heeft zich niet bekommerd om zijn toestand. De rechtbank neemt verdachte zijn rol in dit zinloze geweld kwalijk. Het gezamenlijk en openlijk plegen van geweld is een zeer ernstig feit, niet alleen vanwege alle mogelijke fysieke gevolgen, maar ook omdat het tot gevoelens van angst en onveiligheid leidt bij het slachtoffer in het bijzonder en de samenleving in het algemeen.
De rechtbank heeft acht geslagen op de justitiële documentatie (het strafblad) van verdachte van 24 november 2017. Hieruit blijkt dat hij nog niet eerder wegens een strafbaar feit is veroordeeld. Deze omstandigheid, in combinatie met de jonge leeftijd van verdachte, maakt dat verdachte niet tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zal worden veroordeeld.
Tot slot weegt de rechtbank mee dat verdachte, ook ter zitting, geen openheid van zaken heeft gegeven en in die zin geen verantwoordelijkheid voor zijn daden neemt. Zijn spijtbetuiging komt daardoor ook weinig oprecht over.
Alles afwegende zal de rechtbank een taakstraf opleggen voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis, met aftrek van het voorarrest. Om recht te doen aan de ernst van het bewezenverklaarde feit en om te voorkomen dat verdachte zich in de toekomst weer schuldig maakt aan strafbare feiten, legt de rechtbank ook een voorwaardelijke gevangenisstraf op voor de duur van 1 maand met een proeftijd van 3 jaren.

8.De schade van benadeelden

8.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer] , wonende te [woonplaats] , heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 2.923,29 (tweeduizend negenhonderddrieëntwintig euro en negenentwintig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- Tandarts reparatie gebit € 137,17
- Fiets reparatie € 59,90
- Portemonnee € 35,-
- 2 x Sleutel € 15,-
- Inhoud portemonnee € 70,-
- Toekomstige tandartskosten € 1.106,22
Wegens immateriële schade wordt een bedrag van € 1.500,- gevorderd.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vordert dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] , met uitzondering van de fiets reparatie, hoofdelijk wordt toegewezen.
8.3
Het standpunt van de verdediging
Indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, betoogt de raadsman dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] , met uitzondering van de fiets reparatie, hoofdelijk kan worden toegewezen.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
De vordering heeft onder meer betrekking op een diefstal met geweld. In tegenstelling tot de medeverdachten is dit niet aan verdachte ten laste gelegd. De schade die uit dat strafbare feit voortvloeit, te weten de ‘portemonnee’, ‘2x sleutel’ en ‘inhoud portemonnee’, is dan ook niet aan te merken als rechtstreekse schade in de zin van artikel 51a van het Wetboek van Strafvordering (Sv). De rechtbank zal de benadeelde partij daarom voor dat deel niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering.
Het causaal verband tussen het bewezenverklaarde feit en de onder de post ‘fiets reparatie’ opgevoerde schade is onvoldoende komen vast te staan. Het in de gelegenheid stellen van de benadeelde partij om dit verband en deze schadepost alsnog nader te onderbouwen leidt tot een onevenredige belasting van de strafrechtelijke procedure, zodat de rechtbank de benadeelde partij die gelegenheid niet zal bieden. De benadeelde partij zal om die reden ook voor dat deel niet-ontvankelijk worden verklaard. De benadeelde partij kan de vordering in zoverre slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het primair bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De opgevoerde schadeposten die zien op de immateriële schade en de reeds gemaakte en de toekomstige tandartskosten zijn niet betwist en voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde daarom deels toewijzen tot een bedrag van
€ 2.743,39, de posten ‘tandarts reparatie gebit’ en ‘toekomstige tandartskosten’ te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de data dat die kosten daadwerkelijk zijn gemaakt en de post die ziet op de immateriële schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd. De vordering wordt hoofdelijk toegewezen nu meerdere verdachten verantwoordelijk zijn voor de schade.
8.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht (mede) aansprakelijk is voor de schade die door het feit is toegebracht.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 27 Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte primair meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
primair:openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het primair bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
voorwaardelijke gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) maandmet een
proeftijd van 3 (drie) jaren;
- bepaalt dat deze gevangenisstraf
in zijn geheel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten:
- omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
120 (honderdtwintig) uren;
- beveelt, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
60 dagen;
- beveelt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid, in mindering wordt gebracht, waarbij als maatstaf geldt dat voor de eerste 60 in verzekering doorgebrachte dagen, twee uren en voor de resterende dagen één uur per dag aftrek plaatsvindt;
schadevergoeding
- veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan de benadeelde partij
[slachtoffer] , wonende te [woonplaats] ,van een bedrag van
€ 2.743,39, de posten ‘tandarts reparatie gebit’ en ‘toekomstige tandartskosten’ te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de data waarop de kosten daadwerkelijk zijn gemaakt en de post immateriële schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd, voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan;
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van het bewezenverklaarde feit tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 2.743,39,de posten ‘tandarts reparatie gebit’ en ‘toekomstige tandartskosten’ te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de data waarop de kosten daadwerkelijk zijn gemaakt en de post immateriële schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd, ten behoeve van de benadeelde, met bevel, voor het geval dat volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat vervangende hechtenis voor de duur van
37 dagenzal worden toegepast, een en ander voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan. Tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte of een van zijn mededader(s) heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte of een van zijn mededader(s) aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij
[slachtoffer], voor een deel van
€ 179,90 niet-ontvankelijkis in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.T.C. Jordaans, voorzitter, mr. G.H. Meijer en mr. V.P.K. van Rosmalen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.H. Doldersum, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 18 januari 2018.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland, District IJsselland met nummer [nummer] . Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1. Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] d.d. 29 mei 2017, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (p. Z1 008):

(…) Op zondag 28 mei 2017 (…) liep ik (…) in Schalkhaar richting de supermarkt PLUS aan de Pastoorsdijk in Schalkhaar (...) Ik zag ter hoogte van Berghuis woonwinkel een groep jongeren (…) tussen de zestien en twintig jaar staan. Hierna weet ik niet meer wat er is gebeurd. Ik kwam op de grond tussen de PLUS en Berghuis weer bij en voelde dat ik bloed op mijn gezicht had. Ik voelde met mijn tong dat er een stuk van mijn rechter onderkies en linker voortand mistte. (…) Ik had ook schaafwonden op mijn gezicht. (…)

2. Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2] d.d. 30 mei 2017, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (p. Z1 027-028):
(…) V: Wat heeft u gisteren 28 mei tussen 22:00 uur en 00:00 uur gezien?
A: Ik zag dat er een jongen in elkaar werd geslagen. (…) Ik zag om 23:50 uur een groepje jongens om een persoon staan. (…) Hij kreeg twee (2) stoten en toen lag hij op de grond. (…) Hij lag toen in een foetushouding. Hij had toen een paar trappen gekregen. Ik zag dat zij trappende bewegingen maakten. (…) De jongens die er al stonden, hielden hem al vast. (…)
3. Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] d.d. 12 juni 2017, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (p. Z1 043-044):
(…) V: Met wie was jij daar in Schalkhaar?
A: Met mijn broertje [medeverdachte 2] , mijn neefje [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] en [verdachte] . (…) Mijn neef en mijn broertje hebben hem een paar klappen gegeven (…). [medeverdachte 3] heeft die man ook nog geslagen. (…)
4. Het proces-verbaal van verhoor van minderjarige verdachte [medeverdachte 2] d.d. 12 juni 2017, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (p. P2 016):
(…) A: De man zwalkte en liep op mij af. (…) Zijn hand schoot naar voren en raakte mijn buik. Echt heel zachtjes. (…)
V: En toen sloeg jij?
A: Ja dat klopt, ik heb met mijn vuist geslagen.
V: Waar heb je hem geraakt?
A: In zijn gezicht (…)
V: En toen?
A: Direct hierna sloegen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] deze man ook nog. Het ging heel snel, ik
weet niet wie er eerst sloeg en waar ze de man raakten. (…) De man viel op de grond. (…)
5. Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte] d.d. 7 juni 2017, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (p. P3 029):
(…) A: (…) Ik zag dat de man een glaasje te veel op had en agressief was richting de groep. De groep toonde ook agressie terug en er ontstond een woordenwisseling. (…) Ik heb de arm van de man op zijn rug gedraaid zodat hij niets kon doen. (…)
V: Wie heeft de man mishandeld?
A: Een (…) klap is gegeven door [medeverdachte 3] en gelijk daarna kreeg de man een
trap in zijn gezicht van [medeverdachte 2] …)