ECLI:NL:RBOVE:2018:16

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
4 januari 2018
Publicatiedatum
4 januari 2018
Zaaknummer
08/770255-15 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal van kentekenplaten en verduistering van voertuigen door proefrit zonder terugbrengen

Op 4 januari 2018 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 45-jarige man, die werd beschuldigd van diefstal van kentekenplaten en verduistering van voertuigen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden. De zaak kwam aan het licht na meerdere aangiften van autobedrijven, waarbij voertuigen voor proefritten werden meegenomen en niet teruggebracht. De verdachte had in de periode van 10 mei 2015 tot en met 2 juni 2015 kentekenplaten en voertuigen verduisterd, waarbij hij gebruik maakte van de gelegenheid om proefritten te maken. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de diefstal en verduistering, onder andere door herkenning van de verdachte door getuigen en het aantreffen van gestolen goederen in zijn bezit. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de overlast voor de benadeelden en de recidive van de verdachte, die een aanzienlijk crimineel verleden had. De rechtbank legde een gevangenisstraf op, waarbij ook een schadevergoeding van € 25,95 aan de benadeelde partij werd toegewezen, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf de datum van het strafbare feit.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08/770255-15 (P)
Datum vonnis: 4 januari 2018
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum 1] 1972 in [geboorteplaats 1] ,
nu verblijvende in P.I. Heerhugowaard.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 13 juni 2017, 3 oktober 2017 en 21 december 2017.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. G.C. Pol en van wat door verdachte en diens raadsman mr. J.J. Lieftink, advocaat te Almere, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan (feit 1) diefstal van kentekenplaten, dan wel opzetheling daarvan, en daarnaast (feit 2) verduistering van meerdere voertuigen en kentekenplaten, dan wel diefstal daarvan.
Voluit luidt de - ter zitting van 21 december 2015 gewijzigde - tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 10 mei 2015 tot
en met 02 juni 2015 te of nabij Hardenberg en/of te Almere, in elk geval in
Nederland, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening een of
meer kentekenpla(a)t(en) te weten [kenteken 1] en/of [kenteken 2] heeft weggenomen in
elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1]
en/of [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake
dat hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 10 mei 2015 tot
en met 02 juni 2015 te of nabij Hardenberg en/of te Almere, in elk geval in
Nederland, een hoeveelheid goederen te weten een of meer kentekenpla(a)t(en)
te weten [kenteken 1] en/of [kenteken 2] en/of een of meer goed(eren) die van diefstal
afkomstig zijn, althans enig goed, heeft verworven, voorhanden heeft gehad
en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het
voorhanden krijgen van voornoemde goed(eren) wist, althans redelijkerwijs
had moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
2.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 26 mei 2015 tot
en met 3 juni 2015 te of nabij Lelystad en/of Almere en/of Zwolle, in elk
geval in Nederland, opzettelijk een hoeveelheid voertuigen en/of een of meer
(handelaars)kentekenpla(a)t(en) te weten:
- een zwarte Mercedes-Benz / kenteken [kenteken 3] en/of een of meer
handelaarskentekenplaten [kenteken 4] en/of
- een grijze Mercedes-Benz / kenteken [kenteken 5] en/of een of meer
handelaarskentekenplaten [kenteken 6] en/of
- een grijze BMW 3 serie / kenteken [kenteken 7] en/of een of meer
handelaarskentekenplaten [kenteken 8]
althans een of meer goed(eren) geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3]
en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] , in elk geval aan een ander of aan
anderen dan aan verdachte, en welk(e) goed(eren) verdachte (telkens) en aldus
anders dan door misdrijf, te weten als klant ten behoeve van het maken van een
proefrit en/of als bezitter/houder, (telkens) onder zich had, (telkens)
wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 2 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 26 mei 2015 tot
en met 3 juni 2015 te of nabij Lelystad en/of Almere en/of Zwolle, in elk
geval in Nederland, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigening een of meer voertuig(en) en/of (handelaars)kentekenpla(a)t(en)
heeft weggenomen, te weten:
- een zwarte Mercedes-Benz / kenteken [kenteken 3] en/of een of meer
handelaarskentekenplaten [kenteken 4] en/of
- een grijze Mercedes-Benz / kenteken [kenteken 5] en/of een of meer
handelaarskentekenplaten [kenteken 6] en/of
- een grijze BMW 3 serie / kenteken [kenteken 7] en/of een of meer
handelaarskentekenplaten [kenteken 8]
in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3]
en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] , in elk geval aan een ander of anderen
dan aan verdachte.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

Feit 1 primair en subsidiair en feit 2 primair en subsidiair
4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich ten aanzien van feit 1 primair op het standpunt dat er geen wettig en overtuigend bewijs is dat verdachte de diefstallen heeft gepleegd en dat hij daarvan moet worden vrijgesproken.
Ten aanzien van de onder feit 1 subsidiair en feit 2 primair ten laste gelegde feiten stelt de officier van justitie zich op het standpunt dat die feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat er geen wettig en overtuigend bewijs is dat de verdachte de onder feit 1 primair en subsidiair en feit 2 primair en subsidiair ten laste gelegde feiten heeft gepleegd en dat de verdachte daarom integraal dient te worden vrijgesproken.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat in de periode van 10 mei 2015 tot en met
2 juni 2015 kentekenplaten met het kenteken [kenteken 1] zijn gestolen van de auto van aangeefster [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1] ). Uit de aangifte van [slachtoffer 1] blijkt onder meer dat op 27 mei 2015 door haar man werd gezien dat de kentekenplaten van haar auto aan de voor- en achterkant weg waren en dat er andere kentekenplaten, met het kenteken [kenteken 9] , op de auto waren bevestigd.
Op 26 mei 2015 werd aangifte gedaan door [slachtoffer 3] (hierna: [slachtoffer 3] ) van diefstal van een Mercedes-Benz en handelaarskentekenplaten. Op voornoemde datum kwam een man bij het autobedrijf van [slachtoffer 3] die geïnteresseerd was in een Mercedes-Benz en daarmee een proefrit wilde maken. De persoon werd te woord gestaan door een medewerker van het autobedrijf, [medewerker] (hierna: [medewerker] ), waarna [slachtoffer 3] het gesprek over nam. Toen [slachtoffer 3] wegging om het kentekenbewijs van de Mercedes-Benz te halen en daarna terugkwam, was de man verdwenen met de Mercedes-Benz. De man liet een rode Renault Laguna met het kenteken [kenteken 1] staan bij het autobedrijf van [slachtoffer 3] , Dit kenteken was niet afgegeven voor deze Laguna, maar behoorde, gezien de aangifte van [slachtoffer 1] , toe aan aangeefster [slachtoffer 1] . [slachtoffer 3] en [medewerker] hebben door middel van een getoonde foto verdachte herkend als de man die de Mercedes-Benz bij het autobedrijf had meegenomen.
Verder bleek uit het onderzoek van de politie dat voor de rode Renault Laguna het kenteken [kenteken 9] is afgegeven, dat die auto op naam staat van [vriendin verdachte] (hierna: [vriendin verdachte] ) en dat [vriendin verdachte] woonachtig is aan de [adres 1] te Almere. Uit GBA onderzoek van de politie naar voornoemd adres bleek dat verdachte ook op dat adres staat ingeschreven. Verder blijkt uit onderzoek van de politie dat [vriendin verdachte] en verdachte op 12 mei 2015 op het politiebureau te Almere zijn geweest om een aangifte van diefstal van een Renault Laguna met het kenteken [kenteken 9] in te trekken. Door de politie werd op 27 mei 2015 vastgesteld dat er geen aangifte van diefstal was gedaan van voornoemde auto. Vervolgens heeft de politie op 29 mei 2015 contact gehad met [vriendin verdachte] over de aangifte, waarop [vriendin verdachte] onder meer verklaarde dat verdachte, haar vriend, de auto als laatste had gebruikt.
Op 27 mei 2017 werd aangifte gedaan door [slachtoffer 4] (hierna: [slachtoffer 4] ) van diefstal van een Mercedes-Benz met het kenteken [kenteken 5] en van handelaarskentekenplaten. Op voornoemde datum kwam een blanke lange magere man bij het autobedrijf. De man kreeg de Mercedes-Benz mee voor een proefrit, waarna de Mercedes-Benz niet terug werd gebracht.
Op 29 mei 2015 werd aangifte gedaan door [slachtoffer 5] (hierna: [slachtoffer 5] ) van diefstal van een BMW 3-serie met het kenteken [kenteken 7] en handelaarskentekenplaten. Op voornoemde datum kwam een blanke tengere man bij het autobedrijf die geïnteresseerd was een in BMW 3-serie en een proefrit wilde maken. De BMW werd meegegeven voor een proefrit en de man kwam vervolgens niet terug met de BMW. De man liet een Mercedes-Benz met het kenteken [kenteken 5] achter bij het autobedrijf van [slachtoffer 5] . De rechtbank stelt vast dat dit de Mercedes-Benz betreft die op 27 mei 2017 bij [slachtoffer 4] was meegegeven voor een proefrit.
Op 2 juni 2015 werd aangifte gedaan door [slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2] ) van diefstal van de kentekenplaten met het kenteken [kenteken 2] van zijn auto. Op voornoemde datum zag [slachtoffer 2] dat de originele kentekenplaten met voornoemde kenteken niet meer op zijn auto zaten en dat er andere kentekenplaten met het kenteken [kenteken 7] op zijn auto waren bevestigd. De rechtbank stelt vast dat de kentekenplaten met het kenteken [kenteken 7] horen bij de BMW 3-serie die op 29 mei 2015 werd meegegeven voor een proefrit door [slachtoffer 5] .
Op 3 juni 2015 achtervolgde de politie een persoon die in een BMW reed. Op die BMW waren de gestolen kentekenplaten bevestigd met het kenteken [kenteken 2] . De rechtbank stelt vast dat dit de kentekenplaten zijn waarvan door [slachtoffer 2] aangifte van diefstal werd gedaan. Nadat de achtervolging was geëindigd, werd verdachte aangehouden als bestuurder van de BMW. In de BMW werden diverse goederen aangetroffen, waaronder een pasfoto van verdachte, een verklaring van vermissing van het rijbewijs op naam van verdachte en een navigatiesysteem TOMTOM. Verdachte heeft over het navigatiesysteem bij de politie verklaard dat die aan de vader van [vriendin verdachte] toebehoort. Uit het dossier blijkt verder dat de BMW op 5 juni 2015 teruggegeven werd aan [slachtoffer 5] .
Verdachte heeft zich ter terechtzitting op zijn zwijgrecht beroepen.
Naar vaste jurisprudentie kan de omstandigheid dat een verdachte weigert een verklaring af te leggen of een bepaalde vraag te beantwoorden op zichzelf, mede gelet op het bepaalde in artikel 29, eerste lid, Wetboek van Strafvordering (Sv), niet tot het bewijs bijdragen. Dat brengt echter niet mee dat de rechter, indien een verdachte voor een omstandigheid die op zichzelf of in samenhang met de verdere inhoud van de bewijsmiddelen beschouwd redengevend moet worden geacht voor het bewijs van het aan hem tenlastegelegde feit, geen redelijke, die redengevendheid ontzenuwende, verklaring heeft gegeven, zulks niet in zijn overwegingen omtrent het gebezigde bewijsmateriaal zou mogen betrekken.
De rechtbank stelt vast dat verdachte voor alle voornoemde belastende feiten en omstandigheden die redengevend zijn voor het bewijs – zoals de herkenning van verdachte door [slachtoffer 3] en [medewerker] als de persoon die de Mercedes-Benz op 26 mei 2015 heeft meegenomen voor een proefrit, de bij het autobedrijf van [slachtoffer 3] achtergelaten Renault Laguna (waarop de van [slachtoffer 1] gestolen kentekenplaten met het kenteken [kenteken 1] waren bevestigd) die op naam van zijn vriendin [vriendin verdachte] staat en waarover zij op 29 mei 2015 heeft verklaard dat verdachte de auto als laatste heeft gebruikt, de vaststelling van de politie dat er geen aangifte van diefstal van die Renault Laguna werd gedaan, de Mercedes-Benz met het kenteken [kenteken 5] die op 27 mei 2015 bij [slachtoffer 4] werd meegenomen en vervolgens op 29 mei 2015 bij het autobedrijf van [slachtoffer 5] werd achtergelaten, het door [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] gegeven signalement van de dader dat past bij verdachte, de op 29 mei 2015 bij [slachtoffer 5] meegenomen BMW met het kenteken [kenteken 7] waarin verdachte op 3 juni 2015 als bestuurder reed en na een achtervolging werd aangehouden en waarop de van [slachtoffer 2] gestolen kentekenplaten met het kenteken [kenteken 2] waren bevestigd, de in de BMW aangetroffen goederen van verdachte – geen enkele redelijke, die redengevendheid ontzenuwende, verklaring heeft gegeven.
De rechtbank is daarom, gelet op het vorenstaande - mede in aanmerking genomen de korte periode waarin alle voornoemde belastende feiten en omstandigheden hebben plaatsgevonden en de overeenkomsten in de modus operandi - en op grond van de bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang, van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder feit 1 primair ten laste gelegde diefstallen van de kentekenplaten en de onder feit 2 primair ten laste gelegde verduistering van de voertuigen en handelaarskentekenplaten.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat:
1.
hij op een of meer tijdstippen in de periode van 10 mei 2015 tot en met 02 juni 2015 te of nabij Hardenberg en te Almere, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening een kentekenplaat te weten [kenteken 1] en [kenteken 2] heeft weggenomen, toebehorende aan [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] .
2.
hij in de periode van 26 mei 2015 tot en met 3 juni 2015 in Nederland, opzettelijk een hoeveelheid voertuigen en (handelaars)kentekenplaten te weten:
- een zwarte Mercedes-Benz / kenteken [kenteken 3] en
handelaarskentekenplaten [kenteken 4] en
- een grijze Mercedes-Benz / kenteken [kenteken 5] en
handelaarskentekenplaten [kenteken 6] en
- een grijze BMW 3 serie / kenteken [kenteken 7] en
handelaarskentekenplaten [kenteken 8]
toebehorende aan [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] , en welke goederen verdachte (telkens) anders dan door misdrijf, te weten als klant ten behoeve van het maken van een
proefrit en aldus als bezitter/houder, (telkens) onder zich had, (telkens) wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
De rechtbank heeft de in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder feit 1 primair en feit 2 primair meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 310 en 321 Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1 primair
het misdrijf: diefstal, meermalen gepleegd.
feit 2 primair
het misdrijf: verduistering, meermalen gepleegd.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zeven maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat bij een bewezenverklaring artikel 9a Sr van toepassing zou moeten zijn nu er conform artikel 63 Sr rekening moet worden gehouden met twee eerdere veroordelingen.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft zich onder meer schuldig gemaakt aan diefstal van kentekenplaten. Verdachte heeft bij het plegen van de verschillende diefstallen blijk gegeven andermans eigendomsrechten niet te respecteren. Bovendien heeft dit zowel overlast als kosten voor de benadeelde partij [slachtoffer 1] tot gevolg gehad, zoals dat blijkt uit het verzoek tot schadevergoeding, omdat de auto gedurende een bepaalde periode niet kon worden gebruikt, de kentekenplaten moesten worden vervangen en er aangifte moest worden gedaan van de diefstal. Daarnaast heeft verdachte zich, met gebruikmaking van die gestolen kentekenplaten meerdere malen schuldig gemaakt aan verduistering van voertuigen en handelaarskentekenplaten door bij autobedrijven voertuigen mee te nemen voor een proefrit zonder deze terug te brengen. Door te handelen zoals verdachte heeft gedaan, heeft hij misbruik gemaakt van het vertrouwen van anderen en financiële schade toegebracht aan de gedupeerde bedrijven. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank acht geslagen op het reclasseringsadvies van
[geboortedatum 1] 2017, opgemaakt door C.H. de Wit, reclasseringswerker bij GGZ Reclassering Palier. Uit het reclasseringsadvies blijkt onder meer dat bij verdachte sprake is van verslavingsproblematiek, psychopathie en een persoonlijkheidsstoornis NAO met antisociale en narcistische trekken. Daarnaast is er sprake van problemen op het gebied van huisvesting, financiën en zinvolle dagbesteding. Verdachte wordt sinds 2004 behandeld voor zijn problematiek in relatie tot delictgedrag, wat niet heeft geleid tot (blijvende) gedragsverandering. Gelet op het verloop van eerdere reclasseringstrajecten is de reclassering van mening dat een nieuw traject in het kader van een artikel 14d lid 2 Sr ontoereikend is om het recidiverisico naar een aanvaardbaar niveau terug te dringen en gedragsverandering te bewerkstelligen. De reclassering adviseert een onvoorwaardelijke (gevangenis)straf op te leggen.
De rechtbank heeft daarnaast acht geslagen op het uittreksel uit de justitiële documentatie betreffende verdachte van 27 november 2017. Daaruit blijkt dat verdachte een aanzienlijk crimineel verleden heeft en vaker voor soortgelijke feiten is veroordeeld. Deze veroordelingen hebben blijkbaar niet een zodanige invloed op verdachte gehad dat hij is opgehouden met het plegen van strafbare feiten. De rechtbank houdt daarmee in het nadeel van verdachte rekening bij het bepalen van de straf.
Verder houdt de rechtbank rekening met het bepaalde in artikel 63 Sr.
Naar het oordeel van de rechtbank rechtvaardigt de aard en de ernst van de bewezenverklaarde feiten het opleggen van een aanzienlijke straf. Alles afwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van zes (6) maanden passend en geboden.

8.De schade van benadeelden

8.1
De vordering van de benadeelde partij ten aanzien van feit 1 primair en subsidiair
[slachtoffer 1] , heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 25,95, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard omdat de onder feit 1 primair ten laste gelegde diefstal niet bewezen kan worden verklaard en verdachte daarvan moet worden vrijgesproken.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich aangesloten bij het standpunt van de officier van justitie.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het onder feit 1 primair bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De opgevoerde schadepost is voldoende onderbouwd. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot een bedrag van € 25,95 te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd.
8.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het bewezenverklaarde feit is toegebracht.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 10, 27 en 57 Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder feit 1 primair en feit 2 primair tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
strafbaarheid feit
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
s
trafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder feit 1 primair en feit 2 primair bewezenverklaarde;
straf
  • veroordeelt verdachte tot een
  • bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;

schadevergoeding

  • veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
  • veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
  • legt de
  • bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.A.A.M. Schreuder, voorzitter, mr. S. Taalman en mr. R.M. van Vuure, rechters, in tegenwoordigheid van H.J.A. Teerlink, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 4 januari 2018.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland, district IJsselland, met zaaknummer 2015588049. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Feit 1 primair
1.
het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , van 4 juni 2015, pagina 47 t/m 49, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangeefster:
“(…) Plaats delict: (…) Almere. (…) Op zondag 10 mei 2015 omstreeks 10:00 uur heb ik mijn auto, een grijze Renault megane classic met het kenteken [kenteken 1] , schoongemaakt. (…) Op woensdag 27 mei 2015 omstreeks 10:30 uur werd mijn man gebeld door uw collega. Uw collega vroeg aan mijn man of wij onze kentekenplaten kwijt waren. (…) Mijn man zag aan de voorzijde en achterzijde van de auto dat onze kentekenplaten weg waren. In plaats van onze kentekenplaten waren er andere kentekenplaten (kentekenplaat [kenteken 9] ) aan de voorzijde en achterzijde van onze auto bevestigd. (…).”
in samenhang met:
het proces-verbaal relaas onderzoek van verbalisant [verbalisant] , van 27 november 2015, pagina 1 t/m 8, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als relaas van verbalisant:
“(…) Abusievelijk werd door de verbalisant die aangifte heeft opgenomen het verkeerde kenteken ( [kenteken 9] ) vermeld in de aangifte, in plaats van het kenteken [kenteken 9] . (…).”
2.
het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] , van 26 mei 2015, pagina 9 t/m 20, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangever:
“(…) De man heeft een donkerrode Renault Laguna laten staan bij mijn bedrijf. Deze is voorzien van kenteken [kenteken 1] . (…).”
3.
het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] , van 29 mei 2015, pagina 27 t/m 33, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als relaas van verbalisanten:
“(…) Wij, verbalisanten, hebben met behulp van het politie bevragingssysteem ‘Basis Voorziening Handhaving’ in eerste instantie een onderzoek ingesteld naar de te naam gestelde van het aangetroffen voertuig op het plaats incident, welke officieel is voorzien van kenteken [kenteken 9] . (…) Het voertuig, wat op 26 mei 2015 door collega’s [verbalisant] en [verbalisant] is aangetroffen, staat, bij bevraging van het RDW, op naam van: [vriendin verdachte] , geboren op [geboortedatum 2] 1980 te [geboorteplaats 2] , woonachtig aan de [adres 1] te Almere. (…) Op dit adres staat, naast [vriendin verdachte] , ingeschreven: [verdachte] , geboren [geboortedatum 1] 1972 te [geboorteplaats 1] . (…) Wij, verbalisanten, hebben een foto uitgedraaid van [verdachte] , om ter enkelvoudige fotoherkenning te tonen aan de aangever, [slachtoffer 3] en betrokkene [medewerker] . Wij hebben een uitdraai van de getoonde foto toegevoegd aan dit proces-verbaal van bevindingen. (…) Wij toonden [slachtoffer 3] de bijgevoegde foto. Wij hoorden [slachtoffer 3] direct zeggen: ‘ja dit is de man die mijn auto gisteren heeft meegenomen, toen ik binnen de kentekenpapieren ophaalde, ik herken dit gelaat gelijk’. (…) Ik toonde [medewerker] de bijgevoegde foto. Ik hoorde [medewerker] hierop direct zeggen: ‘Ja, honderd procent, dit is de man die gisteren de Mercedes heeft meegenomen’.(…)”
4.
het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] van 2 juni 2015, pagina 67 t/m 69 voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangever:
“(…) Ik heb mijn personenauto voorzien van het kenteken [kenteken 2] , geparkeerd tegenover mijn woning. Dit betreft de [adres 2] . (…) Ik kwam op dinsdag 2 juni 2015, omstreeks 22.00 uur terug bij mijn personenauto. Ik zag dat mijn originele kentekenplaten niet meer op mijn voertuig zaten. Ik zag dat deze waren vervangen door het volgende kenteken, de [kenteken 7] . (…).”
5.
het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] van 2 juni 2015, pagina 70, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van getuige:
“(…) U vraagt mij wanneer ik voor het laatst het voertuig van mijn kameraad [slachtoffer 2] heb zien rijden. Ik kan u vertellen dat ik gisteren, dit betreft 1 juni 2015, omstreeks 18.00 uur het voertuig heb zien rijden. (…) Dit kenteken betreft namelijk, [kenteken 2] . (…) Ik kwam de personenvoertuig tegen op de [straat] tegen te Hardenberg. (…).”
6.
het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant] , van 3 juni 2015, pagina 71, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als relaas van verbalisant:
“(…) Op woensdag 3 juni 2015 omstreeks 00.48 uur kreeg ik het verzoek van de Meldkamer Oost Nederland om uit te kijken naar een personenauto die reed met gestolen kentekenplaten. (…) Het ging om een Nederlands kenteken, namelijk [kenteken 2] . (…) Toen ik de personenauto zag, zag ik dat het om een BMW ging, kleur grijs. Ik zag toen op de achterzijde van de BMW het kenteken [kenteken 2] bevestigd zat. (…).”
7.
het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant] , van 3 juni 2015, pagina 72 t/m 73, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als relaas van verbalisant:
“(…) Toen zag ik dat de BMW niet verder kon en dat de bestuurder de auto stopte. Ik zag dat de bestuurder uit de auto stapte en wegrende door de tuin een bosperceel in. Ik zag dat het een blanke man was, ongeveer 1.80 a 1.85 meter lang en kaal is. Ik zag dat hij een licht groene trui droeg en een spijkerbroek. (…).”
8.
het proces-verbaal van aanhouding van verbalisant [verbalisant] , van 3 juni 2015, pagina 81 t/m 83, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als relaas van verbalisant:
“(…) Op woensdag 3 juni 2015 omstreeks 01.51 uur, hield ik op de locatie Hessenweg West, Ommen als verdachte aan: (…) [verdachte] (…) [geboortedatum 1] 1972 (…) Er was zojuist een achtervolging geweest door collega’s door Ommen heen. Hierbij was een verdachte in een gestolen BMW een doodlopende straat ingereden en er rennend vandoor gegaan. Deze verdachte droeg een groene trui. (…) Na ongeveer 100 meter, op een overgang tussen gemaaid gras en ingezaaide mais, zag ik de verdachte liggen. De verdachte droeg een groene trui en lag plat op zijn buik verstopt tussen het gemaaide gras met zijn capuchon over zijn hoofd. (…).”
9.
het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant] , van 2 juli 2015, pagina 107 t/m 116, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als relaas van verbalisant:
“(…) In het voertuig van het merk BMW, 3 serie, en voorzien van het kenteken [kenteken 2] werden diverse goederen aangetroffen. In het voertuig lag een blauwe rugtas met de volgende inhoud: pasfoto van verdachte [verdachte] (…) verklaring van vermissing van het rijbewijs met pen beschreven; op naam van [verdachte] , [geboortedatum 1] 1972 te [geboorteplaats 1] . (…) navigatiesysteem van merk TOMTOM (…) De verdachte [verdachte] verklaarde in zijn verhoor dat het navigatiesysteem van de vader van zijn vriendin [vriendin verdachte] was. (…).”
10.
het schriftelijk bescheid, te weten een bewijs van ontvangst, pagina 65, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
“(…) Naam: [slachtoffer 5] [bedrijf 1] (…) verklaart op vrijdag 5 juni 2015 uit handen van [bedrijf 2] namens de politie te Zwolle te hebben ontvangen (…) Bmw 3er Reihe;320c (…) Kenteken: [kenteken 10] (…).”
Feit 2 primair
1.
het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] , van 26 mei 2015, pagina 9 t/m 20, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangever:
“(…) Op dinsdag 26 mei 2015 omstreeks 11.15 uur kwam er een man aan lopen bij mijn bedrijf op de [adres 3] te Lelystad. Deze man werd te woord gestaan door [medewerker] , deze werkt samen met mij. (…) Uiteindelijk liet ik de man een zwarte Mercedes zien die ik had staan. (…) Toen ik het kentekenbewijs gepakt had en terug kwam bij de plek waar ik de auto had neergezet, zag ik dat de auto was verdwenen en dat de man nergens meer te bekennen was. (…) Het gaat om een zwarte Mercedes E320 cdi, voorzien van kenteken [kenteken 3] . (…) Ik kan de hierboven genoemde man omschrijven als volgt: Blanke man, 40 plus jaar, ik vermoed een jaar of 43, kort donkerblond haar. (…) Op de zwarte Mercedes zaten de handelaarsplaten met het volgende kenteken: [kenteken 4] . (…) De man heeft een donkerrode Renault Laguna laten staan bij mijn bedrijf. Deze is voorzien van kenteken [kenteken 1] . (…).”
2.
het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] , van 26 mei 2015, pagina 23 t/m 26, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als relaas van verbalisanten:
“(…) Aanrijdend naar de [adres 3] te Lelystad, hoorde wij, verbalisanten, van de centralist, dat het weggenomen motorvoertuig een Mercedes, type E320, kleur zwart, betrof. (…) De aangever verklaarde ons in het kort dat er een man voor een auto was komen kijken en dat deze er vervolgens vandoor was gegaan met de Mercedes welke hij te koop aan had geboden. De aangever verklaarde dat de man met een rode Renault Lagune was gekomen (…). Wij, verbalisanten, vroegen de aangever ons de Renault te tonen. (…) Wij, zagen dat dit voertuig voorzien was van Nederlandse kentekenplaten, met kenteken: [kenteken 1] . Wij verbalisanten bevroegen dit kenteken in het RDW, hieruit bleek dat het kenteken [kenteken 1] was afgegeven voor een grijze Renault Megane, (…). (…) Wij, verbalisanten, stelden vervolgens een onderzoek in naar de ware identiteit van de Renault Lagune. (…) Wij zagen dat er in de zijruiten van de auto een kenteken was gegraveerd, te weten: [kenteken 9] . Uit de gegevens van het RDW was er voor het kenteken [kenteken 9] een rode Renault Lagune afgegeven met chassisnummer: (…). Wij verbalisanten controleerden dit chassisnummer met het ingeslagen chassisnummer onder de motorkap van de rode Lagune. Wij zagen dat dit chassisnummer overeen kwam het kenteken [kenteken 9] . (…) Ik, verbalisant [verbalisant] , sprak met een medewerker van het bedrijf [slachtoffer 3] Auto’s. Deze medewerker gaf mij op te zijn genaamd: [medewerker] , (…). Meneer [medewerker] verklaarde mij als volgt: “Ik zag dat er iemand op ons terrein liep. (…) Blanke man, Ongeveer 30 a 40 jaar oud, maar mogelijk ouder. (…) Ik hield een verkooppraatje met de man. Na dit praatje ben ik de autosleutel gaan halen en hebben we de auto gestart. (…) Vervolgens kwam [slachtoffer 3] , de eigenaar van het bedrijf en deze heeft het overgenomen van mij. (…).”
3.
het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] , van 29 mei 2015, pagina 27 t/m 33, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als relaas van verbalisanten:
“(…) Wij, verbalisanten, hebben met behulp van het politie bevragingssysteem ‘Basis Voorziening Handhaving’ in eerste instantie een onderzoek ingesteld naar de te naam gestelde van het aangetroffen voertuig op het plaats incident, welke officieel is voorzien van kenteken [kenteken 9] . (…) Het voertuig, wat op 26 mei 2015 door collega’s [verbalisant] en [verbalisant] is aangetroffen, staat, bij bevraging van het RDW, op naam van: [vriendin verdachte] , geboren op [geboortedatum 2] 1980 te [geboorteplaats 2] , woonachtig aan de [adres 1] te Almere. (…) Op dit adres staat, naast [vriendin verdachte] , ingeschreven: [verdachte] , geboren 07 september 1972 te [geboorteplaats 1] . (…) Wij, verbalisanten, hebben een foto uitgedraaid van [verdachte] , om ter enkelvoudige fotoherkenning te tonen aan de aangever, [slachtoffer 3] en betrokkene [medewerker] . Wij hebben een uitdraai van de getoonde foto toegevoegd aan dit proces-verbaal van bevindingen. (…) Wij toonden [slachtoffer 3] de bijgevoegde foto. Wij hoorden [slachtoffer 3] direct zeggen: ‘ja dit is de man die mijn auto gisteren heeft meegenomen, toen ik binnen de kentekenpapieren ophaalde, ik herken dit gelaat gelijk’. (…) Ik toonde [medewerker] de bijgevoegde foto. Ik hoorde [medewerker] hierop direct zeggen: ‘Ja, honderd procent, dit is de man die gisteren de Mercedes heeft meegenomen’.(…)”
4.
het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant] , van 27 mei 2015, pagina 34 t/m 35, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als relaas van verbalisant:
“(…) Ik, verbalisant [verbalisant] , heb na onderzoek in het basis voorziening handhaving systeem vastgesteld dat, na het bezoek van [vriendin verdachte] en [verdachte] op dinsdag 12 mei 2015, er tot op de dag van vandaag geen aangifte is gedaan van diefstal van de Renault Laguna (…). (…) kenteken [kenteken 9] (…).”
5.
het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant] , van 29 mei 2015, pagina 36, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als relaas van verbalisant:
“(…) Op vrijdag 29 mei 2015, heb ik, verbalisant, telefonisch contact gehad met [vriendin verdachte] . Ik vroeg haar naar de staat van haar aangifte, met betrekking tot haar gestolen personenvoertuig, de [kenteken 9] . Ik, verbalisant, hoorde [vriendin verdachte] zeggen: ‘Ik dacht dat mijn vriend, [verdachte] , aangifte moest doen, want deze heeft de auto als laatste mee gehad. (…) Betrokkene: [verdachte] (man), geboren op [geboortedatum 1] 1972 te [geboorteplaats 1] . (…).”
6.
het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 4] , namens [naam] , van 27 mei 2015, pagina 52 t/m 54 voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangever:
“(…) Mercedes-Benz kenteken [kenteken 5] (…). Op 27-05-2015 omstreeks 15.30 uur is de auto meegegeven (…) voor een proefrit van het bedrijf aan de [adres 4] te Almere. (…) Op de auto zagen de groene handelaars kentekenplaten met kenteken [kenteken 6] . Het was een blanke lange magere man die de auto heeft meegenomen voor een proefrit. (…).”
7.
het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 5] , namens [slachtoffer 5] [bedrijf 1] , van 29 mei 2015, pagina 57 t/m 60 voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangever:
“(…) Ik ben de eigenaar van [slachtoffer 5] [bedrijf 1] aan de [adres 5] te Zwolle. Op vrijdag 29 mei 2015 omstreeks 09.00 uur was ik in de zaak. Een man kwam de zaak binnen en gaf aan dat hij op zoek was naar een auto (…). (…) omstreeks 09.30 uur reed de man weg voor zijn proefrit. Omstreeks 10.30 uur was de man nog niet terug. (…) Ik liep daarna naar de Mercedes die de man achter had gelaten. (…) Het signalement van de dader luidt als volgt: Man, 40-45 jaar oud, blank, Tenger postuur, 1,90 meter lang, opgeschoren blond haar (…). Merk/type: Bmw 3er Reihe:320c (…) Kenteken: [kenteken 10] (…) 1711HF (…) Handelaarskenteken. (…).”
in samenhang met:
het proces-verbaal relaas onderzoek van verbalisant [verbalisant] , van 27 november 2015, pagina 1 t/m 8, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als relaas van verbalisant:
“(…) Ter plaatse werd een grijze Mercedes Benz aangetroffen voorzien van het kenteken [kenteken 5] (aangifte 3). (…).”
8.
het proces-verbaal van verhoor aangever, [slachtoffer 5] , van 1 juli 2015, pagina 61 t/m 63 voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangever:
“(…) Hij zei nog wel dat hij zijn tas uit de auto moest halen. (…) V: Hoe weet u zeker dat hij degene is die ook met de Mercedes is komen aanrijden? A: (…), maar we zijn dus wel samen bij de Mercedes geweest. (…) Met dat hij spullen eruit moest halen was het mij duidelijk dat dit de auto was waarmee hij gekomen was. (…).”
9.
het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] van 2 juni 2015, pagina 67 t/m 69 voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangever:
“(…) Ik heb mijn personenauto voorzien van het kenteken [kenteken 2] , geparkeerd tegenover mijn woning. Dit betreft de [adres 2] . (…) Ik kwam op dinsdag 2 juni 2015, omstreeks 22.00 uur terug bij mijn personenauto. Ik zag dat mijn originele kentekenplaten niet meer op mijn voertuig zaten. Ik zag dat deze waren vervangen door het volgende kenteken, de [kenteken 7] . (…).”
10.
het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] van 2 juni 2015, pagina 70, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van getuige:
“(…) U vraagt mij wanneer ik voor het laatst het voertuig van mijn kameraad [slachtoffer 2] heb zien rijden. Ik kan u vertellen dat ik gisteren, dit betreft 1 juni 2015, omstreeks 18.00 uur het voertuig heb zien rijden. (…) Dit kenteken betreft namelijk, [kenteken 2] . (…) Ik kwam de personenvoertuig tegen op de [straat] tegen te Hardenberg. (…).”
11.
het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant] , van 3 juni 2015, pagina 71, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als relaas van verbalisant:
“(…) Op woensdag 3 juni 2015 omstreeks 00.48 uur kreeg ik het verzoek van de Meldkamer Oost Nederland om uit te kijken naar een personenauto die reed met gestolen kentekenplaten. (…) Het ging om een Nederlands kenteken, namelijk [kenteken 2] . (…) Toen ik de personenauto zag, zag ik dat het om een BMW ging, kleur grijs. Ik zag toen op de achterzijde van de BMW het kenteken [kenteken 2] bevestigd zat. (…).”
12.
het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant] , van 3 juni 2015, pagina 72 t/m 73, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als relaas van verbalisant:
“(…) Toen zag ik dat de BMW niet verder kon en dat de bestuurder de auto stopte. Ik zag dat de bestuurder uit de auto stapte en wegrende door de tuin een bosperceel in. Ik zag dat het een blanke man was, ongeveer 1.80 a 1.85 meter lang en kaal is. Ik zag dat hij een licht groene trui droeg en een spijkerbroek. (…).”
13.
het proces-verbaal van aanhouding van verbalisant [verbalisant] , van 3 juni 2015, pagina 81 t/m 83, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als relaas van verbalisant:
“(…) Op woensdag 3 juni 2015 omstreeks 01.51 uur, hield ik op de locatie Hessenweg West, Ommen als verdachte aan: (…) [verdachte] (…) [geboortedatum 1] 1972 (…) Er was zojuist een achtervolging geweest door collega’s door Ommen heen. Hierbij was een verdachte in een gestolen BMW een doodlopende straat ingereden en er rennend vandoor gegaan. Deze verdachte droeg een groene trui. (…) Na ongeveer 100 meter, op een overgang tussen gemaaid gras en ingezaaide mais, zag ik de verdachte liggen. De verdachte droeg een groene trui en lag plat op zijn buik verstopt tussen het gemaaide gras met zijn capuchon over zijn hoofd. (…).”
14.
het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant] , van 2 juli 2015, pagina 107 t/m 116, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als relaas van verbalisant:
“(…) In het voertuig van het merk BMW, 3 serie, en voorzien van het kenteken [kenteken 2] werden diverse goederen aangetroffen. In het voertuig lag een blauwe rugtas met de volgende inhoud: pasfoto van verdachte [verdachte] (…) verklaring van vermissing van het rijbewijs met pen beschreven; op naam van [verdachte] , [geboortedatum 1] 1972 te Almere. (…) navigatiesysteem van merk TOMTOM (…) De verdachte [verdachte] verklaarde in zijn verhoor dat het navigatiesysteem van de vader van zijn vriendin [vriendin verdachte] was. (…).”
15.
het schriftelijk bescheid, te weten een bewijs van ontvangst, pagina 65, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
“(…) Naam: [slachtoffer 5] [bedrijf 1] (…) verklaart op vrijdag 5 juni 2015 uit handen van [bedrijf 2] namens de politie te Zwolle te hebben ontvangen (…) Bmw 3er Reihe;320c (…) Kenteken: [kenteken 10] (…).”