ECLI:NL:RBOVE:2018:1599

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
9 mei 2018
Publicatiedatum
9 mei 2018
Zaaknummer
08/770363-17 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor het betasten van meerdere vrouwen met tbs en gevangenisstraf

Op 9 mei 2018 heeft de Rechtbank Overijssel een 55-jarige man uit Enschede veroordeeld tot 8 maanden gevangenisstraf en tbs met dwangverpleging. De man was beschuldigd van het betasten van zeven vrouwen op verschillende momenten in Enschede. De rechtbank oordeelde dat de man verminderd toerekeningsvatbaar was en dat er een hoge kans op herhaling bestond. Ondanks eerdere veroordelingen voor vergelijkbare feiten, bleef hij terugvallen in grensoverschrijdend gedrag zodra hij weer op vrije voeten kwam. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie, mr. C.Y. Huang, gevolgd en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht maanden, met aftrek van het voorarrest, en de maatregel van tbs met dwangverpleging opgelegd. De rechtbank oordeelde dat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van deze maatregel vereisten. De verdachte had eerder al meerdere keren gevangenisstraffen ondergaan voor zedendelicten, maar dit had hem er niet van weerhouden opnieuw dergelijke feiten te plegen. De rechtbank baseerde haar beslissing op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, en de psychologische rapportages die wezen op de hoge recidivekans en de verminderde toerekeningsvatbaarheid van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08/770363-17 (P)
Datum vonnis: 9 mei 2018
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [verdachte] 1962 in [geboorteplaats] ,
wonende in [woonplaats] ,
nu verblijvende in P.I. Overijssel, Huis van Bewaring Karelskamp te Almelo.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 9 maart 2018 en 26 april 2018.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. C.Y. Huang en van hetgeen door verdachte en de raadsman mr. U. Ural, advocaat te Enschede, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, na aanpassing van de omschrijving van de tenlastelegging van
26 april 2018, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte op verschillende momenten in totaal zeven vrouwen heeft aangerand door hen onverhoeds ontuchtig te betasten.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
hij op of omstreeks 12 oktober 2017 te Enschede, door geweld of een andere feitelijkheid
en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten door:
het aanspreken en/of (vervolgens) laten stoppen van nader te noemen [slachtoffer 1] en/of
(daarbij) naar en/of in de richting van die [slachtoffer 1] te lopen en/of (vervolgens) dicht nabij die [slachtoffer 1] te gaan staan en/of (vervolgens) onverhoeds zijn, verdachtes, hand op het
bovenbeen (nabij het kruis) en/of bil(len) van die [slachtoffer 1] te leggen en/of (daarbij) die
[slachtoffer 1] de woorden toe te voegen: 'Als ik jou nou wat geld geef mag ik dan aan jou zitten', althans woorden van gelijke aard en/of strekking
[slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige
handelingen, te weten het onverhoeds betasten van dier bovenbeen (nabij het kruis) en/of
dier billen;
2.
hij op of omstreeks 18 oktober 2017 te Enschede, door geweld of een andere feitelijkheid
en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten door:
het aanspreken en/of (vervolgens) laten stoppen van nader te noemen [slachtoffer 2] en/of
(daarbij) naar en/of in de richting van die [slachtoffer 2] te lopen en/of (vervolgens) dicht nabij die [slachtoffer 2] te gaan staan en/of (daarbij) die [slachtoffer 2] de woorden toe te voegen: 'Ik heb een vrouw nodig' en/of 'geef me alsjeblieft een beetje aandacht', althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of (daarbij) die [slachtoffer 2] zijn, met kleding bedekte, erectie te tonen en/of (vervolgens) onverhoeds zijn, verdachtes, hand onder de jurk van die [slachtoffer 2] te drukken/duwen en/of (daarbij) onverhoeds dier dij/bil te betasten
[slachtoffer 2] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige
handelingen, te weten het onverhoeds betasten van dier dij(been) en/of bil;
3.
hij op of omstreeks 18 oktober 2017 te Enschede, door geweld of een andere feitelijkheid
en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten door:
het aanspreken van en/of hulp vragen aan nader te noemen [slachtoffer 3] (werkzaam als
winkelbediende) en/of (daarbij) dicht nabij die [slachtoffer 3] te gaan staan en/of (daarbij)
onverhoeds (meermalen) zijn, verdachtes, hand op/tegen de vagina, althans de
schaamstreek van die [slachtoffer 3] te drukken/duwen
[slachtoffer 3] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige
handelingen, te weten het onverhoeds betasten en/of bevoelen van dier vagina, althans de
schaamstreek;
4.
hij op of omstreeks 13 oktober 2017 te Enschede, door geweld of een andere feitelijkheid
en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten door:
het aanspreken en/of (vervolgens) laten stoppen van nader te noemen [slachtoffer 4] en/of
(daarbij) naar en/of in de richting van die [slachtoffer 4] te lopen en/of (vervolgens) dicht nabij die [slachtoffer 4] te gaan staan en/of (vervolgens) die [slachtoffer 4] de woorden toe te voegen: 'Wil jij voor 20 euro seks met mij hebben', althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of (daarbij) onverhoeds die [slachtoffer 4] aan/over dier borst te betasten en/of bevoelen [slachtoffer 4] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten het onverhoeds betasten van dier borst;
5.
hij op of omstreeks 17 september 2017 te Enschede, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten door:
(bij een bushalte) dicht tegen nader te noemen [slachtoffer 5] te gaan zitten en/of (daarbij) één of
meermalen onverhoeds zijn hand op het bovenbeen van die [slachtoffer 5] te leggen en/of
(daarbij) die [slachtoffer 5] de woorden toe te voegen: 'Als ik jou een beetje geld geef, mag ik dan aan je zitten', althans woorden van gelijke aard en/of strekking
[slachtoffer 5] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige
handelingen, te weten he één of meermalen onverhoeds betasten en/of aanraken van dier
bovenbeen;
6.
hij op of omstreeks 22 november 2017 te Enschede, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten door:
het aanspreken en/of (vervolgens) laten stoppen van nader te noemen [slachtoffer 6] en/of
(daarbij) naar en/of in de richting van die [slachtoffer 6] te lopen en/of (vervolgens) dicht nabij die [slachtoffer 6] te gaan staan en/of (vervolgens) onverhoeds zijn, verdachtes, hand één of
meermalen op het bovenbeen (nabij het kruis) van die [slachtoffer 6] te leggen en/of (daarbij) die [slachtoffer 6] de woorden toe te voegen: 'Ik geef je 10 euro', althans woorden van gelijke aard en/of strekking [slachtoffer 6] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten het één of meermalen onverhoeds betasten en/of aanraken van dier bovenbeen;
7.
hij op of omstreeks 30 november 2017 te Enschede, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten door:
als (potentieel) klant het bedrijfspand van [reisbureau] te betreden en/of nader te noemen [slachtoffer 7] aan te spreken en/of (daarbij) direct nabij die [slachtoffer 7] te gaan staan en/of (vervolgens) onverhoeds (meermalen) zijn, verdachtes, hand op (de binnenzijde van) het bovenbeen van die [slachtoffer 7] te leggen en/of (daarbij) wrijvende en/of masserende bewegingen te maken [slachtoffer 7] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten het onverhoeds (meermalen) betasten en/of aanraken van dier boven- en/of dijbeen.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
Het standpunt van de officier van justitie is dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde feiten.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich met betrekking tot de bewezenverklaring gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Verdachte zelf heeft de tenlastegelegde feiten 2 en 5 deels betwist.
4.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Feiten 1, 3, 4, 6 en 7
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van deze tenlastegelegde feiten op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte deze feiten heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen, te weten
het proces-verbaal van verhoor aangeefster [slachtoffer 1] d.d. 25 oktober 2017 (pagina’s 36 en 37);
het proces-verbaal van verhoor aangeefster [slachtoffer 3] d.d. 20 oktober 2017 (pagina 138);
het proces-verbaal van verhoor aangeefster [slachtoffer 4] d.d. 26 oktober 2017 (pagina 47);
het proces-verbaal van verhoor aangeefster [slachtoffer 6] d.d. 7 december 2017 (pagina 116);
het proces-verbaal van verhoor aangeefster [slachtoffer 7] d.d. 18 december 2017 (pagina’s 128 en 129);
het proces-verbaal van de terechtzitting van 26 april 2018, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van de verdachte als bedoeld in art. 359, derde lid, laatste volzin, Sv.
Feit 2
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij weliswaar aangeefster [slachtoffer 2] zijn met kleding bedekte erectie heeft laten zien waarna hij een hand op haar bil legde, [2] maar hij heeft ontkend dat hij zijn hand daarbij onder haar jurk heeft gebracht. In aanmerking genomen de gedetailleerde verklaring van aangeefster [3] en de verklaring van haar vriend aan wie zij direct na het incident heeft verteld wat er was gebeurd [4] , is het naar het oordeel van de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zijn hand onder de rok van [slachtoffer 2] heeft geduwd en daarna haar dij en bil heeft betast.
Feit 5
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij bij [slachtoffer 5] , die hij had ontmoet bij een bushalte, slechts een keer een hand op haar bovenbeen heeft gelegd. [5] [slachtoffer 5] zelf heeft in haar aangifte gedetailleerd en consistent verklaard, onder meer inhoudende dat verdachte meermalen zijn hand op haar bovenbeen heeft gelegd, ondanks dat zij hem te kennen gaf daar niet van gediend te zijn. Ook vroeg hij volgens [slachtoffer 5] aan haar of hij, als hij haar een beetje geld gaf, dan aan haar mocht zitten. [6] In vrijwel direct na het incident door [slachtoffer 5] verstuurde sms-berichten aan haar vriend [naam] heeft zij onder meer vermeld ‘hij zat wel de hele tijd aan mijn bovenbenen’. [7] Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte meermalen zijn hand op het bovenbeen van [slachtoffer 5] heeft gelegd en dat hij tevens de hiervoor genoemde woorden heeft gebezigd.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de hierboven genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat:
1.
hij op 12 oktober 2017 te Enschede, door een andere feitelijkheid, te weten door:
het aanspreken en vervolgens laten stoppen van nader te noemen [slachtoffer 1] en
daarbij naar die [slachtoffer 1] te lopen en vervolgens dicht nabij die [slachtoffer 1] te gaan staan en vervolgens onverhoeds zijn, verdachtes, hand op het bovenbeen (nabij het kruis) en bil van die [slachtoffer 1] te leggen en daarbij die [slachtoffer 1] de woorden toe te voegen: 'Als ik jou nou wat geld geef mag ik dan aan jou zitten',
[slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, te weten het onverhoeds betasten van dier bovenbeen (nabij het kruis) en dier billen;
2.
hij op 18 oktober 2017 te Enschede, door een andere feitelijkheid, te weten door:
het aanspreken en vervolgens laten stoppen van nader te noemen [slachtoffer 2] en
daarbij naar die [slachtoffer 2] te lopen en vervolgens dicht nabij die [slachtoffer 2] te gaan staan en daarbij die [slachtoffer 2] de woorden toe te voegen: 'Ik heb een vrouw nodig' en 'geef me alsjeblieft een beetje aandacht', en daarbij die [slachtoffer 2] zijn, met kleding bedekte, erectie te
tonen en vervolgens onverhoeds zijn, verdachtes, hand onder de jurk van die [slachtoffer 2]
te duwen en daarbij onverhoeds dier dij/bil te betasten,
[slachtoffer 2] heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, te weten het onverhoeds betasten van dier dijbeen en bil;
3.
hij op 18 oktober 2017 te Enschede, door een andere feitelijkheid, te weten door:
het aanspreken van en hulp vragen aan nader te noemen [slachtoffer 3] (werkzaam als
winkelbediende) en daarbij dicht nabij die [slachtoffer 3] te gaan staan en daarbij onverhoeds meermalen zijn, verdachtes, hand tegen de vagina van die [slachtoffer 3] te duwen,
[slachtoffer 3] heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, te weten het onverhoeds betasten van dier vagina;
4.
hij op 13 oktober 2017 te Enschede, door een andere feitelijkheid, te weten door:
het aanspreken en vervolgens laten stoppen van nader te noemen [slachtoffer 4] en
daarbij naar die [slachtoffer 4] te lopen en vervolgens dicht nabij die [slachtoffer 4] te gaan staan en vervolgens die [slachtoffer 4] de woorden toe te voegen: 'Wil jij voor 20 euro seks met mij hebben', en daarbij onverhoeds die [slachtoffer 4] aan dier borst te betasten,
heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, te weten het onverhoeds betasten van dier borst;
5.
hij op 17 september 2017 te Enschede, door een andere feitelijkheid, te weten door:
bij een bushalte dicht tegen nader te noemen [slachtoffer 5] te gaan zitten en daarbij meermalen onverhoeds zijn hand op het bovenbeen van die [slachtoffer 5] te leggen en daarbij die [slachtoffer 5] de woorden toe te voegen: 'Als ik jou een beetje geld geef, mag ik dan aan je zitten',
[slachtoffer 5] heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, te weten het meermalen onverhoeds betasten van dier bovenbeen;
6.
hij op 22 november 2017 te Enschede, door een andere feitelijkheid, te weten door:
het aanspreken en vervolgens laten stoppen van nader te noemen [slachtoffer 6] en daarbij naar die [slachtoffer 6] te lopen en vervolgens dicht nabij die [slachtoffer 6] te gaan staan en vervolgens onverhoeds zijn, verdachtes, hand op het bovenbeen (nabij het kruis) van die [slachtoffer 6] te leggen en daarbij die [slachtoffer 6] de woorden toe te voegen: 'Ik geef je 10 euro',
[slachtoffer 6] heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, te weten het onverhoeds betasten van dier bovenbeen;
7.
hij op 30 november 2017 te Enschede, door een andere feitelijkheid te weten door:
het bedrijfspand van [reisbureau] te betreden en nader te noemen [slachtoffer 7] aan te spreken en daarbij direct nabij die [slachtoffer 7] te gaan staan en vervolgens onverhoeds meermalen zijn, verdachtes, hand op de binnenzijde van het bovenbeen van die [slachtoffer 7] te leggen en daarbij masserende bewegingen te maken,
heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, te weten het onverhoeds meermalen betasten van dier boven- en dijbeen.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De rechtbank heeft de eventueel in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 246 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
Feiten 1, 2, 3, 4, 5, 6 en 7
telkens het misdrijf: feitelijke aanranding van de eerbaarheid.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht maanden met aftrek van het voorarrest en de TBS-maatregel met dwangverpleging. Zij heeft daarbij overwogen dat verdachte reeds vele malen is veroordeeld tot gevangenisstraffen ter zake van zedendelicten, maar dat deze straffen hem er niet van weerhouden opnieuw dergelijke feiten te plegen. De officier van justitie heeft rekening gehouden met de door de psycholoog geconstateerde verminderde toerekeningsvatbaarheid en de zeer hoge recidivekans. De veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen eist naar de mening van de officier van justitie het opleggen van de TBS-maatregel.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman sluit zich aan bij de constatering dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is. Naar zijn mening heeft verdachte de intelligentie van een kind van vijf jaar oud en is er inderdaad sprake van een hoge recidivekans. Nu de tenlastegelegde feiten niet de zwaarste zedendelicten zijn, is een TBS-maatregel buitenproportioneel. Daarbij ging het goed met verdachte in de periode dat hij bij de stichting Jolijt verbleef. De raadsman heeft daarom voorgesteld om verdachte een gevangenisstraf op te leggen gelijk aan de duur van het voorarrest, gecombineerd met een voorwaardelijke straf met een proeftijd van 10 jaar met als bijzondere voorwaarde onder meer opname bij de stichting Jolijt.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder dit deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen bij maar liefst zeven vrouwen. Hij benaderde zijn slachtoffers op een moment dat zij alleen waren en begon hen dan onverhoeds te betasten, waarbij hij soms geld aanbood voor seksuele diensten. Uit de aangiftes blijkt hoe vervelend de slachtoffers dat vonden en hoe angstig zij vaak waren. Hoewel verdachte vaak tot deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor feiten als deze is veroordeeld, vervalt hij in zijn grensoverschrijdende seksueel gedrag zodra hij weer op vrije voeten is.
In het door de GZ-psycholoog en gerechtelijke deskundige A. Soetendaal op
27 maart 2018 opgestelde Pro Justitia-rapport is onder meer het volgende vermeld:
“Bij betrokkene is sprake van een sterke dwangcomponent in zijn handelen. Dit was
tevens zo in de onderhavige ten laste gelegde feiten, indien bewezen. Betrokkene
heeft geprobeerd zijn dwanggedachten en -handelingen te 'bezweren’ met rituelen en
heeft geprobeerd hier weerstand aan te bieden. Dit lukte redelijk zolang er een verplichtend justitieel kader aanwezig was. De dwang nam de overhand op betrokkene op
het moment dat dit verplichte kader kwam te vervallen (i.c, betrokkene liet zich niet
meer sturen en monitoren, ook niet ten aanzien van zijn alcoholgebruik). Betrokkene
ontbeert de verstandelijke capaciteiten en vaardigheden om hierin meer zelfcontrole
te ontwikkelen en wordt bepaald door zijn driften en impulsen.
Over de mate van toerekenen kan worden vermeld dat betrokkene in principe besef
heeft van de wederrechtelijkheid van het ten laste gelegde, maar dat hij, op het moment dat zijn weerstand tegen de dwang gebroken is, dit besef lijkt te verliezen. Met
andere woorden: betrokkenes realiteitstoetsing is op momenten van grensoverschrijdingen niet meer intact, betrokkene maakt verkeerde interpretaties en attributies en
in zijn afweer functioneert hij op een dermate basaal niveau dat het besef van de wederrechtelijkheid op die momenten niet meer voldoende is (ook niet na een waarschuwing van de wijkagent of een reclasseerder). Betrokkene lijkt in onvoldoende mate de consequenties van zijn handelen te kunnen overzien, niet alleen ten aanzien van
de nadelige gevolgen voor zichzelf maar zeker ook voor de slachtoffers. Het feit dat
slachtoffers bang voor hem waren is iets dat betrokkene ten zeerste verbaast. Gezien
de grote dwangcomponent in zijn handelen heeft betrokkene onvoldoende gedragsalternatieven voorhanden om zijn handelen bij te sturen; dit wordt nog eens versterkt
door zijn gebrekkige intellectuele capaciteiten en sociaal-emotionele vaardigheden.
Het wegvallen van het justitiële kader lijkt een essentieel kantelpunt voor de mate van
ervaren zelfcontrole van betrokkene. Na het wegvallen van dit verplichtend kader lijkt
'de door justitie opgelegde dwang' voor betrokkene niet meer van toepassing en staat
hij weer onder invloed van zijn eigen dwang.
(…) De rechtbank wordt geadviseerd betrokkene het hem ten laste gelegde, indien bewezen, verminderd toe te rekenen (op grond van de zeer sterke doorwerking van de
dwang, maar niet volledig omdat de dwang van justitie nog kan overheersen).
(….) Het recidiverisico voor een vergelijkbaar zedendelict werd als hoog ingeschat, zowel
op basis van een actuarieel risicotaxatieinstrument voor zeden als op basis van
klinische indrukken; op basis van dit laatste werd het risico nog hoger ingeschat (zeer
hoog). Alhoewel het risico zeer hoog is, is de ernst niet zodanig dat de verwachte
seksuele recidive gepaard gaat met geweld (desalniettemin zeer overlast gevend en ingrijpend voor de slachtoffers, aanranding en schennis). Er wordt een hoge frequentie
van recidive verwacht binnen een zeer korte termijn (ondergetekende schat in binnen
een week met een mogelijk dagelijkse frequentie).
(…) Voorgesteld wordt nu een tbs met dwangverpleging op te leggen. Eerder werd deze
maatregel niet zinvol geacht omdat betrokkene niet leerbaar zou zijn, echter mogelijk
is betrokkene toch (deels) behandelbaar met medicatie. Geadviseerd wordt middels
deze maatregel de geschetste behandelvraag zo snel als mogelijk beantwoord te krijgen (kortdurende klinische opname t.b.v. consultatie) en dan (zo mogelijk versneld)
te koersen op een voorwaardelijke beëindiging van de tbs-maatregel, waarbij stichting
Jolijt weer de controle en woonbegeleiding op zich kan nemen. Het voordeel is dat een
voorwaardelijke beëindiging van de tbs-maatregel met verpleging zo lang als nodig
kan doorlopen, waardoor de maatschappelijke veiligheid goed gewaarborgd kan worden. Het biedt stichting Jolijt een goed werkbaar justitieel kader om betrokkene verder
te begeleiden en te controleren. Een tbs-met voorwaarden biedt geen passend alternatief omdat ook deze maatregel eindig is in tijd.”
Verdachte heeft geweigerd zijn medewerking te verlenen aan een psychiatrisch onderzoek.
Reclasseringswerker A.M. Schabbink, werkzaam bij Tactus verslavingszorg, heeft op 18 april 2018 een rapport over verdachte uitgebracht. Daarin staat onder meer vermeld dat de reclassering zich kan vinden in het advies van de psycholoog, met name als het gaat over het juridisch kader, te weten TBS met dwangverpleging. De reclassering wijst er overigens op dat de stichting Jolijt geen SGLVG-status heeft, wat betekent dat vanuit de reclassering geen toezicht kan worden uitgevoerd omdat de reclassering niet kan indiceren voor die stichting, zelfs niet wanneer dat in het vonnis staat. Een en ander is bevestigd door de ter terechtzitting van 26 april 2018 gehoorde deskundige, de reclasseringswerker R. Elst. Hij heeft ter terechtzitting nog verklaard dat verdachte structureel begeleiding binnen een stevig juridisch kader nodig zal hebben en dat een TBS met dwangverpleging op dit moment noodzakelijk is.
De rechtbank overweegt dat aan de wettelijke voorwaarden voor de oplegging van een maatregel van terbeschikkingstelling is voldaan. Bij verdachte was ten tijde van het begaan van de feiten sprake van een ziekelijke stoornis. Het bewezenverklaarde levert misdrijven op waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld.
Naar het oordeel van de rechtbank eist de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen, in dit geval het opleggen van de TBS-maatregel met het bevel dat verdachte van overheidswege wordt verpleegd. De rechtbank volgt de conclusie van de psycholoog dat dit noodzakelijk is om zo snel mogelijk duidelijk te krijgen of, en zo ja welke, behandeling van verdachte mogelijk is. Andere strafmodaliteiten die eindig zijn in tijd, acht de rechtbank op dit moment niet opportuun. Zoals blijkt uit het psychologisch rapport en het feit dat verdachte eerder is veroordeeld voor dit soort feiten, is bij het ontbreken van een verplichtend juridisch kader, het risico op recidive thans onaanvaardbaar hoog. Nu de maatregel van terbeschikkingstelling zal worden opgelegd ter zake van misdrijven die gericht zijn tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, te weten de feitelijke aanranding van de eerbaarheid, kan de totale duur van de maatregel een periode van vier jaar te boven gaan.
Ten slotte acht de rechtbank, naast de terbeschikkingstelling met dwangverpleging, teneinde recht te doen aan de ernst van de feiten en het feit dat sprake is van recidive, rekening houdend met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 8 maanden, met aftrek van het reeds door verdachte ondergane voorarrest, passend en geboden.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 37a, 37b en 57 Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feiten 1, 2, 3, 4, 5, 6 en 7: telkens het misdrijf: feitelijke aanranding van de eerbaarheid;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1, 2, 3, 4, 5, 6 en 7 bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
8 (acht) maanden;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
maatregel
- gelast dat verdachte
ter beschikking wordt gestelden beveelt dat hij
van overheidswege wordt verpleegd.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A.H. Heijink, voorzitter, mr. E.J.M. Bos en
mr. A.M. den Dulk, rechters, in tegenwoordigheid van E.P. Endlich, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 9 mei 2018.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland, Team Zeden, met registratienummer PL0600-2018026160. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 26 april 2018.
3.Het proces-verbaal van aangeefster [slachtoffer 2] d.d. 27 oktober 2017 (pagina 85).
4.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] d.d. 29 november 2017 (pagina 88).
5.De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 26 april 2018.
6.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 5] d.d. 22 november 2017 (pagina 59).
7.Een aantal sms-berichten van [slachtoffer 5] van 17 september 2017 (pagina 67).