ECLI:NL:RBOVE:2018:159

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
18 januari 2018
Publicatiedatum
18 januari 2018
Zaaknummer
08-770239-17 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplegen van mishandeling met steekincident in Enschede

Op 18 januari 2018 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 33-jarige man, die samen met zijn toenmalige vriendin en haar broer betrokken was bij een gewelddadig incident in Enschede. De verdachte werd veroordeeld voor het medeplegen van mishandeling, nadat hij samen met zijn medeverdachten de ex-vriend van zijn vriendin had aangevallen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, hoewel hij niet direct betrokken was bij het steken met een mes, wel degelijk had bijgedragen aan de mishandeling door het slachtoffer te slaan en te schoppen. De feiten vonden plaats op 30 juli 2017, toen de verdachte en zijn medeverdachten naar de woning van het slachtoffer gingen, vermoedelijk om een hond terug te halen die door het slachtoffer was meegenomen. Tijdens de confrontatie ontstond een vechtpartij waarbij het slachtoffer meerdere verwondingen opliep, waaronder steekwonden. De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het medeplegen van mishandeling, maar sprak hem vrij van de zwaardere aanklacht van poging tot doodslag. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden, met aftrek van het voorarrest. De rechtbank hield rekening met de ernst van het geweld en de eerdere veroordelingen van de verdachte voor geweldsmisdrijven.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Afdeling Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer 08-770239-17 (P)
Datum vonnis: 18 januari 2018
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1984 in [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
nu verblijvende in de P.I. Overijssel, Huis van Bewaring Karelskamp te Almelo.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 13 november 2017 en 4 januari 2018.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. G. Pol en van hetgeen door verdachte en de raadsman mr. U. Ural, advocaat te Enschede, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
primair:alleen, of met een ander of anderen, heeft geprobeerd om [slachtoffer] te doden door hem met een mes te steken, tegen het hoofd te schoppen en/of hem te slaan, of
subsidiair:alleen, of met een ander of anderen, [slachtoffer] zwaar heeft mishandeld door hem met een mes te steken en/of hem te slaan en/of te schoppen, of
meer subsidiair:alleen, of met een ander of anderen, geprobeerd heeft om [slachtoffer] zwaar te mishandelen door hem met een mes te steken en/of hem te slaan en/of te schoppen, of
nog meer subsidiair:alleen, of met een ander of anderen, [slachtoffer] heeft mishandeld door hem met een mes te steken en/of hem te slaan en/of te schoppen.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 30 juli 2017 te Enschede, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, [slachtoffer]
opzettelijk van het leven te beroven,
met dat opzet meermalen, althans éénmaal met een mes in de rug en/of de
(linker)schouder en/of de wang/kaak, in elk geval in het lichaam van die
[slachtoffer] heeft gestoken/gesneden,
en/of (met kracht) meermalen, althans éénmaal op/tegen het hoofd, in elk geval
op/tegen het lichaam van die [slachtoffer] heeft geschopt/getrapt en/of (met kracht) meermalen, althans éénmaal op/tegen het hoofd, in elk geval
op/tegen het lichaam van die [slachtoffer] heeft geslagen/gestompt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op of omstreeks 30 juli 2017 te Enschede, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten meerdere steek/snijwonden in (onder andere) de rug en/of de (linker)schouder
en/of de wang/kaak en/of een gebroken oogkas en/of een klaplong
heeft toegebracht, door die [slachtoffer] met een mes te steken/snijden en/of
op/tegen het hoofd en/of het lichaam te trappen/schoppen en/of
op/tegen het hoofd en/of het lichaam te slaan/stompen;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, MEER SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op of omstreeks 30 juli 2017 te Enschede, althans in Nederland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, aan [slachtoffer]
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
meermalen, althans éénmaal met een mes in de rug en/of de (linker)schouder
en/of de wang/kaak, in elk geval in het lichaam van die [slachtoffer] heeft
gestoken/gesneden,
en/of (met kracht) meermalen, althans éénmaal op/tegen het hoofd, in elk geval
op/tegen het lichaam heeft geschopt/getrapt
en/of (met kracht) meermalen, althans éénmaal op/tegen het hoofd, in elk geval
op/tegen het lichaam heeft geslagen/gestompt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, NOG MEER SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op of omstreeks 30 juli 2017 te Enschede, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, [slachtoffer]
heeft mishandeld door die [slachtoffer] met een mes te steken/snijden en/of op/tegen het hoofd en/of het lichaam te trappen/schoppen en/of
op/tegen het hoofd en/of het lichaam te slaan/stompen;

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat verdachte geen (voorwaardelijk) opzet had op de dood van [slachtoffer] , nu niet is gebleken dat verdachte wist dat [medeverdachte 1] bij de confrontatie met het slachtoffer gebruik zou gaan maken van een mes. Evenmin is gebleken dat verdachte [slachtoffer] , terwijl deze op de grond lag, zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht, of een poging daartoe heeft gedaan. Wel heeft verdachte samen met [medeverdachte 2] [slachtoffer] mishandeld door hem de slaan en te schoppen, zodat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte en [medeverdachte 2] zich schuldig hebben gemaakt aan het medeplegen van mishandeling.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman is met de officier van justitie van oordeel dat verdachte niet wist dat [medeverdachte 1] [slachtoffer] met een mes te lijf zou gaan of is gegaan, Verdachte kreeg klappen van [slachtoffer] en hij heeft in reactie daarop zelf ook klappen uitgedeeld en ook geschopt. Aangezien in deze zaak niet elke geweldshandeling aan elk individueel lid van de groep verdachten kan worden toegerekend, is verdachte niet verantwoordelijk voor het gedrag van [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] . Er was geen samenwerking of onderlinge taakverdeling, zodat er geen sprake was van medeplegen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte rijdt met zijn (toenmalige) partner, [medeverdachte 1] , en haar broer, [medeverdachte 2] (beide ook medeverdachten), naar de woning van [slachtoffer] , omdat zij vermoeden dat [slachtoffer] de hond van [medeverdachte 1] heeft meegenomen. Daar aangekomen ziet [medeverdachte 2] dat de hond in de woning van [slachtoffer] op de bank zit. Daarop belt [medeverdachte 1] de politie om te melden dat haar hond door [slachtoffer] is gestolen en zich in zijn woning bevindt. Verdachte, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] blijven wachten op het erf. Na enige tijd rijdt [slachtoffer] met een bestelbus het erf op en stapt uit; hij heeft een zogenaamd spijkerpistool achter op zijn rug in zijn riem gestoken. Er ontstaat een schermutseling tussen [medeverdachte 2] en [slachtoffer] . Vervolgens steekt [medeverdachte 1] verdachte [slachtoffer] diverse keren met een mes. Dan raakt ook verdachte bij het gevecht betrokken. Kort daarna verschijnt de politie die een ambulance waarschuwt, waarna [slachtoffer] eerste hulp wordt verleend.
De rechtbank is met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het nog meer subsidiair tenlastegelegde feit – de mishandeling – heeft begaan. Verdachte zag dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] in gevecht waren met [slachtoffer] en hij is zich daarmee gaan bemoeien, aangezien hij hen wilde ontzetten. Daarbij heeft hij, samen met [medeverdachte 2] , [slachtoffer] geslagen en geschopt. Het was vanaf dat moment een gezamenlijke handeling gericht tegen [slachtoffer] , waarbij beide aanvallers [slachtoffer] mishandelen, zodat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van mishandeling.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat:
nog meer subsidiair:
dat hij op 30 juli 2017 te Enschede, tezamen en in vereniging met een ander [slachtoffer]
heeft mishandeld door die [slachtoffer] op het lichaam te trappen/schoppen en tegen het hoofd en het lichaam te slaan/stompen.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 47 en 300 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
het misdrijf:
medeplegen van mishandeling.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, met aftrek van het voorarrest. Hij neemt het verdachte met name kwalijk dat hij samen met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] naar de woning van het slachtoffer gaat en hem meerdere klappen en een schop geeft. Verder neemt de officier van justitie in aanmerking dat verdachte, gelet op zijn documentatie, eerder is veroordeeld voor geweldsmisdrijven.
7.2
Het standpunt van de verdediging
Volgens de raadsman dient bij het bepalen van de strafmaat rekening te worden gehouden met de omstandigheden dat het slachtoffer [slachtoffer] de hond van [medeverdachte 1] had gestolen en dat [slachtoffer] begon met geweld door te grijpen naar zijn spijkerpistool. Bovendien hebben verdachte en de medeverdachten de politie gebeld, waaruit al blijkt dat zij niet uit waren op een confrontatie. Ten slotte blijkt uit de richtlijnen van het LOVS dat voor een mishandeling waarbij sprake is van fors letsel, een gevangenisstraf van drie maanden past. De raadsman stelt dat een straf van twee weken gevangenisstraf passend is.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft met een ander iemand mishandeld door betrokkene te slaan en door hem te schoppen. Verdachte heeft daarbij aangetoond dat hij weinig respect heeft voor de lichamelijke integriteit van een ander, waarbij het geweld nota bene plaatsvond in het privédomein van verdachte.
Uit de justitiële documentatie van verdachte blijkt dat hij vaker is veroordeeld voor mishandeling tot onder meer onvoorwaardelijke gevangenisstraffen. Dat weerhoudt verdachte er niet van zich opnieuw aan een mishandeling schuldig te maken.
Over verdachte is een reclasseringsadvies uitgebracht, waaruit blijkt dat het recidiverisico als matig wordt ingeschat. De reclassering stelt dat een toezicht op bijzondere voorwaarden en directe interventies/behandeling niet zijn geïndiceerd. Geadviseerd wordt een (gedeeltelijk) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, dit bij wijze van “stok achter de deur”.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank passend en geboden dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden. De rechtbank zoekt daarbij aansluiting bij de oriëntatiepunten van het LOVS voor openlijke geweldpleging, nu de feitelijke toedracht van wat er is gebeurd wel sterk lijkt op de feitelijke toedracht in geval van een openlijke geweldpleging. De rechtbank ziet geen reden om daarnaast nog een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Het voorarrest wordt in mindering gebracht op het onvoorwaardelijk deel van de gevangenisstraf.
7.4
De inbeslaggenomen voorwerpen
De rechtbank zal de teruggave aan verdachte gelasten van de aan hem toebehorende in het strafdossier vermelde grijze Nikeschoenen en een grijze Adidas trainingsbroek, aangezien deze niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en het belang van strafvordering zich niet tegen teruggave verzet.

8.De schade van benadeelden

8.1
De vordering van de benadeelde partij
Mr. M.J.E.C. Camps, advocaat te Enschede, heeft zich namens [slachtoffer] , wonende te [adres] , als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om als schadevergoeding te betalen een bedrag van € 10.000,= als voorschot op de begrote schade van € 15.049,60 + PM, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. De begrote materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- € 900,= voor de kledingschade en het spijkerpistool;
- € 2.238,= + PM voor de herstelkosten ziekte;
- PM voor de kosten blijvende invaliditeit;
- € 15.000,= + PM voor arbeidsvermogensverlies/economische kwetsbaarheid;.
- € 49,60 + PM voor andere kosten zoals kosten rechtsbijstand en medische adviezen.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is van mening dat het verlies aan arbeidsvermogen kan worden geschat op een als redelijk te beschouwen bedrag van € 7.500,=, met de wettelijke rente, de schadevergoedingsmaatregel en hoofdelijke aansprakelijkheid. Aangezien de overige posten onvoldoende zijn onderbouwd dient de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk te worden verklaard.
8.3
Het standpunt van de verdediging
Volgens de raadsman heeft de vordering van de benadeelde partij betrekking op de schade die is ontstaan doordat het slachtoffer is gestoken met een mes, zodat er geen sprake kan zijn van hoofdelijke aansprakelijkheid. De schade is in elk geval niet toe te rekenen aan verdachte. Daarbij zijn de posten niet of onvoldoende onderbouwd en komt het spijkerpistool, dat door de politie in beslag is genomen, zeker niet voor vergoeding in aanmerking. De benadeelde partij dient daarom niet ontvankelijk te worden verklaard.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de opgevoerde schade gebaseerd is op de poging doodslag, zoals die primair is ten laste gelegd. Nu verdachte hiervan wordt vrijgesproken dient de benadeelde partij niet ontvankelijk te worden verklaard in de vordering en kan hij deze vordering slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.

10.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op artikel 27 Sr.

11.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart niet bewezen dat verdachte het primair, subsidiair en meer subsidiair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart bewezen dat verdachte het nog meer subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte primair, subsidiair of meer subsidiair meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
nog meer subsidiair: medeplegen van mishandeling;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder nog meer subsidiair bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) maanden;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
schadevergoeding
- bepaalt dat de benadeelde partij: [slachtoffer] , vertegenwoordigd door mr. M.J.E.C. Camps, advocaat te Enschede, in het geheel niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
de inbeslaggenomen voorwerpen
- gelast de teruggave van grijze Nikeschoenen en een grijze Adidas trainingsbroek aan verdachte.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.K. Huisman, voorzitter, mr. A.M. Rikken en
mr. M.I van Meel, rechters, in tegenwoordigheid van E.P. Endlich, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 18 januari 2018.
De voorzitter is niet in de gelegenheid om dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland, districtsrecherche Twente, met dossiernummer 2017354464. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1.
De verklaring van verdachte, ter terechtzitting van 4 januari 2018 afgelegd, zakelijk weergegeven inhoudende:
“Op 30 juli 2017 heb ik in de gemeente Enschede [slachtoffer] , die met [medeverdachte 2] aan het vechten was, een paar klappen gegeven en een trappende beweging in de richting van zijn lichaam gemaakt. Ik word ook wel “ [bijnaam] ” genoemd.”
2.
Het proces-verbaal aangifte door [slachtoffer] d.d. 1 augustus 2017 (blz. 126 tot en met 128), zakelijk weergegeven inhoudende:
"Ik doe aangifte van poging doodslag. Het is gebeurd bij mijn woning aan de
[adres] . Het is gebeurd in de nacht van zaterdag 29 juli 2017
op zondag 30 juli 2017. Ik zal eerlijk vertellen, dat ik bij de zwager van [medeverdachte 1] die hond heb weggehaald. Ik heb daar een ruitje ingetikt en heb Rico, haar hond daar weggehaald. Zodoende ben ik in het bezit van haar hond gekomen. Ik heb Rico bij mij thuis gelaten. Ik wilde gewoon dat [medeverdachte 1] contact met mij op zou nemen.
Die nacht, van zaterdag 29 op zondag 30 juli, parkeerde ik mijn auto bij mijn woning. Ik had gezien dat [medeverdachte 1] , haar broer [medeverdachte 2] en [bijnaam] ook bij mijn woning waren. Toen ik er langs reed, stopte ik, deed ik het raampje naar beneden en vroeg wat ze wilden. Ik zei: Vertel maar. Ik hoorde dat [medeverdachte 2] zei: Wat moet je met die hond? Ik zei: dat zal ik je vertellen. Ik zet eerst even de auto weg. [medeverdachte 2] zei dat ik de hond er uit moest laten. Ik zei: dat wil ik best doen. Ik liep samen met [medeverdachte 2] terug naar waar ze de auto hadden staan. Meteen hierna werd ik door beide mannen, [medeverdachte 2] en [bijnaam] , geschopt en geslagen. ”