ECLI:NL:RBOVE:2018:156

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
18 januari 2018
Publicatiedatum
18 januari 2018
Zaaknummer
08/770237-17 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een vrouw voor poging doodslag met een mes in Enschede

Op 18 januari 2018 heeft de Rechtbank Overijssel een vonnis uitgesproken in de zaak tegen een 29-jarige vrouw, die werd beschuldigd van poging tot doodslag op haar ex-vriend in Enschede. De vrouw werd veroordeeld tot 30 maanden gevangenisstraf, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar. De zaak kwam voort uit een incident op 30 juli 2017, waarbij de vrouw haar ex-vriend met een mes meerdere keren in de rug, onder de oksel en in de kaak stak, terwijl hij op de grond lag. Tijdens de vechtpartij waren ook haar broer en vriend betrokken. De rechtbank oordeelde dat de vrouw willens en wetens de aanmerkelijke kans had aanvaard dat haar ex-vriend zou overlijden door de verwondingen die hij opliep. De rechtbank verwierp het verweer van de verdediging dat er sprake was van noodweer, omdat de vrouw pas handelde nadat haar ex-vriend het spijkerpistool had laten vallen. De rechtbank achtte de verwondingen van het slachtoffer ernstig, waaronder een klaplong, en concludeerde dat de vrouw strafbaar was voor de poging tot doodslag. De rechtbank legde ook bijzondere voorwaarden op, waaronder een klinische behandeling en meldplicht bij de reclassering.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Afdeling Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08/770237-17 (P)
Datum vonnis: 18 januari 2018
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1988 in [geboorteplaats 1] ,
wonende in [woonplaats 1] ,
nu verblijvende in Penitentiaire Inrichting Utrecht, locatie Nieuwersluis.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 13 november 2017 en 4 januari 2018.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. G.C. Pol en van hetgeen door verdachte en de raadsman mr. drs. G.S.J. van Gestel, advocaat te Rotterdam, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
primair:alleen, of met een ander of anderen, heeft geprobeerd om [slachtoffer] te doden door hem met een mes te steken, tegen het hoofd te schoppen en/of hem te slaan, of
subsidiair:alleen, of met een ander of anderen, [slachtoffer] zwaar heeft mishandeld door hem met een mes te steken en/of hem te slaan en/of te schoppen, of
meer subsidiair:alleen, of met een ander of anderen, geprobeerd heeft om [slachtoffer] zwaar te mishandelen door hem met een mes te steken en/of hem te slaan en/of te schoppen, of
nog meer subsidiair:alleen, of met een ander, of anderen, [slachtoffer] heeft mishandeld door hem met een mes te steken en/of hem te slaan en/of te schoppen.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
zij op of omstreeks 30 juli 2017 te Enschede, althans in Nederland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
[slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven,
met dat opzet meermalen, althans éénmaal met een mes in de rug en/of de
(linker)schouder en/of de wang/kaak, in elk geval in het lichaam van die
[slachtoffer] heeft gestoken/gesneden,
en/of (met kracht) meermalen, althans éénmaal op/tegen het hoofd, in elk geval
op/tegen het lichaam van die [slachtoffer] heeft geschopt/getrapt
en/of (met kracht) meermalen, althans éénmaal op/tegen het hoofd, in elk geval
op/tegen het lichaam van die [slachtoffer] heeft geslagen/gestompt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, ter zake dat
zij op of omstreeks 30 juli 2017 te Enschede, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten
meerdere steek/snijwonden in (onder andere) de rug en/of de (linker)schouder
en/of de wang/kaak en/of een gebroken oogkas en/of een klaplong
heeft toegebracht, door die [slachtoffer] met een mes te steken/snijden en/of
op/tegen het hoofd en/of het lichaam te trappen/schoppen en/of
op/tegen het hoofd en/of het lichaam te slaan/stompen;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, MEER SUBSIDIAIR, ter zake dat
zij op of omstreeks 30 juli 2017 te Enschede, althans in Nederland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
meermalen, althans éénmaal met een mes in de rug en/of de (linker)schouder
en/of de wang/kaak, in elk geval in het lichaam van die [slachtoffer] heeft
gestoken/gesneden,
en/of (met kracht) meermalen, althans éénmaal op/legen het hoofd, in elk geval
op/tegen hel lichaam heeft geschopt/getrapt
en/of (met kracht) meermalen, althans éénmaal op/tegen het hoofd, in elk geval
op/tegen het lichaam heeft geslagen/gestompt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, NOG MEER SUBSIDIAIR, ter zake dat
hij op of omstreeks 30 juli 2017 te Enschede, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, [slachtoffer]
heeft mishandeld door die [slachtoffer] met een mes te steken/snijden en/of
op/tegen het hoofd en/of het lichaam te trappen/schoppen en/of
op/tegen het hoofd en/of het lichaam te slaan/stompen;

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. Verdachte erkent dat zij degene is geweest die het slachtoffer met het mes heeft gestoken in de rug, onder zijn oksel en in zijn kaak.
Uit de medische verklaringen en de slachtofferverklaringen, blijkt dat er sprake was van forse verwondingen met diepe snijwonden. Het slachtoffer verloor daarbij veel bloed en hij liep ten gevolge van de door verdachte toegebrachte messteken ook een klaplong op. Verdachte heeft meermalen gestoken, op twee verschillende momenten
Uit jurisprudentie volgt dat verdachte door meermalen te steken met een mes op de plekken waar zij stak, willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat [slachtoffer] het leven zou laten. Dat blijkt ook uit de letselinterpretatie. Verdachte heeft, zoals zij ter terechtzitting verklaarde, [slachtoffer] ook nog tegen het hoofd geschopt.
Er zijn geen aanwijzingen dat de verwondingen die volgens een deskundige zonder tijdige medische interventie tot de dood van [slachtoffer] hadden geleid, mede door een of beide medeverdachte(n) zijn toegebracht, zodat er geen sprake is van medeplegen van het primair tenlastegelegde feit.
Dat verdachte een black-out zou hebben gehad en zich daardoor niet meer herinnert wat er is gebeurd, wordt weersproken doordat zij kort na de confrontatie met [slachtoffer] aan een bekende een appbericht heeft verstuurd waarin zij verklaarde dat zij [slachtoffer] wel tien keer heeft gestoken.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman stelt dat wegens het ontbreken van opzet, dan wel voorwaardelijk opzet, verdachte van het primair en subsidiair tenlastegelegde moet worden vrijgesproken. Uit de letselbeschrijving van 1 augustus 2017 blijkt niet dat er sprake was van diepe snijwonden. Uit de letselbeschrijving blijkt ook niet dat de verdachte met kracht heeft gestoken en andere bewijsmiddelen daarvoor ontbreken. Daarbij is gebleken dat er vijf snij- en steekwonden op de rug zijn aangetroffen. De letselbeschrijving spreekt niet over een snijwond in de borstkas, welke verwonding volgens de deskundige [slachtoffer] bijna fataal is geworden. Er is in ieder geval niet gestoken op een plek in het lichaam waarbij vitale organen geraakt kunnen worden. Verder levert een klaplong bij een normale medische behandeling nooit potentieel dodelijk letsel op. Ook uit diverse uitspraken in soortgelijke zaken blijkt dat het steken van een mes op plekken als in deze zaak, leidt tot vrijspraak van poging tot doodslag of zware mishandeling. Dat klemt te meer nu het door verdachte gehanteerde mes defect was en het lemmet niet geheel uit het heft kwam en het lemmet daarom kort was. Er is geen informatie over de lengte van dat lemmet, dus moet ook om die reden – zo volgt uit vonnissen in soortgelijke zaken – vrijspraak volgen voor het primair en subsidiair tenlastegelegde.
De verwondingen van het slachtoffer, namelijk oppervlakkige(snij)wonden, een gebroken neus, een opgezwollen oog en een klaplong, vallen niet onder de noemer zwaar lichamelijk letsel. Er is ook niets bekend over de genezingsduur of het bestaan van blijvende beperkingen.
Verdachte betwist dat zij het slachtoffer in de wang of kaak heeft gestoken. Dat letsel kan ook zijn veroorzaakt door de ringen die verdachte droeg.
Voorts blijkt ook uit jurisprudentie dat een enkele schop in het gezicht van een slachtoffer geen poging doodslag of zwaar lichamelijk letsel oplevert, zeker niet nu verdachte ten tijde van de confrontatie met [slachtoffer] sneakers met een zachte zool aan had.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft een (kortstondige) relatie gehad met [slachtoffer] , die inmiddels is geëindigd. Verdachte verneemt van haar zus dat haar hond is meegenomen uit de woning van haar zus en bij verdachte ontstaat het vermoeden dat [slachtoffer] haar hond heeft meegenomen. Verdachte rijdt vervolgens met haar broer, [medeverdachte 1] , en haar partner, [medeverdachte 2] , (beide ook medeverdachten) naar de woning van [slachtoffer] . Daar aangekomen ziet de broer van verdachte dat de hond in de woning van [slachtoffer] op de bank zit. Verdachte belt daarop de politie om te melden dat haar hond door [slachtoffer] gestolen is en zich in zijn woning bevindt. Verdachte, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] blijven wachten op het erf. Zij zitten of staan rondom een (tuin)tafel, waar een mes (een stiletto) op ligt, dat door hen is meegenomen. Na enige tijd rijdt [slachtoffer] met een bestelbus het erf op en stapt uit; hij heeft een zogenaamd spijkerpistool achter op zijn rug in zijn riem gestoken. Als [slachtoffer] dit spijkerpistool tevoorschijn haalt, begint de broer van verdachte met [slachtoffer] te vechten, waarna [slachtoffer] het spijkerpistool laat vallen. Vervolgens steekt verdachte [slachtoffer] diverse keren met een mes. Dan raakt ook [medeverdachte 2] bij het gevecht betrokken. Wanneer [slachtoffer] richting de schuur loopt steekt verdachte hem opnieuw en, op het moment dat hij op de grond ligt, schopt of trapt zij hem tegen het hoofd. Daarop verschijnt de politie die een ambulance waarschuwt, waarna [slachtoffer] eerste hulp wordt verleend.
De rechtbank stelt vast dat verdachte bekent dat zij degene is geweest die [slachtoffer] heeft gestoken met een mes. Uit de letselbeschrijving van de GGD-Twente van 1 augustus 2017 blijkt dat er op de rug van [slachtoffer] vijf steekwonden zichtbaar zijn, waarvan één steekwond de rechter long heeft beschadigd, met als gevolg een klaplong: hiervoor is een drain ingebracht. Volgens de GGD-arts valt niet uit te sluiten dat de longconditie blijvend verminderd zal zijn. Verder is er onder de linker onderkaak een verwonding die is veroorzaakt door een scherp voorwerp. Op het linker schouderblad en de linkerzijde van de rug zijn snijwonden toegebracht; die aan de linkerzijde wordt als een “diepe snijwond” gekwalificeerd.
De rechtbank is van oordeel dat op basis van het dossier niet kan worden vastgesteld wat de lengte van het lemmet van het gebruikte mes is. Vast staat echter dat de verwondingen die [slachtoffer] ten gevolge van het steken van dat mes heeft opgelopen, ernstig waren. Volgens een door een forensisch arts opgemaakte letselinterpretatie van 3 januari 2017 had de verwonding aan de borstkas zonder tijdige hulp tot de dood van het slachtoffer kunnen leiden. De rechtbank ziet geen redenen om aan dit deskundigenoordeel te twijfelen. De rechtbank leidt uit deze letselinterpretatie af dat kracht waarmee verdachte klaarblijkelijk heeft gestoken en lengte van het lemmet voldoende was om tot de dood van het slachtoffer te leiden
Gelet op het voorgaande heeft verdachte door met een mes te steken willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat [slachtoffer] daardoor het leven zou laten. Dat geldt ook voor het en met een geschoeide voet tegen het hoofd van [slachtoffer] te schoppen of trappen, want ook met licht schoeisel had ernstig letsel kunnen ontstaan als zij bijvoorbeeld de slaap had geraakt. Daarmee is het primair tenlastegelegde, te weten de poging tot doodslag op [slachtoffer] , wettig en overtuigend bewezen. Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat er geen sprake is van medeplegen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de -in de bijlage genoemde- bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat:
zij op 30 juli 2017 te Enschede, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, met dat opzet meermalen met een mes in de rug en/of de linkerschouder en/of de wang/kaak heeft gestoken/gesneden, en op/tegen het hoofd van die [slachtoffer] heeft geschopt/getrapt terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte primair meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij haar daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
het misdrijf:
poging tot doodslag.

6.De strafbaarheid van verdachte

6.1
Het standpunt van de verdediging
De raadsman voert aan dat verdachte heeft gehandeld uit noodweer. [slachtoffer] heeft met een spijkerpistool de broer van verdachte bedreigd en er was aldus sprake van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding. Verdachte moest direct ingrijpen en dat ingrijpen was proportioneel. Subsidiair doet verdachte een beroep op noodweerexces. Zij zag dat haar broer werd aangevallen met een spijkerpistool en verdachte liep vervolgens naar de schuur waar, naar verdachte wist of vermoedde, vuurwapens lagen. Verdachte raakte daardoor in een hevige gemoedsbeweging en er is sprake geweest van het na-ijl effect: zij is in die gemoedstoestand blijven hangen. Dat sprake was van een hevige gemoedstoestand blijkt ook uit haar verklaring dat zij een black-out had ten aanzien van de gebeurtenis. Dat leidt ertoe dat verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
6.2
Het standpunt van de officier van justitie
Van een noodweersituatie was geen sprake, omdat nergens uit blijkt dat sprake was van een aanval met het spijkerpistool. Het gaspatroon lag op de grond en er is niet gebleken dat dit in het apparaat zat. Ook wordt niet voldaan aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit. Verdachte had niet op het erf moeten wachten, maar had een redelijk alternatief. Er is ook geen sprake van noodweerexces, omdat er geen sprake is van een hevige gemoedsbeweging als iemand al wegloopt.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is er geen sprake geweest van een onmiddellijke en wederrechtelijke aanranding. De rechtbank verwerpt om die reden het beroep op noodweer(exces). Weliswaar is aannemelijk dat [slachtoffer] het spijkerpistool in handen heeft gehad en daarmee in de richting van de broer van verdachte heeft “gezwaaid”, maar dat de broer van verdachte het spijkerpistool uit de handen van [slachtoffer] heeft “geslagen”. Verdachte heeft [slachtoffer] , blijkens haar eigen verklaring, pas gestoken toen [slachtoffer] het spijkerpistool niet meer in handen had. Het beroep op noodweer slaagt ook niet voor zover verdachte stelt dat [slachtoffer] naar de schuur liep om – zoals zij dacht – wapens te halen. In dat geval was namelijk (nog) helemaal geen sprake van een onmiddellijke en wederrechtelijke aanranding.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
Volgens de officier van justitie gaat het om een buitengewoon heftig feit dat, zoals blijkt uit de medische rapportage en de slachtofferverklaringen, littekens op zowel het lichaam als de ziel van het slachtoffer heeft achtergelaten. Hij houdt er rekening mee dat verdachte, zoals volgt uit de psychiatrische en psychologische rapportage, verminderd toerekeningsvatbaar is. Vanwege de persoonlijkheidsproblematiek met een beperkte impuls- en agressiebeheersing wordt een klinische behandeling geadviseerd. Met de reclassering is de officier van justitie van mening dat deze klinische behandeling, te weten bij FPA Roosenburg of een soortgelijke kliniek, bij wijze van bijzondere voorwaarde dient te worden opgelegd. Dat geldt ook voor de meldplicht bij de reclassering. De officier van justitie acht een gevangenisstraf van 30 maanden passend, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman is van mening dat kan worden volstaan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan het reeds door verdachte ondergaande voorarrest. Verdachte is immers een first offender en rekening houdend met haar verminderde toerekeningsvatbaarheid is er sprake van een disproportioneel hoge eis. Weliswaar is verdachte in beginsel bereid om zich ambulant te laten behandelen in een kliniek, maar er is nu onvoldoende duidelijkheid over de plek en de duur van de behandeling, zodat die bijzondere voorwaarde niet kan worden opgelegd.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft met een mes diverse keren gestoken in de rug, onder de oksel en in de kaak van het slachtoffer [slachtoffer] en daarbij ook nog getrapt tegen zijn hoofd terwijl hij op de grond lag, nota bene nadat zij de politie had gebeld omdat het slachtoffer haar hond had meegenomen. Dit heeft haar er echter niet van weerhouden zich op het erf van [slachtoffer] op te houden in plaats van de komst van de politie buiten het terrein van [slachtoffer] af te wachten. Dat [slachtoffer] ten gevolge van het excessief gewelddadige optreden van verdachte niet het leven heeft verloren is niet de verdienste van verdachte. Uit de slachtofferverklaring van zowel [slachtoffer] als zijn moeder blijkt hoeveel impact dit feit heeft gehad en nog heeft, nu zoals zij kortgezegd stellen, zijn gezondheid, emotionele welzijn, bedrijf en financiële situatie “stuk” zijn.
Uit het uittreksel uit de Justitiële Documentatie blijkt dat verdachte eerder voor een misdrijf is veroordeeld, te weten voor mishandeling waarvoor verdachte een voorwaardelijke werkstraf kreeg opgelegd, met als bijzondere voorwaarden onder meer een meldplicht bij de reclassering en een behandeling in een forensische polikliniek.
Over verdachte is door de psychiater C.J.F. Kemperman en GZ-psycholoog N. van der Weegen een psychiatrisch respectievelijk psychologisch rapport uitgebracht. Daaruit blijkt onder meer dat verdachte lijdende is aan een niet nader gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met antisociale en borderline trekken. Daardoor is betrokkene sterk geneigd vanuit haar emoties te reageren en is zij niet goed in staat emoties te reguleren en gevoelens van agressie te reguleren. Geadviseerd wordt om betrokkene het tenlastegelegde in een verminderde mate toe te rekenen.
Het recidiverisico zonder verbetering van de psychische gesteldheid wordt, wanneer betrokkene op vrije voeten is, als matig tot hoog ingeschat. Geadviseerd wordt een in aanvang klinische behandeling met aandacht voor de persoonlijkheidsproblematiek met een beperkte impuls- en agressiebeheersing en relationele en affectieve instabiliteit. Behandeling en begeleiding kan opgelegd worden als bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijk strafdeel onder een verplicht reclasseringstoezicht.
Tevens heeft mevr. B.P.G.M. Wanten van de Reclassering Nederland over verdachte gerapporteerd en daarin onder meer het volgende geschreven: “(…) Wij conformeren ons aan het advies van de gedragsdeskundigen. Mocht betrokkene een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf dienen te ondergaan, dan zal gekeken worden naar de mogelijkheden van een artikelplaatsing in een kliniek, zodat betrokkene vanuit detentie op een goede manier wordt toegeleid naar de benodigde hulpverlening en zorg. (…) Voorgesteld wordt een toezicht op bijzondere voorwaarden op te leggen waarbij betrokkene zo snel mogelijk een klinische behandeling ondergaat. Geadviseerd wordt een gedeeltelijk voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Hierbij worden de volgende bijzondere voorwaarden geadviseerd:
  • meldplicht
  • opname in zorginstelling – klinische behandeling.”
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat zij gebaat is bij opname in een kliniek zoals voorgesteld door de reclassering.
Alles overwegende acht de rechtbank passend en geboden dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar en met aftrek van het voorarrest.
De rechtbank acht genoemde rapportages goed onderbouwd en zorgvuldig tot stand gekomen en zal het daarin opgenomen advies bij de strafoplegging overnemen en daarom bepalen dat als bijzondere voorwaarden worden opgelegd de meldplicht bij de reclassering en het ondergaan van een klinische behandeling van maximaal 12 maanden.
7.4
De inbeslaggenomen voorwerpen
De rechtbank is van oordeel dat – zoals blijkt uit het strafdossier – het inbeslaggenomen mes (stiletto), merk: Black Eagle, vatbaar is voor onttrekking aan het verkeer, aangezien
met behulp van dit voorwerp het feit is begaan en dit van zodanige aard is, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.
De rechtbank zal de teruggave aan verdachte gelasten van de aan haar toebehorende op de beslaglijst vermelde zwarte broek en zwarte Nike schoenen, aangezien deze niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en het belang van strafvordering zich niet tegen teruggave verzet.
Het inbeslaggenomen geld heeft betrekking op een andere strafzaak dan deze, zodat hierover in de onderhavige strafzaak geen beslissing wordt genomen.

8.De schade van benadeelden

8.1
De vordering van de benadeelde partij
Mr. M.J.E.C. Camps, advocaat te Enschede, heeft zich namens [slachtoffer] , wonende te [woonplaats 2] , als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om als schadevergoeding te betalen een bedrag van € 10.000,= als voorschot op de begrote schade van € 15.049,60 + PM, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. De begrote materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- € 900,= voor de kledingschade en het spijkerpistool;
- € 2.238,= + PM voor de herstelkosten ziekte;
- PM voor de kosten blijvende invaliditeit;
- € 15.000,= + PM voor arbeidsvermogensverlies/economische kwetsbaarheid;.
- € 49,60 + PM voor andere kosten zoals kosten rechtsbijstand en medische adviezen.
De benadeelde partij vraagt om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f Sr.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is van mening dat het verlies aan arbeidsvermogen kan worden geschat op een als redelijk te beschouwen bedrag van € 7.500,=, met de wettelijke rente, de schadevergoedingsmaatregel en hoofdelijke aansprakelijkheid. Aangezien de andere posten onvoldoende zijn onderbouwd dient de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk te worden verklaard.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De stukken zijn niet, respectievelijk niet voldoende, onderbouwd en daarom leidt de vordering tot een onevenredige belasting van de strafrechtelijke procedure. De vordering dient te worden afgewezen dan wel dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank merkt op dat het niet aan de strafrechter is om een bedrag bij wijze van voorschot toe te wijzen. Dit is voorbehouden aan de voorzieningenrechter. De rechtbank dient het schadebedrag vast te stellen of te schatten.
Gelet op artikel 51g van het Wetboek van Strafvordering dient voeging als benadeelde partij plaats te vinden door een opgave van de inhoud van de vordering en de gronden waarop deze berust. De rechtbank is van oordeel dat de ‘pro memorie’ post onvoldoende is geconcretiseerd.
De rechtbank heeft de overige gevorderde materiële kosten bekeken, maar de rechtbank is van oordeel is dat deze kosten niet of onvoldoende zijn onderbouwd. Het in de gelegenheid stellen van de benadeelde partij om deze schadeposten alsnog nader te onderbouwen leidt tot een onevenredige belasting van de strafrechtelijke procedure, zodat de rechtbank de benadeelde partij die gelegenheid niet zal bieden. Dat betekent dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard in dit deel van haar vordering en deze vordering slechts kan aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
De benadeelde partij zal om die reden niet-ontvankelijk worden verklaard. De benadeelde partij kan de vordering in zoverre slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 36b en 36c Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte primair meer of anders is ten laste gelegd en spreekt haar daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
poging tot doodslag;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het primair bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
30 (dertig) maanden;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
10 (tien) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende voorwaarde(n) niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardendat verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van haar identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte:
- zich gedurende de proeftijd meldt bij Reclassering Nederland, Bredeweg 28b te Roermond op de door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zo lang deze instelling dat nodig acht;
- zich op basis van de door het NIFP-IFZ afgegeven indicatiestelling laat opnemen in de FPA Roosenburg of een soortgelijke instelling, ter beoordeling van de reclassering, indien en zo lang als de reclassering dit noodzakelijk acht, maar tot een maximum van 12 maanden. Verdachte zal zich dan houden aan de regels die door of namens de leiding van de polikliniek zullen worden gegeven;
- draagt deze reclasseringsinstelling op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
schadevergoeding
- bepaalt dat de benadeelde partij: [slachtoffer] , vertegenwoordigd door mr. M.J.E.C. Camps, advocaat te Enschede, in het geheel niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
de inbeslaggenomen voorwerpen
- verklaart onttrokken aan het verkeer het inbeslaggenomen voorwerp, te weten een mes (stiletto), merk: Black Eagle;
- gelast de teruggave van een zwarte broek en zwarte Nike schoenen aan verdachte.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.K. Huisman, voorzitter, mr. A.M. Rikken en
mr. M.I van Meel, rechters, in tegenwoordigheid van E.P. Endlich, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 18 januari 2018.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland, districtsrecherche Twente, met dossiernummer 2017354464. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1.
De verklaring van verdachte, ter terechtzitting van 4 januari 2018 afgelegd, zakelijk weergegeven inhoudende:
“Op 30 juli 2017 heb ik in de gemeente Enschede een aantal keren met een mes op [slachtoffer] ingestoken. Ook heb ik hem, toen hij op de grond lag, tegen zijn hoofd geschopt.”
2.
Het proces-verbaal aangifte door [slachtoffer] d.d. 1 augustus 2017 (blz. 126 tot en met 128), zakelijk weergegeven inhoudende:
"Ik doe aangifte van poging doodslag. Het is gebeurd bij mijn woning aan de
[adres] . Het is gebeurd in de nacht van zaterdag 29 juli 2017
op zondag 30 juli 2017. Ik zal eerlijk vertellen, dat ik bij de zwager van [verdachte] die hond heb weggehaald. U vertelt me dat ik hier niet over hoef te verklaren. Maar goed, dit hoort wel bij het hele verhaal. Ik heb daar een ruitje ingetikt en heb Rico, haar hond daar weggehaald. Zodoende ben ik in het bezit van haar hond gekomen. Ik heb Rico bij mij thuis gelaten.
Ik wilde gewoon dat [verdachte] contact met mij op zou nemen.
Die nacht, van zaterdag 29 op zondag 30 juli, parkeerde ik mijn auto bij mijn woning. Ik had gezien dat [verdachte] , haar broer [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , een vriend van [verdachte] , ook bij mijn woning waren. Ze hadden hun auto bij mijn woning geparkeerd. Ze waren alle drie uit de auto. Ik zag dat [verdachte] op de tafel zat, en de mannen stonden er naast. Toen ik er langs reed, stopte ik, deed ik het raampje naar
beneden en vroeg wat ze wilden. Ik zei: Vertel maar. Ik hoorde dat [medeverdachte 1] zei: Wat
moet je met die hond? Ik zei: dat zal ik je vertellen. Ik zet eerst even de auto weg. Ik zette de auto neer ik parkeerde hem en stapte de auto uit. [medeverdachte 1] kwam er aan lopen. Ik zei dat ik de sleutels moest pakken. [medeverdachte 1] zei: dan moet je opschieten [medeverdachte 1] zei dat ik de hond er uit moest laten. Ik zei: dat wil ik best doen.
Ik zag dat [verdachte] ineens op mij af kwam. Ze stond voor mij, ze sprong op mij af en met haar rechterhand maakte ze een zwaaiende, slaande beweging in mijn richting. Het was een grote zwaai, bijna om mij heen. Ze stak mij. Ik heb het mes niet gezien, ze haalde naar mij uit en raakte mij via mijn rug, onder mijn rechterschouder. Dit bleek later mijn long te zijn. Ik kwam hierdoor ten val en toen ik op de grond lag, werd ik weer in mijn rug gestoken door [verdachte] . Ik werd toen vol in mijn gezicht geschop.
[verdachte] stak mij steeds weer in mijn rug met het mes. Hierna verzwakte ik vrij snel.
Nogmaals ik heb het mes niet gezien maar ik kon wel merken dat het nat werd op mijn
rug. Ik voelde later het bloed over mijn rug lopen. Ik weerde me wel af, maar lag natuurlijk op de grond. Dus [verdachte] stak mij steeds van achteren met het mes. Ik ben ongeveer 6 keer gestoken door [verdachte] . Dus [verdachte] stak mij steeds van achteren met het mes. Ik heb ook gezien dat [verdachte] mij stak, de bewegingen maakte en dat zij het deed. Ik heb het mes echter niet bewust gezien. Ik voelde dat mijn hele rug nat en warm werd en ik voelde het bloed stromen. Ik voelde op dat moment geen pijn, het is de adrenaline.”
3.
Een geneeskundig rapport van de GGD-Twente, d.d. 1 augustus 2017 opgemaakt door forensisch arts. Dr. A.A. van der Spaa en zakelijk weergegeven inhoudende:
medische informatie betreffende
[slachtoffer] , [slachtoffer] , man, [geboortedatum 2] -1980 te [geboorteplaats 2] , [adres]
Lichamelijk onderzoek
Aangevallen door 3 mensen met mes bewerkt, geschopt en geslagen
subjectieve klachten Pijn, moe, moeite met ademhalen, krijgt zuurstof toegediend en kan morfine dosering zelf regelen met pompje.
Hij heeft 2 drains (slangen) in beide zijden van de borstkas voor het afzuigen van bloed en lucht dat buiten de longen is getreden door het aanprikken van de longen door een
scherp voorwerp.
vermoeden van blijvende beperking van fysieke functies: Ja
toelichting: Nog niet goed te beoordelen, over enkele weken beoordelen hoe het herstel zich
ontwikkelt.
schatting duur verdere genezing zichtbare letsel 2 maanden
schatting duur verdere genezing overige letsels 6 maanden
ouderdom letsels De ouderdom van de letsels passen bij het huidige tijdsinterval
past het letsel bij de opgegeven toedracht mogelijk
omdat Toedracht is niet geheel helder.
lichaamsdeel rug
beschrijving Linker schouderblad: oppervlakkige scherpe verwonding, van boven naar beneden verlopend,
schuin door de huid verlopend, de onderliggende weefsels zijn niet doorsneden. Lengte 9cm. Enkele hechting om de huid te repositioneren.
Linker zijde van de rug, direct achter de oksel een verticaal verlopende diepe snijwond, toegebracht met scherp voorwerp, hoogstwaarschijnlijk toegebracht van boven naar beneden. Bovenste deel oppervlakkig, onderste deel doorklieft de huid, hoe diep de wond door de huis gaat is niet te beoordelen. Lengte van de wond is 9 cm., gehecht met 5 hechtingen.
Boven op de linker schouder, direct tegen de hals een kneuzing met zwelling en verkleuring,
doorsnede 3cm.Linker zijde van de borstkas direct onder de oksel is een drain ingebracht om lucht (en bloed?) af te zuigen uit de borstholte. Dit in verband met een klaplong met lucht en bloed in de borstholte. Rechter zijde van de rug, direct onder het schouderblad, 2 snijwondjes, lengte 1,5 cm. Horizontaal verlopend, gehecht met 1 en 2 hechtingen.
In de rechter zijde van de borstkas, direct onder de rechter oksel is een drain ingebracht, mogelijk ter plekke van een verwonding (door een pleister die nu niet kan worden verwijderd is dit niet te beoordelen). Deze drain is bedoeld om lucht af te zuigen uit de borstholte in verband met een klaplong.
soort snijwond past bij toedracht Het geconstateerde letsel kan passen bij de door de onderzochte persoon aangegeven toedracht.
lichaamsdeel hoofd:
beschrijving Zwelling en rode verkleuring rond het linker oog, de zwelling onder het oog is 5 cm groot, boven en onder ooglid gezwollen, het oog zelf is niet aangedaan.
Linker wang: een oppervlakkig wondje van 1 cm doorsnede tussen het oor en de neus
gepositioneerd. Midden onder de linker onderkaak een scherpe verwonding van 1,5 cm evenwijdig verlopend met de onderkaak, gehecht met 1 hechting. Veroorzaakt door een scherp voorwerp.
4.
Een letselinterpretatie betreffende [slachtoffer] , d.d. 3 januari 2018 opgesteld door forensisch arts. AA. Van der Spaa, zakelijk weergegeven inhoudende:
Letselinterpretatie van de heer [slachtoffer] , geboren [geboortedatum 2] -1980
Als toevoeging bij het rapport letselbeschrijving van 01-08-2017 en bijgewerkt vandaag 03-01-2018,
Geef ik hierbij een interpretatie van de verwondingen met name met betrekking tot het levensgevaar dat deze verwondingen in principe zouden hebben kunnen veroorzaken.
Indien niet tijdig en adequaat zou zijn gehandeld door de medische diensten, zoals de
verpleegkundige van de ambulance en de traumachirurg van de spoedeisende hulp, dan zou de verwonding aan de rechter borstkas in principe de dood ten gevolge kunnen hebben.
Door het penetrerende letsel van de rechter borstwand is de long aangeprikt, waarbij een bloeding vanuit de middenkwab van de rechter long is ontstaan. Tevens is bij elke inademing lucht in de borstholte (de ruimte tussen de samengevallen rechter long en de borstwand) gezogen, die door de verwonding van de borstwand niet naar buiten kon (ventiel werking). Als dit proces zich lang genoeg kan voortzetten zal de druk in de rechter borstholte zo hoog worden dat de rechter longe geheel geen lucht meer bevat en de linker long door de druk ook zal worden platgedrukt, waardoor de patiënt zal stikken.
Door tijdig de druk (en de bloeding) in de rechter borsthelft te ontlasten middels een drain (slang), waardoor de lucht en het bloed wordt afgezogen, wordt een dergelijk noodlottig eind voorkomen.
Conclusie: Deze verwondingen hadden dus wel degelijk tot de dood van het slachtoffer kunnen leiden.