ECLI:NL:RBOVE:2018:1348

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
3 april 2018
Publicatiedatum
24 april 2018
Zaaknummer
6443086 \ CV EXPL 17-6970
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzetzaak en vrijwaringsincident in civiele procedure

In deze civiele procedure, behandeld door de Rechtbank Overijssel, is een verzetzaak aan de orde. De eisende partij, aangeduid als [A], heeft verzet aangetekend tegen een verstekvonnis dat op 19 september 2017 was gewezen in een zaak aangespannen door Unicarriers Netherlands B.V. tegen zowel [A] als [B]. Unicarriers vorderde hoofdelijke veroordeling van [A] en [B] tot betaling van achterstallige leasetermijnen en schadevergoeding, en stelde dat de leaseovereenkomsten waren ontbonden. [A] heeft op 25 oktober 2017 verzet aangetekend en verzocht om [B] en [C] in vrijwaring op te roepen, omdat zij van mening is dat haar bijdrageplicht nihil moet zijn, gezien de afspraken die zij met [B] heeft gemaakt over eventuele verplichtingen. De kantonrechter heeft geoordeeld dat er voldoende aanwijzingen zijn dat er een rechtsverhouding bestaat die oproeping in vrijwaring rechtvaardigt. De kantonrechter heeft het verzoek van [A] om [B] en [C] in vrijwaring te dagvaarden toegewezen en de beslissing over de proceskosten gereserveerd tot het eindvonnis. De zaak is verwezen naar de rolzitting van 1 mei 2018 voor beraad comparitie.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer : 6443086 \ CV EXPL 17-6970
Vonnis in incident van 3 april 2018 (bij vervroeging)
In de zaak van
[A],
wonende te [plaats] ,
eisende partij in het verzet,
eisende partij in het incident,
hierna te noemen [A] ,
gemachtigde: mr. C.A. Gobbens,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
UNICARRIERS NETHERLANDS B.V.,
gevestigd te Enschede,
gedaagde partij in het verzet,
verwerende partij in het incident,
hierna te noemen Unicarriers,
gemachtigde: mr. E.G. Karel.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het vonnis in het bevoegdheidsincident van 19 december 2017;
- de conclusie van eis in de hoofdzaak tevens houdende incidentele conclusie tot oproeping in vrijwaring;
- de conclusie van repliek in de hoofdzaak tevens conclusie van antwoord in het vrijwaringsincident.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Het geschil

2.1.
Unicarriers heeft bij dagvaarding van 30 augustus 2017 een vordering ingesteld tegen [B] en tegen [A] . Unicarriers vordert, kort samengevat, hoofdelijke veroordeling van [A] en [B] tot betaling van achterstallige en lopende leasetermijnen, schadevergoeding en de verklaring voor recht dat de leaseovereenkomsten zijn ontbonden met de gebruikelijke nevenvorderingen. Gedaagden zijn niet verschenen en er is op 19 september 2017 een verstekvonnis gewezen.
2.2.
Van dit verstekvonnis is [A] in verzet gekomen, door uitbrenging van haar verzetdagvaarding op 25 oktober 2017. In het door [A] daarbij opgeworpen bevoegdheidsincident is bij vonnis van 19 december 2017 beslist dat de kantonrechter bevoegd is van het geschil kennis te nemen.
2.3.
Thans verzoekt [A] haar toe te staan om [B] en [C] in vrijwaring op te roepen.
2.4.
[A] legt aan haar verzoek ten grondslag dat zij van 1 juli 2014 tot en met 31 december 2014, naast [B] , vennoot is geweest van de vennootschap onder firma HollebolleboX. De grootte van ieders bijdrageplicht hang echter af van de onderlinge rechtsverhouding en volgens [A] moet haar bijdrageplicht op nihil worden gesteld. De vennootschap is na haar uittreden uit de vennootschap voortgezet als eenmanszaak van [B] . Volgens [A] heeft [B] tegenover haar steeds aangegeven dat hij eventuele verplichtingen integraal voor zijn rekening zou nemen en dat hij haar zou vrijwaren voor eventuele aanspraken door derden. Zij heeft er daarom belang bij om [B] in vrijwaring op te roepen in deze procedure.
Daarnaast is van belang dat in de periode 1 oktober 2012 tot 1 juli 2014 mevrouw [C] samen met [B] vennoot was van HollebolleboX. [A] stelt dat [C] mede als zijnde hoofdelijk aansprakelijk tot betaling kan worden aangesproken, voor zover de vordering van Unicarriers ziet op contracten die zijn aangegaan in de periode dat [C] vennoot was. Zij heeft er daarom eveneens belang bij om [C] in vrijwaring op te roepen.
2.5.
Unicarriers refereert zich aangaande dit incident aan het oordeel van de kantonrechter.

3.De beoordeling

In het incident
3.1.
De kantonrechter overweegt als volgt. Om een verzoek tot oproeping in vrijwaring te kunnen toewijzen is vereist dat de vordering tegen de waarborgen (in dit geval [B] en [C] ) afhankelijk is van de vordering in de hoofdzaak, in die zin dat de vordering tegen de waarborgen alleen toewijsbaar zal zijn, omdat in de hoofdzaak een voor de gewaarborgde (in dit geval [A] ) ongunstig vonnis wordt gewezen. De rechtsverhouding tussen de gewaarborgde en de waarborg dient zodanig te zijn dat de waarborg gehouden is de gewaarborgde vrij te houden van (een deel van) de nadelige gevolgen van het verliezen van de hoofdzaak. Naar het oordeel van de kantonrechter komt uit de stellingen van [A] voldoende naar voren dat van zo’n rechtsverhouding (mogelijk) sprake is zodat aan de vereisten voor oproeping in vrijwaring in beginsel is voldaan. Dit is ook niet betwist door Unicarriers. De vordering zal daarom worden toegewezen.
3.2.
De beslissing over de proceskosten zal worden gereserveerd tot het eindvonnis.
In de hoofdzaak
3.3.
Hoewel Unicarriers reeds heeft geconcludeerd voor repliek zal de zaak worden verwezen naar de rol van 1 mei 2018 voor beraad comparitie. Een eventuele comparitie in de hoofdzaak zal tegelijk (kunnen) plaatsvinden met een comparitie in de vrijwaringszaak.

4.De beslissing

De kantonrechter:
In het incident
4.1.
staat [A] toe om Robertus Alphonsius Cornelis Maria [B] en Trijntje [C] , in vrijwaring te doen dagvaarden tegen de civiele terechtzitting van de rechtbank Overijssel afdeling civiel, team kanton en handelsrecht, locatie Zwolle op dinsdag 1 mei 2018 te 10.00 uur, teneinde op de eis in vrijwaring te antwoorden.
4.2.
houdt de beslissing omtrent de kosten aan tot het in de hoofdzaak te wijzen eindvonnis;
In de hoofdzaak
4.3.
verwijst de procedure naar de civiele rolzitting van dinsdag 1 mei 2018 voor beraad comparitie.
4.4.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.H. de Haan, kantonrechter, en in het openbaar bij vervroeging uitgesproken op 3 april 2018. (AP)