ECLI:NL:RBOVE:2018:1347

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
28 maart 2018
Publicatiedatum
24 april 2018
Zaaknummer
C/08/214562 / KG ZA 18-59
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • H. Bottenberg - van Ommeren
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot machtiging te gelde maken woning afgewezen met veroordeling tot medewerking aan verkoop

In deze zaak heeft de vrouw, eiseres, een vordering ingediend in kort geding tegen de man, gedaagde, met betrekking tot de verkoop van hun voormalige gezamenlijke woning. De vrouw vorderde primair een machtiging om de woning te gelde te maken, en subsidiair om de man te gelasten zijn medewerking te verlenen aan de verkoop. De man is niet verschenen tijdens de zitting. De rechtbank heeft vastgesteld dat partijen ooit gehuwd zijn geweest en dat de echtscheiding op 2 juni 2016 is uitgesproken. De vrouw heeft aangegeven dat er een achterstand in de hypotheekbetalingen is en dat de woning op korte termijn te koop moet worden aangeboden om verdere financiële schade te voorkomen.

De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de vordering tot machtiging te ver gaan en heeft deze afgewezen. Echter, om de man te stimuleren zijn medewerking te verlenen aan de verkoop, is hij veroordeeld om binnen twee weken na betekening van het vonnis zijn medewerking te verlenen aan de verkoop van de woning. Indien hij dit niet doet, treedt het vonnis in de plaats van de benodigde rechtshandeling van de man. De vrouw heeft ook vorderingen gedaan met betrekking tot bezichtigingen en de kosten van de verkoop, maar deze zijn voor een deel afgewezen omdat ze prematuur waren. De proceskosten zijn gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer / rolnummer: C/08/214562 / KG ZA 18-59
Vonnis in kort geding van 28 maart 2018
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats 1] ,
eiseres, verder te noemen de vrouw,
advocaat mr. M.A. Knobben te Deventer,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde, verder te noemen de man,
niet verschenen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties,
  • de mondelinge behandeling d.d. 21 maart 2018, alwaar de vrouw, vergezeld door
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn met elkaar gehuwd geweest. Bij beschikking van 2 juni 2016 heeft deze rechtbank, locatie Zwolle, de echtscheiding tussen hen uitgesproken. Deze beschikking is op 12 juli 2016 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand te ’s-Gravenhage.
2.2.
Tot de ontbonden huwelijksgemeenschap van partijen behoort de woning aan de [adres] te [plaats] (hierna: de woning). Geen van de partijen is nog woonachtig in de woning.

3.Het geschil

3.1.
De vrouw vordert bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis - samengevat weergegeven - primair dat zij gemachtigd wordt tot het te gelde maken van de woning, met alles wat daartoe nodig en noodzakelijk is. Subsidiair vordert de vrouw de man te gelasten zijn medewerking te verlenen aan de verkoop van de woning, met alles wat daartoe nodig en noodzakelijk is. Zowel primair als subsidiair vordert de vrouw verder dat bepaald wordt dat
- Postma Makelaars te Deventer als bemiddelaar bij de verkoop optreedt (alleen subsidiair: indien partijen binnen veertien dagen na heden geen overeenstemming bereiken over de in te schakelen makelaar) en dat deze de vraag- en laatprijs bindend vaststelt, waarbij de vraagprijs ten hoogste € 194.500,-- en de laatprijs tenminste € 180.000,-- bedraagt,
- de man op straffe van verbeurte van een dwangsom zijn medewerking verleent aan bezichtigingen van de woning (alleen primair: en hij daarbij niet aanwezig is),
- beide partijen verplicht zijn mee te werken aan het notarieel transport van de woning,
- de man de kosten van de makelaar, de notaris en de overige kosten ter zake de verkoop en levering van de woning dient te dragen,
- de hypothecaire geldlening(en) bij gelegenheid van de eigendomsoverdracht zal worden afgelost,
- de eventueel aan de hypothecaire geldlening verbonden polis(sen) van levensverzekeringen worden afgekocht en verrekend met de eventuele negatieve opbrengst uit verkoop,
- de netto-verkoopopbrengst gelijk tussen partijen dient te worden verdeeld, dan wel dat ieder van partijen de helft van de restschuld zal dragen en betalen,
meer subsidiair vordert de vrouw dat de voorzieningenrechter een beslissing neemt die zij in goede justitie zal vermenen te behoren,
een en ander kosten rechtens.
3.2.
De vrouw legt - kort gezegd - aan deze vorderingen het navolgende ten grondslag. De woning moet op korte termijn te koop worden aangeboden, maar de man weigert hieraan zijn medewerking te verlenen. Ook is er sprake van een achterstand in de betaling van de hypotheek en voorkomen moet worden dat deze achterstand verder oploopt en dat de woning executoriaal verkocht moet worden. De ervaring leert dat bij een executoriale verkoop de opbrengst aanzienlijk lager is, hetgeen betekent dat de vrouw met een hogere restschuld wordt geconfronteerd. Dit wil zij voorkomen, nu zij dient rond te komen van een inkomen op basis van de Participatiewet. Door verkoop van de woning kan de voor rekening van de gemeenschap komende schuld worden voldaan. De vrouw wil dat er een einde komt aan de onverdeelde boedel. Bovendien is de woning mogelijk verwaarloosd doordat geen van partijen nog in de woning woonachtig is.

4.De beoordeling

4.1.
Bij de dagvaarding zijn de bij de wet voorgeschreven formaliteiten in acht genomen, zodat het gevraagde verstek zal worden verleend.
4.2.
De voorzieningenrechter oordeelt dat het spoedeisend belang van de vrouw reeds in voldoende mate voortvloeit uit haar stellingen en de aard van het gevorderde. De voorzieningenrechter komt dan ook toe aan een materiële beoordeling van het onderhavige geschil.
4.3.
De vrouw vordert primair onder I. in het petitum van een dagvaarding een machtiging om de woning (zelfstandig) te gelde te maken. De voorzieningenrechter is van oordeel dat die vordering op dit moment te ver strekt, zodat die zal worden afgewezen. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat de vrouw tijdens de mondelinge behandeling ter zitting heeft verklaard dat de man haar - nadat hij gedagvaard is - een formulier van
Thoma Post Makelaars heeft toezonden met het verzoek om dit te ondertekenen, waarmee
- althans zo begrijpt de voorzieningenrechter - partijen de makelaar opdracht verstrekken om de woning in de verkoop te plaatsen voor een vraagprijs van € 197.500,--. De vrouw heeft ter zitting verklaard dat zij dit formulier ondertekend heeft geretourneerd aan de man. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter duidt deze handelwijze van de man erop dat hij thans bereid is om mee te werken aan de verkoop van de woning.
4.4.
Nu de vrouw ter zitting (onweersproken) heeft verklaard dat zij, mede gelet op haar ervaringen uit het verleden, twijfelt aan de (goede) bedoeling(en) van de man en zijn handelwijze mogelijk alleen is ingegeven door de onderhavige procedure, te meer daar hij het formulier van de makelaar (nog) niet had voorzien van zijn handtekening toen zij het formulier van hem ontving, zal de voorzieningenrechter, teneinde te stimuleren dat de man zijn medewerking zal blijven verlenen aan de verkoop van de woning, de man veroordelen om binnen twee weken na betekening van dit vonnis zijn medewerking aan verkoop van de woning met alles wat daartoe nodig en noodzakelijk is, waaronder het voor gemeenschappelijke rekening verrichten van noodzakelijke onderhoudswerkzaamheden en het gezamenlijk opdracht geven aan een NVM-makelaar tot het in verkoop nemen van de woning. De voorzieningenrechter zal daarbij bepalen dat dit vonnis in de plaats zal treden van de voor de in de verkoop plaatsen van de woning bij Postma Makelaars te Deventer benodigde rechtshandeling van de man, als hij niet binnen de hiervoor genoemde termijn van twee weken zijn medewerking verleent en dat partijen zich in dat geval wat betreft de vraag- en laatprijs dienen te conformeren aan de adviezen van de makelaar van
Postma Makelaars. Het dossier bevat naar het oordeel van de voorzieningenrechter onvoldoende informatie om nadere richtsnoeren te geven voor een (redelijke) vraag- en laatprijs, zodat zij dit achterwege zal laten, te meer gezien de recente gunstige ontwikkelingen op de woningmarkt en het belang van partijen om de woning tegen een zo hoog mogelijke prijs te verkopen. De voorzieningenrechter overweegt daarbij dat het voorgaande kan worden toegewezen als het mindere van wat door de vrouw (primair) is gevorderd (de vordering tot de machtiging als bedoeld in artikel 3:174 van het Burgerlijk Wetboek (BW)). Daarbij wordt eveneens in ogenschouw genomen dat er sprake is van een hypotheekachterstand en dat voorkomen moet worden dat Quion de woning executoriaal gaat verkopen.
4.5.
Met inachtneming van het vorenstaande liggen de (primaire) vorderingen ter zake de bezichtigingen van de woning eveneens voor toewijzing gereed, met dien verstande dat de voorzieningenrechter de dwangsommen zal maximeren op na te melden wijze.
4.6.
De overige vorderingen van de vrouw zullen worden afgewezen, reeds omdat zij, met inachtneming van het vorenoverwogene, op dit moment prematuur zijn. De feitelijke verkoop van de woning is op dit moment nog niet aan de orde. Niet gebleken is dat de man in dat stadium van verkoop zijn medewerking (nog) zal onthouden aan levering van de woning met inachtneming van een redelijke termijn. Evenmin is gebleken dat de man zijn, door de vrouw ter zitting gestelde, toezegging bij de echtscheiding dat hij de kosten die verband houden met de verkoop en levering van de woning voor zijn rekening zou nemen, geen gestand zal doen.
4.7.
Aangezien partijen gewezen echtelieden zijn, zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
verleent verstek tegen de man;
5.2.
veroordeelt de man om, binnen twee weken na betekening van dit vonnis, zijn medewerking te verlenen aan de verkoop van de woning aan de [adres] te [plaats] (hierna: de woning), met alles wat daartoe nodig en noodzakelijk is, waaronder het voor gemeenschappelijke rekening verrichten van noodzakelijke onderhoudswerkzaamheden en het gezamenlijk opdracht geven aan een NVM-makelaar tot het in verkoop nemen van de woning;
5.3.
bepaalt dat, indien de man binnen de hiervoor genoemde termijn geen medewerking verleent aan de verkoop van de woning zoals hiervoor omschreven, dit vonnis in de plaats treedt van de door de man te verrichten rechtshandeling, te weten het verstrekken van een verkoopopdracht aan Postma Makelaars ten behoeve van de hiervoor genoemde woning, waarbij partijen zich wat betreft de vraag- en laatprijs dienen te conformeren aan de adviezen van de makelaar van Postma Makelaars te Deventer;
5.4.
veroordeelt de man om binnen één week na een verzoek daartoe van de makelaar zijn medewerking te verlenen aan een bezichtiging van de woning, door de makelaar en de potentiële kopers toegang tot de woning te verlenen;
5.5.
veroordeelt de man niet aanwezig te zijn bij de bezichtigingen van de woning;
5.6.
veroordeelt de man om aan de vrouw een dwangsom te betalen van € 250,-- voor iedere dag of gedeelte daarvan dat hij niet aan de in 5.4 uitgesproken veroordeling voldoet en idem dito voor iedere keer dat hij niet aan de 5.5 uitgesproken veroordeling voldoet, tot een maximum van € 20.000,-- per veroordeling is bereikt, in totaal € 40.000,--;
5.7.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.8.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.9.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. H. Bottenberg - van Ommeren en in het openbaar uitgesproken op 28 maart 2018. [1]

Voetnoten

1.type: