ECLI:NL:RBOVE:2018:1337

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
24 april 2018
Publicatiedatum
24 april 2018
Zaaknummer
08/730727-17 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor valse bommelding door verdachte uit Malta

Op 24 april 2018 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in de zaak tegen een 45-jarige man uit Malta, die werd verdacht van het doen van een valse bommelding en het bedreigen van NS-personeel en reizigers op 28 december 2017. De verdachte had de klantenservice van de NS gebeld en in een telefoongesprek gesuggereerd dat zijn vriendin gevaarlijk was en een aanval plande. Dit leidde tot het stilzetten van een trein bij Oldenzaal en de ontruiming van de trein, waarbij passagiers hun bagage moesten achterlaten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De officier van justitie stelde dat de verdachte wettig en overtuigend had bewezen dat hij een valse bommelding had gedaan, maar de rechtbank oordeelde dat de verdachte niet expliciet had gedreigd met een explosief en dat zijn woorden niet voldoende waren om te concluderen dat er sprake was van een valse bommelding. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de tenlastegelegde feiten, omdat niet was voldaan aan de vereisten voor een strafbare bedreiging. De benadeelde partij, NS Groep NV, werd niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding, aangezien de verdachte was vrijgesproken van het tenlastegelegde feit.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08/730727-17 (P)
Datum vonnis: 24 april 2018
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1972 in [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 10 april 2018.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. M. Weimar en van hetgeen door verdachte en zijn raadsman mr. M. van Leussen, advocaat te Oldenzaal, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte een valse bommelding heeft gedaan dan wel een grote groep personen heeft bedreigd.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 28 december 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland,
gegevens heeft doorgegeven,
met het oogmerk (een) ander(en) ten onrechte te doen geloven dat
op een al dan niet voor het publiek toegankelijke plaats
een voorwerp aanwezig was, waardoor een ontploffing kon worden
teweeggebracht,
immers heeft hij, verdachte, (telefonisch in de Engelse taal) tegen een
medewerker van de NS klantenservice -samenvattend- gezegd dat:
- [vriendin] in de trein van Amsterdam naar München en/of Berlijn zat,
en/of
- die [vriendin] erg gevaarlijk is, en/of
- die [vriendin] geradicaliseerd is, en/of
- die [vriendin] een aanval plant, en/of
- hij, verdachte, een brief heeft gevonden waarop stond “I will destroy
everybody in Europe”, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of
strekking;
EN/OF
hij op of omstreeks 28 december 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland,
een medewerker van de NS klantenservice en/of een of meer andere
perso(o)n(en), al dan niet verblijvend in de trein van Amsterdam naar,
München/Berlijn en/of op de perrons die deze trein zou aandoen en/of in de
directe omgeving van het spoor waarlangs die trein reed/zou rijden,
heeft bedreigd met
- openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen en/of goederen, en/of
- enig misdrijf waardoor gevaar voor de algemene veiligheid van personen
en/of goederen ontstaat, en/of
- enig misdrijf tegen het leven gericht, en/of
- zware mishandeling, en/of
- brandstichting,
door tegen een medewerker van de NS klantenservice opzettelijk dreigend
-samenvattend- te zeggen dat:
- [vriendin] in de trein van Amsterdam naar München en/of Berlijn zat,
en/of
- die [vriendin] erg gevaarlijk is, en/of
- die [vriendin] geradicaliseerd is, en/of
- die [vriendin] een aanval plant, en/of
- hij, verdachte, een brief heeft gevonden waarop stond ‘I will destroy
everybody in Europe’,
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte een valse bommelding heeft gedaan. Hoewel verdachte niet letterlijk heeft gezegd dat er zich in de trein een explosief bevindt, is er toch sprake van een valse bommelding, omdat verdachte spreekt in termen van “ [vriendin] is gevaarlijk, ze is geradicaliseerd, ze wil een aanval plegen, she wants to destroy everybody in Europe. Stop the train”. Verdachte heeft opzettelijk de suggestie gewekt dat er een explosief in de trein aanwezig was. Vaak worden aanslagen door geradicaliseerde mensen gepleegd met gebruikmaking van bommen en dus heeft verdachte op zijn minst het aanmerkelijke risico genomen dat ook in dit geval zijn melding zou worden geassocieerd met het laten ontploffen van een bom.
Ten aanzien van de tenlastegelegde bedreiging heeft de officier van justitie gesteld dat de melding die verdachte heeft gedaan angst heeft opgewekt bij anderen en dat hij ook de opzet had op het zaaien van angst, omdat hij het laten stoppen van de trein tot doel had. Gelet op alle media-aandacht voor de situatie staat volgens de officier van justitie eveneens vast, of is in ieder geval aannemelijk, dat de betrokken passagiers en omstanders weet hadden van de dreiging. De officier van justitie heeft dan ook gesteld dat de bedreiging, met uitzondering van de bedreiging van de medewerken van de NS klantenservice, wettig en overtuigend kan worden bewezen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit en daartoe ten aanzien van de tenlastegelegde valse bommelding aangevoerd dat verdachte nooit heeft gesproken over een object dat tot ontploffing zou worden gebracht noch over een op handen zijnde ontploffing, terwijl het volgens de delictsomschrijving van artikel 142a van het Wetboek van Strafrecht (Sr) moet gaan om een voorwerp. Daarnaast had verdachte ook niet het oogmerk om een valse bommelding te doen.
Ten aanzien van de bedreiging heeft de raadsman gesteld dat niet kan worden bewezen dat verdachte opzet had op de bedreiging van de NS-medewerker en de passagiers, nu zijn doel was het terugkrijgen van [vriendin] . Daarnaast kan niet worden bewezen dat en waardoor er vrees zou zijn ontstaan bij de NS-medewerker en de passagiers van de trein.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op basis van het dossier en de behandeling ter zitting vast dat verdachte op 28 december 2017 de klantenservice van de NS heeft gebeld. Hij heeft daar – samengevat – het volgende gezegd:
“My name is [verdachte] from Malta. My telephone number is [telefoonnummer 1] . My girlfriend is [vriendin] from Malta. Her telephone number is [telefoonnummer 2] …. She is very very dangerous. She is radicalised. She is planning an attack. She left a note “I will destroy everybody in Europe”. She is sitting on the train to München or Berlin.”
De medewerker van de NS klantenservice die dit gesprek met verdachte heeft gevoerd, heeft contact gezocht met de NS Veiligheidscentrale, die vervolgens de melding heeft doorgezet naar de politie. Naar aanleiding van deze melding is de trein stil gezet en ontruimd, waarbij de passagiers hun bagage moesten achterlaten. De passagiers zijn opgevangen op het station en het ziekenhuis in Oldenzaal. Het gebied in de omgeving van het station is ontruimd en afgezet. De koninklijke marechaussee en de brandweer zijn ingezet alsmede een explosieven verkenner en een explosievenhond. De passagiers zijn verder met bussen vervoerd.
De verdachte heeft, zowel bij de politie als tijdens de zitting, verklaard dat hij de klantenservice van NS heeft gebeld, omdat hij wilde dat zijn vriendin niet weg zou gaan, maar naar hem terug zou komen. Hij heeft verklaard dat hij op dat moment onder invloed van drugs was.
Valse bommelding
De rechtbank overweegt dat in artikel 142a van het Wetboek van Strafrecht strafbaar is gesteld: het doorgeven van gegevens met het oogmerk een ander ten onrechte te doen geloven dat een
voorwerpaanwezig is waardoor
een ontploffingkan ontstaan. Verdachte heeft niet gezegd dat er een bom of explosief voorwerp in de trein aanwezig was of dat er een ontploffing zou volgen. Dat is naar het oordeel van de rechtbank ook niet af te leiden uit zijn bewoordingen. De specifieke delictsomschrijving laat niet toe om uit andere bewoordingen af te leiden dat er met een bom is gedreigd. Voor deze vorm van extensieve interpretatie is geen ruimte, gelet op de specifieke bewoordingen van artikel 142a Sr.
De rechtbank acht de aan verdachte tenlastegelegde valse bommelding dan ook niet bewezen, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
Bedreiging
De rechtbank overweegt dat voor een strafbare bedreiging is vereist dat de bedreiging zelf van zodanige aard is en onder zodanige omstandigheden wordt geuit dat deze vrees voor een inbreuk op een persoonlijke vrijheid kan opleveren. De bedreiger moet opzet hebben op het teweegbrengen van vrees en ook is het vereist dat degenen die bedreigd zijn wisten van de bedreiging (zie bijvoorbeeld ECLI:NL:HR:2017:24).
De rechtbank zal dit laatste vereiste eerst beoordelen. Verdachte wordt verweten dat hij de NS-medewerker van de klantenservice, de personen die in de trein zaten, of op de perrons stonden, of in de directe omgeving van de trein waren, heeft bedreigd.
Met betrekking tot de NS-medewerker stellen zowel de officier van justitie als de raadsman van verdachte dat geen sprake is geweest van strafbare bedreiging, omdat de bedreiging niet op hem was gericht. De rechtbank is het daarmee eens, zodat ten aanzien van de NS-medewerker in elk geval geen sprake is van een strafbare bedreiging.
De officier van justitie heeft betoogd dat de overige personen in en rond de trein wel hebben geweten van de bedreiging, omdat in de lokale en landelijke media volop is gepubliceerd over de gestelde bedreiging. De raadsman van de verdachte heeft gesteld dat dit niet het geval is. Hij stelt dat de passagiers is medegedeeld dat het zou gaan om een sein- of wisselstoring en dat zij pas gingen zoeken naar berichtgeving op internet toen zij al buiten een eventueel gevaar waren.
De rechtbank oordeelt als volgt. In het dossier bevinden zich enkele mediaberichten, waarin melding wordt gemaakt van het voorval. Naar het oordeel van de rechtbank is daaruit niet op te maken dat de passagiers, of de personen op het perron of in de directe omgeving van de trein, weet hebben gehad van de mogelijke bedreiging op het moment dat zij zich nog in de trein, op het perron, of in de directe omgeving bevonden. Zoals de raadsman terecht opmerkt blijkt uit de berichtgeving dat de passagiers in eerste instantie is medegedeeld dat het zou gaan om een sein of wisselstoring. Verder blijkt uit de berichtgeving in het dossier dat de passagiers daarna werden geïnformeerd over de melding van verdachte, maar op dat moment bevonden de personen zich al niet meer in of vlakbij de trein. Dat geldt ook voor de overige omstanders, omdat het gebied is afgezet. De officier van justitie heeft nog verwezen naar een aantal berichten van de politie en ProRail op Twitter, waarin melding wordt gemaakt van een dreigbrief, maar deze tweets zijn geplaatst twee uur nadat de trein is stilgezet.
Hieruit volgt dat de rechtbank van oordeel is dat uit de bewijsmiddelen niet is af te leiden dat de door de verdachte gebruikte bewoordingen de passagiers in de trein, op het perron of in de directe omgeving hebben bereikt op het moment dat zij zich daar nog bevonden. Dat betekent dat niet is voldaan aan de vereisten om te kunnen spreken van een strafbare bedreiging met een misdrijf. De vraag of de gebruikte bewoordingen wel zijn te duiden als een bedreiging in de zin van artikel 285 Sr. en de vraag of verdachte opzet had op het doen van een bedreiging, hoeven daarom niet meer te worden beantwoord.
De rechtbank acht de aan verdachte tenlastegelegde bedreiging dan ook niet bewezen, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De schade van benadeelden

5.1
De vordering van de benadeelde partij
NS Groep NV heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 1.705,37, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. De gevorderde materiële schade bestaat uit de inzet van bussen om gestrande reizigers te vervoeren.
5.2
Het oordeel van de rechtbank
Nu verdachte van het tenlastegelegde feit wordt vrijgesproken en aan hem geen maatregel wordt opgelegd, zal de rechtbank de benadeelde partij op de voet van artikel 361, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering. De benadeelde partij kan de vordering in zoverre slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.

6.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart niet bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
schadevergoeding
- bepaalt dat de benadeelde partij: NS Groep NV, in het geheel niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.J. Stoové, voorzitter, mr. F.H.W. Teekman en mr. M.I. van Meel, rechters, in tegenwoordigheid van H.J. Seuters, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 24 april 2018.
Buiten staat
Mr. Van Meel is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.