ECLI:NL:RBOVE:2018:1336

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
3 april 2018
Publicatiedatum
24 april 2018
Zaaknummer
6415309 \ CV EXPL 17-6749
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot nakoming van een vaststellingsovereenkomst en betaling van min-uren door werknemer

In deze zaak vordert de werkgever, Basic Fit Nederland B.V., nakoming van een vaststellingsovereenkomst die op 11 januari 2017 met de werknemer is gesloten. De werkgever stelt dat de werknemer een bedrag van € 1.788,37 aan min-uren en negatieve vakantie-uren dient te betalen. De werknemer verzet zich tegen deze vordering en stelt dat de overeenkomst tot stand is gekomen onder invloed van misbruik van omstandigheden en dwaling. De kantonrechter oordeelt dat er geen sprake is van misbruik van omstandigheden, aangezien de werknemer actief heeft bijgedragen aan de totstandkoming van de overeenkomst en niet onder druk is gezet. Ook het beroep op dwaling wordt verworpen, omdat de werknemer niet voldoende heeft aangetoond dat hij niet of onjuist is geïnformeerd over de gevolgen van de overeenkomst. De kantonrechter concludeert dat de vaststellingsovereenkomst in stand blijft en dat de werknemer gehouden is aan de afspraken daarin. De vordering van Basic Fit wordt toegewezen, inclusief wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. De werknemer wordt veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer : 6415309 \ CV EXPL 17-6749
Vonnis van 3 april 2018
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BASIC FIT NEDERLAND B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Hoofddorp,
eisende partij, hierna te noemen Basic Fit,
gemachtigde: Snijder Incasso en Gerechtsdeurwaarders,
tegen
[gedaagde],
wonende te [plaats] ,
gedaagde partij, hierna te noemen [gedaagde] ,
verschenen in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 14 november 2017,
- de akte overlegging producties, tevens houdende akte vermindering van eis,
- het proces-verbaal van de comparitie van partijen van 13 februari 2018.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Met ingang van 1 oktober 2008 is [gedaagde] in dienst gekomen bij Basic Fit in Enschede in de functie van ‘membershipconsultant’.
2.2.
In de loop van het dienstverband heeft [gedaagde] min-uren opgebouwd. In een e-mail van 7 september 2016 schrijft teamleider [A] van Basic Fit aan [gedaagde] :
(…) Zoals gezegd kaartte [B] het aan dat je qua uren flink in de min stond. Vanaf nu moeten we dan ook even gaan kijken dat wanneer je vervanging nodig hebt voor een dienst dat je die misschien kunt “ruilen”. Zodat je qua uur niet nog verder achter gaat lopen. Ook is er dus de mogelijkheid om al in delen terug te gaan betalen zodat wanneer je ooit mag besluiten om te stoppen je niet een groot bedrag hoeft terug te betalen. Ook moet ik dit via Treams vastleggen dat je hiermee bekend bent. Ik zal dat er nog even in verwerken. (…)
2.3.
Op of omstreeks 15 december 2016 heeft [gedaagde] zich ziek gemeld. In reactie daarop is [gedaagde] telefonisch benaderd door een verzuim-medewerker van ‘Verzuin op Maat’. In dat gesprek is zijn situatie besproken.
2.4.
Eind december 2016 en begin januari 2017 hebben partijen overlegd over beëindiging van het dienstverband en het sluiten van een vaststellingsovereenkomst.
2.5.
Op 29 december 2016 stuurt Basic Fit aan [gedaagde] het eerste voorstel voor een vaststellingsovereenkomst, met het verzoek aan [gedaagde] om daarop uiterlijk 4 januari 2017 te reageren.
2.6.
Na tussentijds bericht van [gedaagde] op 30 december 2016 wordt door Basic Fit op 4 januari 2017 aan [gedaagde] gevraagd om uiterlijk op 6 januari 2017 te reageren op het beëindigingsvoorstel.
2.7.
Op 5 januari 2017 schrijft [gedaagde] in een e-mail aan Basic Fit:
Naar aanleiding van jouw onderstaande mail heb ik de vaststellingsovereenkomst doorgenomen. Tevens heb ik in Manus de specificatie van de gewerkte uren ingezien. Na telefonische navraag bij [B] bleek dat de urenregistratie in Manus niet ver genoeg in de tijd terug gaat om alle min-/vakantieuren te specificeren die je wenst te verrekenen in de eindafrekening.
Ik ben geneigd om de vaststellingsovereenkomst te accepteren onder de volgende conditie die betrekking heeft op de afwikkeling van de arbeidsovereenkomst;

Bepaling voor verrekening in aanmerking komende min-uren
Uitsluitend de minuren die zijn ontstaan in de periode 01-01-206 tot 30-12-2016 worden verrekend in het kader van de eindafrekening. (…)Dit zal, (…), leiden tot een eindafrekening die niet toereikend is voor het verrekenen van de min-uren die voor verrekening in aanmerking komen. Het bedrag dat niet met de eindafrekening kan worden verrekend zal ik binnen 30 dagen na ontvangst van de eindafrekening overmaken naar Basic-Fit.
Ik verneem graag uiterlijk op vrijdag 6 januari of Basic-Fit hiermee akkoord gaat. Ik zal je dan per omgaande de getekende vaststellingsovereenkomst doen toekomen.
Indien geen akkoord wordt verstrekt verzoek ik je om mij alsnog de volledige specificatie te doen toekomen van de min-uren die je wenst te verrekenen als onderdeel van de vaststellingsovereenkomst.
Ik zal mij vervolgens wenden tot mijn, onder punt J van de vaststellingsovereenkomst genoemde, juridisch adviseur om mij nader te laten informeren over de wettelijke bepalingen met betrekking tot het verrekenen van min-uren, het antedateren van de vaststellingsovereenkomst en de gang van zaken omtrent ziek melding.
2.8.
Op 10 januari 2017 reageert Basic Fit op dit bericht van [gedaagde] . Zij schrijft onder meer:
(…) Het Manus systeem is per 27 juli 2015 geïmplementeerd binnen Basic-Fit en vanaf dat moment waren de saldi van min-uren en verlof ook al inzichtelijk voor jou als medewerker en ben je zelf verantwoordelijk geweest om dit te controleren. Om deze reden gaan wij akkoord met de terugbetaling van min-uren in de periode van 27 juli 2015 t/m 31-12-2016. Het gaat dan om de volgende saldi:
  • Totaal min-uren = 188,90
  • Totaal min vakantie saldo = 28,99
(…)
2.9.
Per e-mail van 10 januari 2017 schrijft [gedaagde] aan Basic Fit:
Dank voor je bericht. In het bericht geef je aan 188,9 min-uren en 28,99 min-vakantie-uren te willen verrekenen. Dat geeft aan dat Basic-Fit de verantwoordelijkheid van het ontstaan ervan volledig neerlegt bij de werknemer.
Ik ga hiermee akkoord onder de voorwaarde dat:
1. de vorderingen over en weer duidelijk worden opgenomen in de vaststellingsovereenkomst.
2. de aangepaste vaststellingsovereenkomst door beide partijen wordt ondertekend op 11 januari 2017 voor 23:59 uur met tekendatum 11 januari 2017.
3. de einddatum van de arbeidsovereenkomst wordt aangepast aan de tekendatum conform de geldende fictieve opzegtermijn (Artikel 8).
Als gevolg hiervan dient de vaststellingsovereenkomst dus (uitsluitend) aangepast te worden op de in bijgaand document vermelde punten.
Ik vertrouw erop dat hiermee de afspraken op correcte wijze worden vastgelegd en ga er dan ook vanuit de aangepaste ondertekende vaststellingsovereenkomst uiterlijk op 11 januari 2017 te mogen ontvangen. Ik zal dan diezelfde dag de overeenkomst ondertekenen en retourneren.
Indien ik op 11 januari 2017 om 23:59 uur geen aangepaste ondertekende vaststellingsovereenkomst heb ontvangen dan komt mijn voorwaardelijke akkoord te vervallen. Voorts wens ik dan in het kader van mijn ziekmelding d.d. 15-12-2016, die in samenspraak met Basic-Fit tot stand is gekomen, op kortst mogelijke termijn een afspraak bij de bedrijfsarts. Ik hoop dan na een periode van rust en bezinning weer met hernieuwde energie mijn werkzaamheden als gastheer te kunnen hervatten.
2.10.
Op 11 januari 2017 hebben partijen een vaststellingsovereenkomst ondertekend. Daarin is onder meer bepaald:
(…)
In aanmerking nemende dat:
(…)
d. Op dit moment het loon van werknemer € 10,72 bruto per uur bedraagt exclusief 8% vakantiebijslag alsmede andere emolumenten;
e. Op dit moment de arbeidsomvang van werknemer 16,5 uur per week bedraagt;
(…)
Artikel 1 – Beëindiging arbeidsovereenkomst
De tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst eindigt met wederzijds goedvinden per 31 maart 2017 [einddatum].
(…)
Artikel 3 – Afwikkeling arbeidsovereenkomst
(…)
De volgende, nog openstaande, vorderingen van werkgever op werknemer zullen worden verrekend in het kader van de eindafrekening: (denk aan 188,9 min uren, negatief vakantiesaldo van maximaal 28,99 uur) verrekening zal plaatsvinden met het netto equivalent van de eindafrekening. Voor zover de eindafrekening niet toereikend is zal verrekening plaatsvinden. Werkgever stuurt werknemer een specificatie van het netto resterende bedrag dat door werknemer terugbetaald dient te worden. Werknemer zal binnen 30 dagen na ontvangst van de specificatie het bedrag dat nog openstaat terugbetalen aan werkgever.
(…)
Artikel 12 – Bedenktermijn
12.1
De werknemer heeft het recht om binnen veertien dagen na ondertekening van deze beëindigingsovereenkomst, zonder opgaaf van redenen de beëindigingsovereenkomst te ontbinden door een aan werkgever gerichte schriftelijke verklaring (…)
(…)
Artikel 14 – Vaststellingsovereenkomst
14.1
Deze overeenkomst, de hierin opgenomen considerans incluis, is en vaststellingsovereenkomst in de zin van artikel 7:900 BW.
Artikel 15 – Geen ontbinding bij tekortkoming
15.1
Indien een partij tekortschiet in de nakoming van ongeacht welke verbintenis of verbintenissen uit deze overeenkomst, is de andere partij niet bevoegd deze overeenkomst geheel of gedeeltelijk te ontbinden. (…)
Artikel 16- Geen beroep op wilsgebrek
Ieder van partijen doet afstand van zijn recht zich op een wilsgebrek (bedreiging, bedrog, misbruik van omstandigheden, dwaling) te beroepen en uit dien hoofde de rechtshandeling waarbij deze overeenkomst is tot stand gekomen c.q. deze overeenkomst door een buitengerechtelijke verklaring te vernietigen of een rechtsvordering tot vernietiging daarvan in te stellen dan wel uit dien hoofde een rechtsvordering in te stellen tot wijziging van de gevolgen van bedoelde rechtshandeling c.q. van deze overeenkomst.

3.Het geschil

3.1.
Basic Fit vordert na wijziging van eis veroordeling van [gedaagde] tot betaling van een bedrag van € 1.788,37 vermeerderd met wettelijke rente daarover vanaf 16 oktober 2017 (tot aan dagvaarding berekend op € 13,82) en vermeerderd met buitengerechtelijke incassokosten van € 268,26, waarop in mindering strekt een bedrag van € 111,93 wegens een betaling op 19 september 2017. Daarbij vordert zij veroordeling van [gedaagde] in de kosten van de procedure.
3.2.
Basic Fit legt aan haar vordering ten grondslag dat zij op 11 januari 2017 met [gedaagde] een vaststellingsovereenkomst heeft gesloten en dat zij uit hoofde daarvan van [gedaagde] te vorderen heeft de vergoeding van de bij het einde van de arbeidsovereenkomst resterende min-uren (188,9) en negatieve vakantie-uren (28,99). Dit heeft erin geresulteerd dat zij van [gedaagde] een bedrag van € 1.788,37 te vorderen heeft. Ondanks aanmaningen aan het adres van [gedaagde] is [gedaagde] , behoudens de betaling van het bedrag van € 111,93, tot op heden niet tot volledige betaling overgegaan.
3.3.
[gedaagde] concludeert tot afwijzing van de vordering. Volgens [gedaagde] kan hij niet worden gehouden aan de inhoud van de vaststellingsovereenkomst. [gedaagde] voert aan dat deze vaststellingsovereenkomst tot stand is gekomen onder invloed van misbruik van omstandigheden dan wel onder invloed van dwaling. Volgens [gedaagde] stond hij in die periode onder druk van persoonlijke omstandigheden (de ernstige ziekte van zijn schoonmoeder) en was er maar één ding wat hij wilde, namelijk rust. Daarnaast geldt dat wanneer hij beter was ingelicht over de gevolgen van de vaststellingsovereenkomst, hij deze overeenkomst niet had gesloten. De vaststellingsovereenkomst heeft er immers in geresulteerd dat de inkomstenbron van deze arbeidsovereenkomst is komen te vervallen, waarbij hem geen ontslagvergoeding is toegekend, terwijl hij wel een vordering aan Basic Fit moet voldoen. Ten aanzien van het ontstaan van de min-uren voert [gedaagde] aan dat de werkgever daarbij ook een rol heeft gespeeld. De situatie van de ziekte van zijn schoonmoeder heeft geleid tot het ontstaan van de min-uren. Telkens wanneer hij verlof vroeg aan de werkgever, heeft de werkgever daarmee ingestemd. Ten aanzien van de ontstane min-uren is het daarom op z’n minst redelijk dat de helft daarvan door de werkgever wordt gedragen. [gedaagde] voert verder aan dat hij op 15 december 2016 een ziekmelding heeft gedaan. Na een gesprek met het verzuimbureau is de ziekmelding door de werkgever ingetrokken. Dit had volgens [gedaagde] niet mogen gebeuren.
[gedaagde] wenst als tegenvordering ontbinding van de vaststellingsovereenkomst en een beëindiging van het dienstverband per heden met betaling van een ontslagvergoeding, een gedeelde aansprakelijkheid voor de negatieve uren en intrekking van de incassokosten.

4.De beoordeling

4.1.
Bij de beoordeling staat voorop dat partijen op 11 januari 2017 een vaststellingsovereenkomst hebben gesloten als bedoeld in artikel 7:900 BW. In dat kader hebben partijen (na ommekomst van de bedenktermijn) afstand gedaan van het recht op ontbinding van die overeenkomst en van het recht zich te beroepen op een wilsgebrek bij de totstandkoming van de vaststellingsovereenkomst. Dat betekent dat partijen in beginsel aan de door hen gesloten overeenkomst zijn gebonden. Dit kan alleen anders zijn indien dit in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn.
4.2.
Dit laatste kan het geval zijn wanneer zou blijken dat de onderhavige vaststellingsovereenkomst onder invloed van een wilsgebrek tot stand is gekomen. Met het oog daarop heeft [gedaagde] aangevoerd dat er in zijn geval sprake is geweest van misbruik van omstandigheden dan wel van dwaling aan zijn kant. De kantonrechter overweegt hierover het volgende.
4.3.
De wet omschrijft in artikel 44 van Boek 3 van het Burgerlijk wetboek het begrip ‘misbruik van omstandigheden’ als volgt:
Misbruik van omstandigheden is aanwezig, wanneer iemand die weet of moet begrijpen dat een ander door bijzondere omstandigheden, zoals noodtoestand, afhankelijkheid, lichtzinnigheid, abnormale geestestoestand of onervarenheid, bewogen wordt tot het verrichten van een rechtshandeling, het tot stand komen van die rechtshandeling bevordert, ofschoon hetgeen hij weet of moet begrijpen hem daarvan zou behoren te weerhouden.
4.4.
[gedaagde] heeft over zijn situatie aangevoerd dat hij zich in de periode dat de vaststellingsovereenkomst tot stand is gekomen onder druk voelde staan door zijn privé-situatie die, in combinatie met het werk bij Basic Fit, veel van hem vroeg. Volgens [gedaagde] was hij op en had hij dringend behoefte aan rust, hetgeen hij ook aan de werkgever bekend heeft gemaakt. Naar het oordeel van de kantonrechter volgt uit deze omstandigheden niet zonder meer dat (en zo ja op welke wijze) er sprake is geweest van misbruik van omstandigheden bij de totstandkoming van de vaststellingsovereenkomst.
4.5.
Naar het oordeel van de kantonrechter blijkt uit de mailwisseling die aan de totstandkoming van de vaststellingsovereenkomst is voorafgegaan dat [gedaagde] een actieve bijdrage levert aan het tot stand komen van een afspraak over de min-uren en de negatieve vakantie-uren. Daarbij worden over en weer reactietermijnen gesteld. Uit niets blijkt dat [gedaagde] door de werkgever onder druk is gezet om hem er (onnadenkend) toe te bewegen om in te stemmen met hetgeen de werkgever wenst. Evenmin blijkt uit de mailberichten dat [gedaagde] de onderhandelingen niet aan kon. Hoewel [gedaagde] aanvoert dat Basic Fit zijn ziekmelding nader had moeten laten onderzoeken door de bedrijfsarts, heeft [gedaagde] geen verdere feiten aangedragen waaruit de kantonrechter kan afleiden dat hij mogelijk in die periode ziek was en dat die ziekte op de een of andere manier van invloed is geweest op zijn beslissing ten aanzien van de vaststellingsovereenkomst. [gedaagde] heeft immers ter zitting verklaard dat hij in die periode (en ook in de periode daarna) geen huisarts heeft geraadpleegd omtrent zijn gezondheidssituatie. Bovendien heeft [gedaagde] niet betwist dat hij al voor zijn ziekmelding bij Basic Fit kenbaar had gemaakt dat hij het werk als gastheer in de loop van de tijd meer belastend en als minder passend bij zijn kwaliteiten en mogelijkheden was gaan ervaren. [gedaagde] heeft in dat kader ook onderzocht of er binnen Basic Fit ander, meer uitdagend werk voor hem te vinden was. Dit heeft kennelijk niet tot resultaat geleid. Ten slotte overweegt de kantonrechter dat [gedaagde] zich bewust moet zijn geweest van het feit dat hij juridisch advies had kunnen inwinnen, gezien het feit dat hij daarover een opmerking maakt in zijn mail van 5 januari 2017. [gedaagde] stelt nu dat die opmerking slechts cynisch was bedoeld: hij zou advies vragen aan de adviseur die er niet was. Wat hier ook van zij, niet is gebleken dat de mogelijkheid om juridisch advies in te winnen hem is onthouden, terwijl het in de omstandigheden van dit geval – na de mail van 5 januari 2017 – Basic Fit niet kan worden aangerekend dat zij [gedaagde] niet uitdrukkelijk heeft gewezen op de mogelijkheid om juridisch advies in te winnen. De kantonrechter komt op grond van het bovenstaande tot het oordeel dat de vaststellingsovereenkomst niet tot stand is gekomen onder invloed van misbruik van omstandigheden.
4.6.
De overeenkomst van partijen zou evenwel vernietigbaar kunnen zijn wanneer deze onder invloed van dwaling tot stand is gekomen. [gedaagde] heeft in dat verband aangevoerd dat hij de overeenkomst niet had gesloten indien hij beter was ingelicht over de gevolgen daarvan. Naar het oordeel van de kantonrechter kan dit verweer geen standhouden, aangezien [gedaagde] in zijn verweer onvoldoende concreet heeft gemaakt waarover hij heeft gedwaald. [gedaagde] heeft aangevoerd dat hij bij het einde van het dienstverband geen vergoeding heeft gekregen. Bij beëindiging van een dienstverband met wederzijds goedvinden, bestaat er echter geen wettelijk recht op een vergoeding. Indien [gedaagde] doelt op een transitievergoeding, geldt dat deze alleen verschuldigd is in de gevallen van artikel 7:673 BW, wanneer een werkgever om beëindiging van de arbeidsovereenkomst verzoekt. Dat is hier niet het geval geweest. Er kan dus niet geoordeeld worden dat [gedaagde] op dit punt niet of onjuist is geïnformeerd en dat hem zodoende een recht op vergoeding is onthouden. Ten aanzien van zijn ziekmelding is evenmin gebleken dat [gedaagde] niet of onjuist is geïnformeerd en dat dit voor hem nadeel heeft opgeleverd. [gedaagde] heeft immers ter zitting verklaard dat hij na afloop van het dienstverband een WW-uitkering heeft aangevraagd en heeft gekregen en dat hij gebruik heeft gemaakt van de regeling om een eigen onderneming op te starten. Dan rest nog de kwestie aangaande de min-uren als gevolg waarvan Basic Fit een vordering heeft op [gedaagde] . Ten aanzien van deze min-uren is evenmin gebleken dat [gedaagde] daarover onjuist of niet is geïnformeerd. Uit een email bericht van 7 september 2016 van de teamleider van Basic Fit aan [gedaagde] blijkt dat er op dat moment al is gesproken over de negatieve uren en het mogelijke ontstaan van een vordering daaruit ten laste van [gedaagde] . [gedaagde] heeft aangevoerd dat het redelijk zou zijn dat de werkgever de helft van de ontstane min-uren voor haar rekening neemt. Een basis hiervoor is echter in de arbeidsovereenkomst of in de wet niet te vinden. Op grond van de arbeidsovereenkomst rust op de werknemer immers de verplichting om in de overeengekomen uren de overeengekomen arbeid te verrichten. Weliswaar heeft Basic Fit ingestemd met zijn verlofverzoeken, maar de uren die hij niet heeft gewerkt werden wel bijgehouden. Vanaf 27 juli 2015 gebeurde dit in een nieuw systeem en de gegevens daarin konden door [gedaagde] worden ingezien. Bovendien heeft [gedaagde] actief onderhandeld over het aantal uren dat hem door Basic Fit in rekening is gebracht, waarna overeenstemming daarover is bereikt. Dat heeft ertoe geleid dat Basic Fit alleen is uitgegaan van de gegevens uit het nieuwe registratiesysteem, welke door [gedaagde] niet zijn betwist. In welk opzicht [gedaagde] ten aanzien van de min-uren heeft gedwaald, is daarom naar het oordeel van de kantonrechter niet gebleken. De conclusie moet zijn dat het beroep op dwaling faalt.
4.7.
Uiterst subsidiair kan het verweer van [gedaagde] worden opgevat als een beroep op goed werkgeverschap dan wel de werking van redelijkheid en billijkheid, naar maatstaven waarvan het in de omstandigheden van dit geval onaanvaardbaar is om de vordering uit min-uren volledig ten laste van [gedaagde] te laten komen. Naar het oordeel van de kantonrechter kan dit verweer evenmin slagen. Aan dit verweer heeft [gedaagde] namelijk geen andere feiten of omstandigheden ten grondslag gelegd dan die hiervoor reeds zijn besproken.
4.8.
Het voorgaande betekent dat de vaststellingsovereenkomst in stand blijft en dat partijen zijn gehouden aan de afspraken die zij daarin hebben vastgelegd. De vordering van Basic Fit tot betaling van de vordering uit min-uren en negatieve vakantie-uren, die door haar onbetwist is gesteld op een bedrag van € 1.788,37, is daarom toewijsbaar.
4.9.
In verband met de vertraging in de betaling is tevens de gevorderde wettelijke rente (ex artikel 6:119 BW) over de hoofdsom toewijsbaar.
4.10.
Basic heeft daarnaast een bedrag van € 268,26 voor vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. Deze kosten zijn toewijsbaar nu de incassokosten zijn aangezegd op de door de wet in artikel 6:96 lid 6 BW voorgeschreven wijze en Basic Fit voor de hoogte van de kosten is uitgegaan van de staffel uit het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten.
4.11.
Rekening houdend met de vermindering van eis zal een bedrag van € 111,93 op het totaal van de vordering in mindering strekken.
4.12.
Ten slotte overweegt de kantonrechter dat zij niet toekomt aan een inhoudelijke beoordeling van de tegenvordering die [gedaagde] heeft willen instellen, aangezien van ontbinding van de vaststellingsovereenkomst - gelet op hetgeen hiervoor is overwogen - geen sprake kan zijn.
4.13.
Als in het ongelijk gestelde partij dient [gedaagde] te worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. Deze kosten worden tot aan deze uitspraak aan de zijde van Basic Fit te worden begroot op € 83,51 voor explootkosten, € 470,= voor griffierecht en € 300,= voor salaris gemachtigde. Dat is samen een bedrag van € 853,51.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Basic Fit te betalen de som van € 1.958,52, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over € 1.788,37 vanaf de dag der dagvaarding, 18 oktober 2017, tot aan de dag van algehele voldoening;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten aan de zijde van Basic Fit, tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 853,51;
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Willemse, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 3 april 2018. (AP)