ECLI:NL:RBOVE:2018:1289
Rechtbank Overijssel
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van verdachte in stalkingzaak door gebrek aan bewijs van bedreigende berichten
Op 17 april 2018 heeft de Rechtbank Overijssel in Almelo uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 51-jarige man, die werd beschuldigd van stalking. De verdachte werd vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten, omdat de rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om de beschuldigingen te ondersteunen. De zaak was gebaseerd op de beschuldigingen van de [slachtoffer], die stelde dat de verdachte hem herhaaldelijk bedreigende en beledigende berichten had gestuurd via voicemail, WhatsApp en social media, en zich ook bij zijn woning en bedrijf had vertoond.
Tijdens de zitting op 3 april 2018 heeft de officier van justitie, mr. D. Stikkelbroeck, de vordering ingediend, terwijl de verdediging werd gevoerd door mr. J.C. de Goeij. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De officier van justitie stelde dat het bewijs bestond uit de aangifte van de [slachtoffer], verklaringen van getuigen en processen-verbaal, maar de rechtbank concludeerde dat de daadwerkelijke berichten ontbraken in het dossier, waardoor de inhoud en context niet konden worden vastgesteld.
De rechtbank benadrukte dat voor een veroordeling op basis van belaging, zoals gedefinieerd in artikel 285b van het Wetboek van Strafrecht, stelselmatige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de [slachtoffer] bewezen moest worden. Aangezien de rechtbank niet kon vaststellen dat de verdachte deze inbreuk had gemaakt, werd hij vrijgesproken van de beschuldigingen. De vordering van de benadeelde partij werd eveneens afgewezen, omdat deze was gebaseerd op de niet bewezen verklaarde feiten. De rechtbank verklaarde de benadeelde partij niet-ontvankelijk in zijn vordering, wat betekent dat deze alleen bij de burgerlijke rechter kan worden ingediend.