ECLI:NL:RBOVE:2018:1289

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
17 april 2018
Publicatiedatum
19 april 2018
Zaaknummer
08/770068-17 en 08/730583-15 (tul) (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in stalkingzaak door gebrek aan bewijs van bedreigende berichten

Op 17 april 2018 heeft de Rechtbank Overijssel in Almelo uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 51-jarige man, die werd beschuldigd van stalking. De verdachte werd vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten, omdat de rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om de beschuldigingen te ondersteunen. De zaak was gebaseerd op de beschuldigingen van de [slachtoffer], die stelde dat de verdachte hem herhaaldelijk bedreigende en beledigende berichten had gestuurd via voicemail, WhatsApp en social media, en zich ook bij zijn woning en bedrijf had vertoond.

Tijdens de zitting op 3 april 2018 heeft de officier van justitie, mr. D. Stikkelbroeck, de vordering ingediend, terwijl de verdediging werd gevoerd door mr. J.C. de Goeij. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De officier van justitie stelde dat het bewijs bestond uit de aangifte van de [slachtoffer], verklaringen van getuigen en processen-verbaal, maar de rechtbank concludeerde dat de daadwerkelijke berichten ontbraken in het dossier, waardoor de inhoud en context niet konden worden vastgesteld.

De rechtbank benadrukte dat voor een veroordeling op basis van belaging, zoals gedefinieerd in artikel 285b van het Wetboek van Strafrecht, stelselmatige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de [slachtoffer] bewezen moest worden. Aangezien de rechtbank niet kon vaststellen dat de verdachte deze inbreuk had gemaakt, werd hij vrijgesproken van de beschuldigingen. De vordering van de benadeelde partij werd eveneens afgewezen, omdat deze was gebaseerd op de niet bewezen verklaarde feiten. De rechtbank verklaarde de benadeelde partij niet-ontvankelijk in zijn vordering, wat betekent dat deze alleen bij de burgerlijke rechter kan worden ingediend.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummers: 08/770068-17 en 08/730583-15 (tul) (P)
Datum vonnis: 17 april 2018
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1967 in [geboorteplaats] ,
wonende in [woonplaats] ,
nu verblijvende in Penitentiaire Inrichting Almelo De Karelskamp.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 3 april 2018.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. D. Stikkelbroeck en van hetgeen door verdachte en de raadsman mr. J.C. de Goeij, advocaat te Alkmaar, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte [slachtoffer] heeft gestalkt door bij die [slachtoffer] veel dreigende/beledigende voicemailberichten in te spreken en die [slachtoffer] veel whatsapp-berichten toe te zenden, door op social media beledigende/betichtende berichten over die [slachtoffer] te plaatsen en door zich meermalen te vertonen bij het bedrijf en de woning van die [slachtoffer] .
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij in of omstreeks de periode van 31 oktober 2015 tot en met 06 februari 2017
te Enschede, althans in Nederland,
wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de
persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer] , in elk geval van een ander, met het
oogmerk die [slachtoffer] , in elk geval die ander te dwingen iets te doen, niet te
doen, te dulden en/of vrees aan te jagen,
door
- bij die [slachtoffer] vele malen (dreigende/beledigende) voicemailberichten in te
spreken en/of
- die [slachtoffer] vele malen (bedreigende/beledigende) Whatsapp-berichten toe te
zenden en/of
- meermalen op social media (beledigende en/of betichtende) berichten over die
[slachtoffer] te plaatsen en/of
- meerdere malen zich te vertonen bij het bedrijf en/of de woning van die [slachtoffer] .

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde kan worden bewezen op grond van de aangifte van [slachtoffer] , de verklaringen van diens echtgenote en getuige [getuige] en de processen-verbaal van bevindingen met screenshots van Facebook en de verklaring van verdachte dat hij gesproken berichten aan [slachtoffer] heeft gezonden.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit en hiertoe aangevoerd dat er sprake is van een complexe situatie die draait om de omgang met en het gezag over de zoon van verdachte en zijn voormalig partner [naam] . Verdachte heeft gehandeld in het belang van zijn zoon en ontkent hetgeen hem wordt verweten. De raadsman heeft gesteld dat het contact tussen verdachte en [slachtoffer] , de werkgever van [naam] , over en weer is geweest en dat verdachte slechts heeft gereageerd op berichten en telefoontjes afkomstig van [slachtoffer] . Verdachte heeft aangifte gedaan van een bedreiging door [slachtoffer] .
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Wettelijk kader
Belaging als bedoeld in artikel 285b van het Wetboek van Strafrecht (Sr) vereist het stelselmatig opzettelijk inbreuk maken op de persoonlijke levenssfeer van een ander, met het oogmerk de ander te dwingen iets te doen, niet te doen of te dulden dan wel vrees aan te jagen. Bij de beoordeling van de vraag of sprake is van belaging in de zin van voornoemd artikel zijn ingevolge de jurisprudentie verschillende factoren van belang; de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de gedragingen van de verdachte, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer.
De overwegingen van de rechtbank
De rechtbank stelt op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting vast dat tussen verdachte en [slachtoffer] contact is geweest. Verdachte stelt dat deze contacten over en weer hebben plaatsgevonden en dat de berichten die hij aan [slachtoffer] zond veelal een reactie waren op een door [slachtoffer] aan hem verzonden bericht of telefoontje.
Het dossier bevat een proces-verbaal met een opsomming van data en tijden. Dit zou een weergave zijn van door verdachte aan [slachtoffer] gezonden berichten. Nu de daadwerkelijke berichten en nadere informatie ontbreken, kan de rechtbank dit niet verifiëren, noch kan de rechtbank de inhoud van de berichten beoordelen of vaststellen of de berichten een reactie op een eerder bericht betreffen.
Gelet op het vorenstaande kan de rechtbank niet vaststellen dat verdachte met zijn handelen een stelselmatige inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer] .
Dit betekent dat verdachte van de aan hem ten laste gelegde belaging dient te worden vrijgesproken.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De schade van benadeelden

5.1
De vordering van de benadeelde partij
[bedrijf] B.V., vertegenwoordigd door [slachtoffer] , heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 110.000,- (honderdtienduizend euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- materiele schade €100.000,-;
- immateriële schade € 10.000,-.
5.2
Het oordeel van de rechtbank
De vordering heeft betrekking op het tenlastegelegde. Nu verdachte van dit feit wordt vrijgesproken, zal de rechtbank de benadeelde partij op grond van artikel 361, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering.

6.De vordering tenuitvoerlegging

De rechtbank is van oordeel dat de vordering van de officier van justitie moet worden afgewezen gezien de vrijspraak in de strafzaak.

7.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen.

8.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart niet bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
schadevergoeding
- bepaalt dat de benadeelde partij: [slachtoffer] , in het geheel niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
tenuitvoerlegging voorwaardelijke straf onder parketnummer 08/730583-15
- wijst de vordering af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. den Dulk, voorzitter, mr. E.J.M. Bos en
mr. M.I. van Meel, rechters, in tegenwoordigheid van D.A.C. Brockötter, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 17 april 2018.
Mr. Bos is niet in de gelegenheid dit vonnis te ondertekenen.