ECLI:NL:RBOVE:2018:1232

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
12 april 2018
Publicatiedatum
13 april 2018
Zaaknummer
08/730200-17 en 08/042837-17 (P) (t.t.z. gevoegd)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor bedreiging, mishandeling en smaad ten opzichte van ex-vriendin en anderen

Op 12 april 2018 heeft de Rechtbank Overijssel een 30-jarige man veroordeeld tot een gevangenisstraf van 348 dagen voor verschillende strafbare feiten, waaronder bedreiging, mishandeling en smaad. De man werd beschuldigd van het bedreigen van zijn ex-vriendin en haar moeder met een mes, het mishandelen van zijn levensgezel, en het vernielen van goederen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het bedreigen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] op 11 april 2017 in Almelo, waarbij hij hen met een mes bedreigde en beledigende uitspraken deed. Daarnaast had hij zijn levensgezel [slachtoffer 3] mishandeld en de auto van [slachtoffer 4] vernield. De rechtbank legde ook contactverboden op en verplichtte de man tot het betalen van schadevergoedingen aan de slachtoffers, in totaal 1.250 euro. De rechtbank besloot geen tbs met dwangverpleging op te leggen, ondanks het hoge recidiverisico, omdat de omstandigheden niet proportioneel waren voor deze maatregel. De rechtbank hield rekening met de impact van de daden op de slachtoffers en de psychische toestand van de verdachte, die een persoonlijkheidsstoornis vertoonde.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Afdeling Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummers: 08/730200-17 en 08/042837-17 (P) (t.t.z. gevoegd)
Datum vonnis: 12 april 2018
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum 1] 1987 in [geboorteplaats 1] ,
nu verblijvende in de P.I. Leeuwarden in Leeuwarden.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 11 augustus 2017, 3 november 2017, 30 januari 2018 en 29 maart 2018.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. A.M.C.V. Fellinger en van hetgeen door verdachte en de raadsman mr. A.L. Rinsma, advocaat te Utrecht, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Onder parketnummer 08/730200-17feit 1:[slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] met een mes heeft bedreigd;
feit 2:zijn levensgezel [slachtoffer 3] heeft mishandeld;
feit 3:een auto van [slachtoffer 4] heeft vernield;
feit 4:meerdere goederen van de gemeente Tubbergen heeft vernield;
feit 5:opzettelijk de eer en/of de goede naam van [slachtoffer 5] heeft aangerand;
feit 6:opzettelijk de eer en/of de goede naam van [slachtoffer 1] heeft aangerand;
Onder parketnummer 08/042837-17
- een deurklink en/of een ruit van [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 6] heeft vernield.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
Onder parketnummer 08/730200-17
1.
hij op of omstreeks 11 april 2017 te Almelo
[slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft bedreigd met
enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling,
immers heeft/is verdachte opzettelijk
- dreigend een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de richting
van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] gehouden, althans een mes, althans een
scherp en/of puntig voorwerp, duidelijk zichtbaar aanwezig gehad voor die
[slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of
- dreigend met gebalde vuis(ten) (op korte afstand) voor die [slachtoffer 1] gaan staan
en/of zwaaiende bewegingen met zijn arm(en) in de richting van die [slachtoffer 1]
gemaakt en/of (daarbij) deze [slachtoffer 1] de woorden toegevoegd: "Kuthoer, ik krijg
je nog wel" en/of "Jou moet ik hebben", althans woorden van gelijke
dreigende aard of strekking;
2.
hij in of omstreeks de periode van 16 december 2016 tot en met 17 december
2016 te Lonneker, althans in de gemeente Enschede
zijn levensgezel, [slachtoffer 3] ,
heeft mishandeld door die [slachtoffer 3] (met kracht) meermalen, althans
eenmaal, in/op/tegen het hoofd/gezicht en/of (overige) lichaam te slaan en/of
stompen en/of die [slachtoffer 3] (met kracht) met zijn, verdachtes, arm(en)
op/tegen de keel (tegen een muur) te duwen/drukken;
3.
hij op of omstreeks 16 maart 2017 te Enschede
opzettelijk en wederrechtelijk
een goed, te weten een (personen)auto (merk: Suzuki, type: Alto), dat geheel
of ten dele aan een ander toebehoorde,
te weten aan [slachtoffer 4]
heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
4.
hij in of omstreeks de periode van 03 april 2017 tot en met 04 april 2017 te
Albergen, althans in de gemeente Tubbergen,
opzettelijk en wederrechtelijk
een goed, te weten één of meer stra(a)t(en) (Zenderseweg en/of Ootmarsumseweg
en/of Kloosteresweg) en/of een (informatie/aanplak)bord en/of een
abri/bushokje en/of een muur, dat geheel of ten dele aan een ander
toebehoorde, te weten aan de gemeente Tubbergen, in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte,
heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
5.
hij in of omstreeks de periode van 03 april 2017 tot en met 04 april 2017 te
Albergen, althans in de gemeente Tubbergen,
opzettelijk,
de eer en/of de goede naam van [slachtoffer 5] heeft aangerand,
door tenlastelegging van een bepaald feit,
met het kennelijke doel om daaraan ruchtbaarheid te geven,
door middel van geschriften of afbeeldingen verspreid, openlijk tentoongesteld
of aangeslagen en/of
door geschriften waarvan de inhoud openlijk ten gehore werd gebracht,
door op één of meer stra(a)t(en) en/of een (aanplak)bord en/of een
abri/bushokje en/of een muur en/of een brievenbus (een) tekst(en), althans
(een) geschrift(en), te plaatsen, waarin hij, verdachte, -zakelijk
weergegeven- (onder meer) vermeldt:
- " [slachtoffer 5] is moord" en/of " [slachtoffer 5] is satan" en/of "pedo [slachtoffer 1] ", althans
woorden/geschriften van gelijke beledigende aard en/of strekking;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 5 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
hij in of omstreeks de periode van 3 april 2017 tot en met 4 april 2017 te
Albergen, althans in de gemeente Tubbergen
opzettelijk [slachtoffer 5] heeft beledigd door op één of meer stra(a)t(en) en/of een
(aanplak)bord en/of een abri/bushokje en/of een muur en/of een brievenbus
(een) tekst(en), althans (een) geschrift(en), te plaatsen, waarin hij,
verdachte, -zakelijk weergegeven- (onder meer) vermeldt:
- " [slachtoffer 5] is moord" en/of " [slachtoffer 5] is satan" en/of "pedo [slachtoffer 1] ", althans
woorden/geschriften van gelijke beledigende aard en/of strekking;
6.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 16 december
2015 tot en met 19 februari 2016 in de gemeente Tubbergen, in elk geval in
Nederland
(telkens) opzettelijk de eer en/of de goede naam van [slachtoffer 1] heeft
aangerand door tenlastelegging van een of meer bepaalde bepaald feiten,
met het kennelijke doel om daaraan ruchtbaarheid te geven,
door op facebook teksten/berichten te plaatsen/vermelden/versturen -zakelijk
weergegeven-:
- " dat het onwaarschijnlijk lijkt maar het wel is dat zij [naam 1] opzettelijk
heeft besmet met de natte variant van het Fip virus" en/of
- " dat zij op heterdaad is betrapt bij het stelen van zware medicatie uit het
ziekenhuis in Hengelo waar ze destijds werkte als zorgassistent" en/of
- " Je dochter is een vieze sadist" en/of
- " dat die [slachtoffer 1] dieren ziek maakt en een bedrieglijke sadiste zou zijn";
Onder parketnummer 08/042837-17
hij op of omstreeks 2 maart 2017 te Enschede opzettelijk en wederrechtelijk
een goed, te weten een deurklink en/of een ruit, dat geheel of ten dele aan
een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 6]
heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

Ten aanzien van parketnummer 08/730200-17
Feit 1
4.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [slachtoffer 1] en
[slachtoffer 2] met een mes heeft bedreigd.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1 tenlastegelegde. Verdachte ontkent dat hij een mes bij zich heeft gehad en de verklaringen van de aangeefsters zijn volgens de verdediging onbetrouwbaar. Uit de omstandigheden blijkt niet dat van een strafbare bedreiging sprake is geweest, aldus de raadsman.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het onder 1 tenlastegelegde feit heeft begaan. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
[slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1] ) heeft aangifte gedaan van bedreiging.
[slachtoffer 1] was op 11 april 2017 samen met haar moeder in het centrum van Almelo en kwam op enig moment verdachte tegen. Verdachte kwam dreigend richting [slachtoffer 1] lopen en had zijn beide gebalde vuisten in de lucht. Daarbij hoorde [slachtoffer 1] verdachte zeggen: “Kuthoer, jou moet ik hebben”. [slachtoffer 1] zag dat verdachte een mes in zijn hand had en het mes uitklapte. Bij [slachtoffer 1] ontstond de overtuiging dat verdachte het mes tegen haar zou gebruiken op welke manier dan ook.
[slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2] ), moeder van [slachtoffer 1] , heeft ook aangifte gedaan van bedreiging. [slachtoffer 2] verklaart over het incident op 11 april 2017 dat zij verdachte dreigend op [slachtoffer 1] af zag lopen en achter die [slachtoffer 1] aan bleef lopen. [slachtoffer 2] hoorde verdachte luid schreeuwen: “Kuthoer, ik krijg je nog wel”. [slachtoffer 2] zag dat verdachte telkens een mes tevoorschijn haalde en dat mes met een zwaaiende beweging opende. Zij was hierdoor erg bang.
Getuige [getuige] (hierna: [getuige] ) heeft op 11 april 2017 gezien dat een man tegen twee vrouwen stond te schreeuwen.
Daarbij heeft [getuige] gehoord dat de oudere vrouw om hulp vroeg en dat zij vroeg om de politie te bellen. De oudere vrouw vroeg om aan de politie de naam ‘ [verdachte] ” door te geven. Ook heeft [getuige] gehoord dat de oudere vrouw riep dat de man gewapend was.
Verdachte ontkent te hebben gedreigd met een mes, maar zegt wel dat hij op 11 april 2017 in Almelo tijdens de confrontatie met [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] flink heeft lopen schelden. Verdachte zegt dat hij heeft geroepen dat [slachtoffer 1] een kuthoer is en dat ze zou krijgen wat haar toekwam. Ook zegt verdachte dat het zou kunnen dat hij daarbij zijn vuisten gebald heeft en in de lucht heeft gericht.
Op grond van de hiervoor genoemde aangiftes, de verklaring van getuige [getuige] en verdachtes verklaring blijkt genoegzaam dat verdachte op 11 april 2017 flink heeft lopen schelden en daarbij een dreigende houding naar aangevers heeft aangenomen. Hoewel verdachte ontkent daarbij een mes in zijn handen te hebben gehad, heeft de rechtbank geen aanleiding om te twijfelen aan de verklaringen hierover van aangevers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . Bij aangevers is hierdoor de redelijke vrees ontstaan dat verdachte dat mes tegen hen zou gaan gebruiken. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de onder 1 ten laste gelegde bedreiging wettig en overtuigend bewezen is.
Feiten 2 tot en met 6
Evenals de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat verdachte de onder 2 tot en met 6 tenlastegelegde feiten heeft gepleegd.
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte deze feiten heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen [1] .
1. het proces-verbaal van de terechtzitting van 11 augustus 2017, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte, als bedoeld in artikel 359, derde lid laatste volzin Sv;
2. het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] van 12 april 2017, pagina’s 78 tot en met 80;
3. het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] van 16 maart 2017, pagina’s 51 en 52;
4. het proces-verbaal van aangifte van [naam 2] namens Gemeente Tubbergen van 18 april 2017, pagina 128;
5. het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 5] van 16 april 2017, pagina’s 115 en 116;
6. het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] van 29 januari 2016, pagina’s 101 tot en met 103.
Ten aanzien van parketnummer 08/042837-17
Evenals de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat verdachte het onder parketnummer 08/042837-17 tenlastegelegde heeft gepleegd.
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte deze feiten heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen [2] .
7. het proces-verbaal van de terechtzitting van 11 augustus 2017, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte, als bedoeld in artikel 359, derde lid laatste volzin Sv;
8. het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] van 2 maart 2017, pagina’s 11 en 12.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
Onder parketnummer 08/730200-17
1.
hij op 11 april 2017 te Almelo [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft bedreigd met
enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk
- dreigend een mes, in de richting van die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] gehouden, en duidelijk zichtbaar aanwezig heeft gehad voor die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en
- dreigend met gebalde vuisten op korte afstand voor die [slachtoffer 1] is gaan staan en zwaaiende bewegingen met zijn armen in de richting van die [slachtoffer 1] heeft gemaakt en daarbij deze [slachtoffer 1] de woorden toegevoegd: "Kuthoer, ik krijg je nog wel" en "Jou moet ik hebben";
2.
hij in de periode van 16 december 2016 tot en met 17 december 2016 te Lonneker, zijn levensgezel, [slachtoffer 3] , heeft mishandeld door die [slachtoffer 3] tegen het hoofd te slaan;
3.
hij op 16 maart 2017 te Enschede, opzettelijk en wederrechtelijk, een goed, te weten een personenauto (merk: Suzuki, type: Alto), toebehorend aan [slachtoffer 4] heeft vernield;
4.
hij in de periode van 03 april 2017 tot en met 04 april 2017 te Albergen, opzettelijk en wederrechtelijk, goederen, te weten een informatie/aanplakbord en een abri/bushokje en een muur, toebehorend aan de gemeente Tubbergen, heeft beschadigd;
5.
hij in de periode van 03 april 2017 tot en met 04 april 2017 te Albergen, opzettelijk,
de eer en de goede naam van [slachtoffer 5] heeft aangerand, door tenlastelegging van een bepaald feit, met het kennelijke doel om daaraan ruchtbaarheid te geven, door middel van geschriften, openlijk tentoongesteld, door op straten en een aanplakbord en een abri/bushokje en een muur en een brievenbus teksten te plaatsen, waarin hij, verdachte, -zakelijk weergegeven- vermeldt:
- " [slachtoffer 5] is moord" en " [slachtoffer 5] is satan" en "pedo [slachtoffer 1] ";
6.
hij in de periode van 16 december 2015 tot en met 19 februari 2016 in de gemeente Tubbergen, opzettelijk de eer en de goede naam van [slachtoffer 1] heeft aangerand door tenlastelegging van bepaalde feiten, met het kennelijke doel om daaraan ruchtbaarheid te geven, door op facebook teksten te plaatsen/versturen – zakelijk weergegeven –:
- " dat het onwaarschijnlijk lijkt maar het wel is dat zij [naam 1] opzettelijk
heeft besmet met de natte variant van het Fip virus" en
- " dat zij op heterdaad is betrapt bij het stelen van zware medicatie uit het
ziekenhuis in Hengelo waar ze destijds werkte als zorgassistent" en
- " Je dochter is een vieze sadist" en
- " dat die [slachtoffer 1] dieren ziek maakt en een bedrieglijke sadiste zou zijn";
Onder parketnummer 08/042837-17
hij op 2 maart 2017 te Enschede opzettelijk en wederrechtelijk een deurklink en een ruit, die toebehoorden aan [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 6] heeft vernield.
De rechtbank heeft de in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 261, 285, 300, 304 en 350 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
Onder parketnummer 08/730200-17
feit 1
het misdrijf: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
feit 2
het misdrijf: mishandeling, begaan tegen zijn levensgezel;
feit 3
het misdrijf: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen;
feit 4
het misdrijf: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen;
feit 5
het misdrijf: smaadschrift;
feit 6
het misdrijf: smaadschrift;
Onder parketnummer 08/042837-17
het misdrijf: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 350 dagen waarvan 13 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren en oplegging daarbij van de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging.
7.2
Het standpunt van de verdediging
Primair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat een gevangenisstraf waarvan de duur gelijk is aan de duur van het voorarrest een passende sanctie is. Subsidiair verzoekt de raadsman om een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Meer subsidiair verzoekt de raadsman om de zaak aan te houden om de reclassering in de gelegenheid te stellen om een maatregelrapport op te stellen.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. Tevens heeft de rechtbank bij het bepalen van de strafmaat acht geslagen op de oriëntatiepunten die zijn vastgesteld door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) voor zover die gelden voor de feiten in deze zaak.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank voorts acht geslagen op:
- het Pro Justitia rapport van 23 januari 2018, opgemaakt door G.M. Jansen, psycholoog en
S.Went, psychiater, beiden verbonden aan het Nederlands Instituut voor Forensische
Psychiatrie en Psychologie, locatie Pieter Baan Centrum (hierna: het PBC-rapport);
- het reclasseringsadvies van Reclassering Nederland van 22 februari 2018, opgemaakt door
K. Boekweg, reclasseringswerker;
- het reclasseringsadvies van Reclassering Nederland van 23 maart 2018, opgemaakt door
K. Boekweg, reclasseringswerker; en
- een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie van 12 februari 2018.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een reeks van strafbare feiten. Hij heeft zich gedurende een langere periode schuldig gemaakt aan smaadschrift ten opzichte van zijn ex-vriendin [slachtoffer 1] . Ook heeft verdachte die [slachtoffer 1] en haar moeder bedreigd, de eer en de goede naam van haar en haar vader aangerand en heeft hij meerdere goederen beschadigd door op de openbare weg teksten te plaatsen over de vader van die [slachtoffer 1] . Daarnaast heeft verdachte een andere vriendin mishandeld en de auto van de vader van die vriendin vernield. Deze door verdachte gepleegde strafbare feiten hebben een grote impact gehad op de slachtoffers en hun familie. Zij zijn bang en voelen zich onveilig door het gedrag van verdachte. De rechtbank zal hier bij het bepalen van de straf ten nadele van verdachte rekening mee houden.
AdviezenUit het PBC-rapport blijkt dat bij verdachte sprake is van een persoonlijkheidsstoornis, waarbij in ieder geval antisociale kenmerken op de voorgrond staan. Daarnaast zijn er sterke aanwijzingen voor psychotische problematiek, waarbij diagnostisch valt te denken aan een waanstoornis. Ook zijn er aanwijzingen voor problematisch gebruik van middelen bij verdachte. Geadviseerd wordt verdachte ten minste verminderd ontoerekeningsvatbaar te achten voor de tenlastegelegde feiten. Het recidiverisico op het plegen van vergelijkbare feiten wordt als hoog ingeschat. De beschikbare informatie biedt geen aanwijzingen voor escalatiegevaar. Om het recidivegevaar te beperken is behandeling van de agressieregulatieproblematiek nodig, maar omdat nog niet geheel helder is waar deze problematiek uit voortkomt, is eerst verdere verfijning van de diagnostiek noodzakelijk gericht op de psychotische- en persoonlijkheidsproblematiek en het middelengebruik. De inschatting is dat verdachte zich niet zal houden aan voorwaarden en dat een behandeling binnen een voorwaardelijk kader daarom niet geschikt is, aldus het PBC-rapport.
Uit het reclasseringsadvies van 22 februari 2018 blijkt dat ook de reclassering het recidiverisico als hoog ingeschat. De reclassering adviseert een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met daaraan gekoppeld bijzondere voorwaarden. De reclassering acht een ISD-maatregel niet passend, omdat ze nog mogelijkheden zien voor alternatieven. Op 23 maart 2018 heeft de reclassering opnieuw gerapporteerd. In dit rapport is vermeld dat het rapport van 22 februari 2018 nog niet geheel uitvoerbaar is, nu het nog niet is gelukt om voor verdachte een geschikte woonplek te vinden. In een e-mailbericht van 28 maart 2018 heeft de officier van justitie bericht dat de reclasseringsinstantie die het toezicht zal moeten uitoefenen, niet achter het advies van 22 februari 2018 staat.
TBS-maatregelDe rechtbank ziet zich, gezien de eis van de officier van justitie en de hiervoor weergegeven adviezen, geplaatst voor de afweging of er voldoende reden is te gelasten dat verdachte ter beschikking wordt gesteld met dwangverpleging. Hoewel het handelen van verdachte grote impact op de slachtoffers heeft gehad en in de adviezen wordt gesproken over een hoog recidiverisico, acht de rechtbank oplegging van deze maatregel onder de huidige omstandigheden niet proportioneel. De twee misdrijven op de tenlastelegging waarvoor een tbs-maatregel kan worden opgelegd, zijn de overtredingen van artikel 285 en 304 Sr. De bewezenverklaarde feiten verhouden zich thans niet tot het opleggen van deze zware maatregel. Hierbij wordt mede in aanmerking genomen dat de psycholoog en de psychiater van het PBC op basis van de beschikbare informatie op dit moment geen aanwijzingen zien voor escalatiegevaar. De rechtbank zal dan ook niet overgaan tot het opleggen van tbs met dwangverpleging.
Op te leggen strafAlles afwegend is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van
348 dagen,met aftrek van de dagen doorgebracht in voorlopige hechtenis, in dit geval passend en geboden is.
De rechtbank acht het voorts van belang dat verdachte voorlopig op geen enkele wijze contact zal hebben met [slachtoffer 1] , haar ouders [slachtoffer 5] en [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en het zoontje die zij samen met verdachte heeft. Gelet op de aard van de bewezenverklaarde feiten en verdachtes houding ten opzichte van de betrokkenen zal de rechtbank, ter voorkoming van mogelijk nieuwe strafbare feiten, een contactverbod opleggen in de vorm van een maatregel als bedoeld in artikel 38v Sr. Voor iedere keer dat verdachte niet aan deze opgelegde maatregel voldoet, zal vervangende hechtenis voor de duur van één maand worden toegepast, zulks met een maximum van zes maanden. De rechtbank zal aan dit verbod een termijn van twee jaar verbinden. De rechtbank is daarbij van oordeel dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar moet zijn, nu er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen en/of zich belastend zal gedragen jegens een bepaalde persoon of bepaalde personen.

8.De schade van benadeelden

8.1
De vordering van de benadeelde partij
De volgende partijen hebben zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces:
[slachtoffer 1]verzoekt verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van
€ 2.015,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. De gevorderde schade bestaat uit € 265,00 aan materiële schade. Wegens immateriële schade wordt een bedrag van € 1.750,00 gevorderd.
[slachtoffer 5]verzoekt verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van
€ 2.104,97, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. De gevorderde schade bestaat materieel uit € 1.354,97 voor de beveiligingsapparatuur. Wegens immateriële schade wordt een bedrag van € 750,00 gevorderd.
[slachtoffer 2]verzoekt verdachte wegens immateriële schade te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van
€ 750,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van
[slachtoffer 1] , [slachtoffer 5] en [slachtoffer 2] in zijn geheel dienen te worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich wat betreft de vorderingen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 5] op het standpunt gesteld dat deze niet voor toewijzing in aanmerking komen. De gestelde materiële schade is volgens de raadsman niet rechtstreeks het gevolg van het tenlastegelegde en ook tussen de immateriële schade en het tenlastegelegde bestaat volgens hem een te onduidelijk verband. De vordering van [slachtoffer 2] dient niet-ontvankelijk te worden verklaard, nu ter zake van feit 1 vrijspraak is bepleit, aldus de raadsman.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 1]beslist de rechtbank als volgt. De rechtbank is van oordeel dat door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door de bewezenverklaarde feiten rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De rechtbank zal het gevorderde voor de immateriële schade, mede in aanmerking genomen hetgeen in gelijksoortige zaken aan immateriële schade is toegekend, deels toewijzen tot een bedrag van € 750,00, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf 11 april 2017. Ten aanzien van de onder de post materiële schade opgevoerde schade is onvoldoende komen vast te staan dat sprake is van een rechtstreeks verband met de misdrijven, terwijl door of namens verdachte dit gemotiveerd is betwist. Het in de gelegenheid stellen van de benadeelde partij om deze schadeposten alsnog nader te onderbouwen leidt tot een onevenredige belasting van de strafrechtelijke procedure, zodat de rechtbank de benadeelde partij die gelegenheid niet zal bieden. De benadeelde partij zal om die reden voor dat deel niet-ontvankelijk worden verklaard. De benadeelde partij kan de vordering in zoverre slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 5]beslist de rechtbank als volgt. De rechtbank is van oordeel dat door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door de bewezenverklaarde feiten rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De rechtbank zal het gevorderde voor de immateriële schade, mede in aanmerking genomen hetgeen in gelijksoortige zaken aan immateriële schade is toegekend, deels toewijzen tot een bedrag van 250,00, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf 4 april 2017. Ten aanzien van de onder de post materiële schade opgevoerde schade is onvoldoende komen vast te staan dat sprake is van een rechtstreeks verband met de misdrijven, terwijl door of namens verdachte dit gemotiveerd is betwist. Het in de gelegenheid stellen van de benadeelde partij om deze schadeposten alsnog nader te onderbouwen leidt tot een onevenredige belasting van de strafrechtelijke procedure, zodat de rechtbank de benadeelde partij die gelegenheid niet zal bieden. De benadeelde partij zal om die reden voor dat deel niet-ontvankelijk worden verklaard. De benadeelde partij kan de vordering in zoverre slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 2]beslist de rechtbank als volgt. De rechtbank is van oordeel dat door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door de bewezenverklaarde feiten rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De rechtbank zal het gevorderde voor de immateriële schade, mede in aanmerking genomen hetgeen in gelijksoortige zaken aan immateriële schade is toegekend, deels toewijzen tot een bedrag van 250,00, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf
4 april 2017. De benadeelde partij zal voor het overige deel niet-ontvankelijk worden verklaard. De benadeelde partij kan de vordering in zoverre slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
8.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partijen hebben verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal ter zake van de benadeelde partijen de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht (mede) aansprakelijk is voor de schade die door de feiten is toegebracht.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder parketnummer 08/730200-17 en onder parketnummer 08/042837-17 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
Onder parketnummer 08/730200-17
feit 1: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
feit 2: mishandeling, begaan tegen zijn levensgezel;
feit 3:opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander
toebehoort, vernielen;
feit 4:opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander
toebehoort, beschadigen;
feit 5:smaadschrift;
feit 6:smaadschrift;
Onder parketnummer 08/042837-17
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het hierboven bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
348 dagen;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
maatregel
- legt op de navolgende
vrijheidsbeperkende maatregelaan verdachte:
- beveelt dat verdachte op geen enkele wijze - direct noch indirect - contact opneemt en/of onderhoudt met:
[slachtoffer 1], geboren op [geboortedatum 2] 1990 in [geboorteplaats 2] ;
[slachtoffer 2], geboren op [geboortedatum 3] 1958 in [geboorteplaats 3] ;
[slachtoffer 5], geboren op [geboortedatum 4] 1958 in [geboorteplaats 4] ;
[slachtoffer 3], geboren op [geboortedatum 5] 1986 in [geboorteplaats 5] en haar zoontje;
- bepaalt dat deze maatregel geldt voor de duur van twee jaren;
- bepaalt dat voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, vervangende hechtenis voor de duur van één maand wordt toegepast, met een maximum van zes maanden;
-
beveelt dat deze maatregelop grond van artikel 38v Sr
dadelijk uitvoerbaar is;
schadevergoeding
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
  • veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
  • bepaalt dat de benadeelde partij: [slachtoffer 1] , voor het overige deel niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
  • legt de
  • bepaalt dat als veroordeelde heeft voldaan aan haar verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van veroordeelde om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als veroordeelde aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
  • veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
  • bepaalt dat de benadeelde partij: [slachtoffer 5] , voor het overige deel niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
  • legt de
  • bepaalt dat als veroordeelde heeft voldaan aan haar verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van veroordeelde om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als veroordeelde aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
  • veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
  • bepaalt dat de benadeelde partij: [slachtoffer 2] , voor het overige deel niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
  • legt de
  • bepaalt dat als veroordeelde heeft voldaan aan haar verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van veroordeelde om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als veroordeelde aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
opheffing bevel voorlopige hechtenis
- heft het bevel tot voorlopige hechtenis op met ingang van 12 april 2018.
Dit bevel is afzonderlijk geminuteerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.T.C. Jordaans, voorzitter, mr. A.M. Rikken en
mr. A.M. den Dulk, rechters, in tegenwoordigheid van Z. Demir, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 12 april 2018.
Mr. Jordaans is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland met nummer PL0600-2017171763. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1. Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] van 12 april 2017, pagina’s 33 en 34, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangeefster:
Op dinsdag 11 april 2017, omstreeks 16.00 uur liep ik samen met mijn moeder in het
centrum van Almelo. Uit het niets zag ik [verdachte] op mij af komen lopen in een dreigende houding. [verdachte] liep voorover gebogen en keek mij strak aan. Ik zag dat [verdachte] zijn beide handen tot vuist gebald had. Ik hoorde [verdachte] roepen "kuthoer" en "jou moet ik hebben". Ik voelde angst vanaf het begin dat ik hem zag. (…) Ik zag dat [verdachte] uit zijn zak een mes haalde. [verdachte] klapte het mes uit. [verdachte] hield dit mes laag bij zijn heup, maar wel na voren gericht. Ik voelde mij heel angstig en dacht dit is het dan. Ik was overtuigd dat
wanneer [verdachte] de kans zou krijgen hij het mes tegen mij zou gebruiken op welke manier
dan ook.
2. Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] van 12 april 2017, pagina’s 36 en 37, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangeefster:
Op dinsdag 11 april 2017, ben ik samen met mijn dochter [slachtoffer 1] gaan winkelen in de
binnenstad van Almelo. (…) Ik zag dat [verdachte] niet zomaar aan kwam lopen. Ik kreeg de indruk dat hij ons op stond te wachten. Vervolgens zag ik dat [verdachte] gelijk naar [slachtoffer 1] liep en dat [slachtoffer 1] hierop achteruit begon te lopen. Ik hoorde onder meer dat [verdachte] tegen [slachtoffer 1] schreeuwde van "kuthoer" en “ik krijg je nog wel”. [verdachte] liep steeds heel bedreigend, met zijn armen uit elkaar. Ik zag dat [slachtoffer 1] in paniek raakte en begon te huilen. Ik was zelf ook erg bang. Ik zag namelijk dat [verdachte] telkens een mes tevoorschijn haalde en dat mes met een zwaaibeweging opende.
3. Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , van 14 april 2017, pagina 39, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van getuige:
Ik hoorde de man schreeuwen tegen de vrouwen: "jij maakt mij kapot, ik zit in een hel, wat heb je me aangedaan, Satan" en dergelijke woorden. De oudere vrouw liep langs mij heen, vroeg om de politie te bellen en riep de naam van de man die achter haar aanzat: " [verdachte] , [verdachte] ". De oudere vrouw riep: "pas op, hij is gewapend".
Ik vond de situatie erg bedreigend, zowel voor die twee vrouwen als voor ons."
4. Het proces-verbaal van de terechtzitting van 11 augustus 2017, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verdachte:
Ik heb op 11 april 2017 in Almelo tijdens die confrontatie flink lopen schelden. ik heb haar gezegd dat ze een kuthoer is, dat ze een zieke sadist is en dat ze zou krijgen wat haar toekwam. Het zou goed kunnen dat ik daarbij mijn vuisten gebald heb en in de lucht heb gericht.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland met nummer PL0600-2017171763. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland met nummer PL0600-2017097296. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.