8.2.Gelet op vorenstaande oordeelt de rechtbank dat verweerder zich terecht bevoegd heeft geacht om met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 2, van de Wabo in samenhang met artikel 4, onder 11, van bijlage II van het Bor een omgevingsvergunning te verlenen voor het afwijken van de (gebruiks)regels in het bestemmingsplan.
Deze beroepsgrond slaagt dan ook niet.
9. Van de hiervoor vermelde bevoegdheid kan ingevolge het bepaalde in artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2, van de Wabo slechts gebruik worden gemaakt indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Daarnaast geldt dat het bestuursorgaan bij zijn besluitvorming over een aanvraag als hier aan de orde, beleidsvrijheid heeft.
Dat betekent in dit geval dat verweerder de keuze heeft om zijn bevoegdheid tot afwijking van het bestemmingsplan al dan niet te gebruiken. De rechter toetst of verweerder bij afweging van de betrokken belangen in redelijkheid tot diens besluit heeft kunnen komen.
10. Eiser stelt dat verweerder in redelijkheid niet heeft kunnen concluderen dat de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening, gelet op de aspecten geluid, veiligheid en natuur.
Wat betreft het aspect geluid heeft eiser ter onderbouwing aangevoerd dat verweerder niet had kunnen volstaan met het laten opstellen van een geluidsadvies, maar een akoestisch onderzoek had moeten laten uitvoeren, waarbij de rapportage in overeenstemming met de Handleiding meten en rekenen industrielawaai 1999 (hierna: de Handleiding) had moeten zijn. Aan deze eisen wordt in deze zaak niet voldaan. Verder blijkt uit het geluidsadvies dat de units niet geschikt zijn voor het houden van een disco voor jongeren, terwijl dit wel gaat gebeuren.
Wat betreft het aspect veiligheid heeft eiser ter onderbouwing aangevoerd dat hiermee te weinig rekening is gehouden, omdat er sprake kan zijn van grote groepen jongeren op wie toezicht wordt gehouden door vrijwilligers.
Wat betreft het aspect natuur heeft eiser ter onderbouwing aangevoerd dat verweerder heeft verzuimd een quick-scan op grond van de Flora en faunawet (de rechtbank leest: Wet natuurbescherming) te laten uitvoeren. Een dergelijke quick-scan is altijd vereist bij het snoeien en kappen van bomen en struiken, ongeacht de natuurwaarde.
11. Ten aanzien van het aspect geluid overweegt de rechtbank het volgende.