ECLI:NL:RBOVE:2018:1202

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
12 april 2018
Publicatiedatum
12 april 2018
Zaaknummer
08.760222-17
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal met geweld door twee verdachten, met een mes bedreigen en lichamelijk letsel toebrengen aan slachtoffer

Op 12 april 2018 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 13 december 2017 samen met een medeverdachte een overval heeft gepleegd op een slachtoffer in zijn auto. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, met een mes in de hand, het slachtoffer heeft bedreigd en geweld heeft gebruikt, wat resulteerde in een worsteling waarbij het slachtoffer letsel opliep. De verdachte heeft uiteindelijk bekend dat hij de confrontatie met het slachtoffer zocht omdat deze met zijn vriendin had afgesproken. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal met geweld, waarbij de diefstal werd vergezeld van geweld tegen de persoon. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 12 maanden geëist, waarvan 6 maanden voorwaardelijk. De rechtbank heeft deze eis overgenomen en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan het slachtoffer voor de geleden schade, die in totaal € 1.500,-- bedraagt, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het strafbare feit.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.760222-17 (P)
Datum vonnis: 12 april 2018
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [1991] te [plaats] ,
wonende te [plaats] , [adres] ,
nu verblijvende in het Huis van Bewaring Zwolle te Zwolle.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 29 maart 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. A.E. Postma en van hetgeen door verdachte en de raadsman mr. B.C.M. Sprenger, advocaat te Amsterdam, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
op 13 december 2017 samen met een ander of anderen [slachtoffer] in zijn auto heeft
overvallen, dan wel heeft geprobeerd [slachtoffer] zwaar te mishandelen.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 13 december 2017, in de gemeente Steenwijkerland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, op/aan de openbare weg, te weten op/aan/nabij (een parkeerplaats gelegen aan) de Scholestraat en/of de Molenwal, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een (mobiele) telefoon (Samsung Galaxy S7) en/of een (auto)sleutel (behorend bij een (personen)auto met [kenteken] ), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen genoemde [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn
mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader(s):
- de (personen)auto - waarin die [slachtoffer] (op dat moment) zat - (met geweld) is/zijn binnengedrongen en/of
- (vervolgens) (daarbij) een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp op/tegen de keel/hals van die [slachtoffer] heeft/hebben (aan)gezet/(aan)gedrukt (waarbij die [slachtoffer] zich hevig moest verweren en/of (daarbij) in zijn vinger(s) is gesneden) en/of
- (vervolgens) - nadat verdachte(n) en die [slachtoffer] (na een worsteling) (samen) buiten de auto op de grond was/waren beland - bij die [slachtoffer] een (zogenaamde) nek-/hals klem heeft/hebben aangelegd (waardoor die [slachtoffer] (bijna) geen lucht meer kreeg);
althans, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, subsidiair, terzake dat
hij op of omstreeks 13 december 2017, in de gemeente Steenwijkerland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet:
- (met kracht) die [slachtoffer] (meermalen) een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp op/tegen de hals/keel heeft (aan)gezet/(aan)gedrukt (waarbij die [slachtoffer] zich hevig moest verweren en/of (daarbij) in zijn vinger(s) is gesneden) en/of
- daarmee (meermalen) (een) stekende beweging(en) in de richting van die [slachtoffer] heeft gemaakt en/of
- (vervolgens) - nadat verdachte en die [slachtoffer] (na een worsteling) (samen) buiten de auto op de grond waren beland - bij die [slachtoffer] een (zogenaamde) nek-/hals klem heeft aangelegd (waardoor die [slachtoffer] (bijna) geen lucht meer kreeg), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Inleiding
Op 14 december 2017 heeft [slachtoffer] aangifte gedaan dat hij op 13 december 2017 in zijn auto is overvallen door twee mannen, waarvan één man in het bezit was van een mes. De persoon met het mes kwam in de auto, waarna een worsteling ontstond en beide mannen naar buiten vielen. Het lukte aangever om zich los te maken uit de greep en te vluchten. Aangever herkende hierop de twee mannen als verdachte en [medeverdachte] . Toen aangever vluchtte, zag hij dat verdachte zijn (aangevers) mobiele telefoon uit de auto pakte. Hierop renden beide mannen in de richting van de Onnestraat. Toen aangever bij zijn auto kwam, bleek ook zijn autosleutel weg te zijn.
Verdachte heeft aanvankelijk bij de politie steeds ontkend, maar heeft uiteindelijk bekend dat hij op 13 december 2017 samen met [medeverdachte] aangever [slachtoffer] heeft opgezocht om hem te bedreigen. Verdachte heeft verklaard dat hij een mes had meegenomen en dat hij aangever bang wilde maken, omdat aangever met zijn vriendin [X] had afgesproken. Verdachte heeft verklaard dat medeverdachte [medeverdachte] de telefoon van aangever heeft meegenomen.
[medeverdachte] heeft zich beroepen op zijn zwijgrecht.
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld voor het
primair ten laste gelegde – diefstal met geweld in vereniging.
Kort gezegd heeft de officier van justitie aangevoerd dat op grond van de aangifte van [slachtoffer] , de letselrapportage van [slachtoffer] , het proces-verbaal van bevindingen over de WhatsApp-gesprekken tussen verdachte en [A] en de eigen verklaring van verdachte een bewezenverklaring kan volgen voor het primair ten laste gelegde. Verdachte is samen met medeverdachte [medeverdachte] naar [slachtoffer] gegaan onder medebrenging van een mes. Verdachte heeft hiermee aangever [slachtoffer] bedreigd. Tevens zijn spullen van aangever weggenomen, zodat verdachte – in het licht van voormelde WhatsApp-gesprekken – het opzet heeft gehad van wederrechtelijke toe-eigening van de mobiele telefoon en de autosleutel van aangever [slachtoffer] .
4.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft zich – overeenkomstig een aan de rechtbank overgelegde schriftelijke pleitnota – ten aanzien van het primair ten laste gelegde op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken. Verdachte heeft weliswaar bekend dat hij samen met [medeverdachte] de confrontatie met aangever [slachtoffer] heeft opgezocht, maar dat was om [slachtoffer] te bedreigen en niet omdat verdachte het oogmerk op de wederrechtelijke toe-eigening van goederen heeft gehad.
De raadsman heeft ten aanzien van de bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde – poging tot zware mishandeling – geen opmerkingen gemaakt.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het primair tenlastegelegde feit heeft begaan.
De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
In het dossier zit de aangifte van [slachtoffer] die heeft verklaard dat hij op 13 december 2017 omstreeks 22.50 uur in zijn auto op de parkeerplaats van de COOP supermarkt in Steenwijk stond te wachten toen hij twee mannen – naar later bleek verdachte en [medeverdachte] – in zijn richting zag komen. Eén van de mannen, de rechtbank begrijpt verdachte, trok het bestuurdersportier open en drong met kracht de auto in, waarop aangever voelde dat een mes op zijn keel werd gezet. Aangever verzette zich hierop en heeft geprobeerd de arm van de man bij zijn hals vandaan te halen, waarbij aangever [slachtoffer] het mes bij het lemmet vasthield en in zijn vinger werd gesneden. Vervolgens heeft aangever zich in de auto dusdanig verzet dat hij samen met verdachte buiten de auto is gevallen. Verdachte heeft hierop zijn arm om de keel van aangever gedaan en deze met kracht samengeknepen waardoor aangever geen adem meer kon halen. Aangever is vervolgens gevlucht en heeft gezien dat verdachte zijn mobiele telefoon uit de auto pakte. Later bleek eveneens de autosleutel te zijn verdwenen. De rechtbank is van oordeel dat de aangifte ten aanzien van het gebruikte geweld wordt ondersteund door de letselverklaring van [slachtoffer] , waaruit is gebleken dat hij een 5 centimeter lange, ondiepe kraswond voor in de hals had.
Verdachte heeft uiteindelijk bekend dat hij op 13 december 2017 samen met [medeverdachte] onder medebrenging van een mes naar [slachtoffer] is gegaan, waarbij verdachte de auto van [slachtoffer] is binnengedrongen en een worsteling heeft plaatsgevonden. Verdachte heeft verklaard dat hij aangever alleen wilde aanspreken en bedreigen, omdat aangever had afgesproken met de vriendin van verdachte. Verdachte heeft verklaard dat het niet zijn bedoeling was om goederen van aangever te stelen, derhalve dat hij niet het oogmerk had op de wederrechtelijke toe-eigening van goederen. De rechtbank acht dit laatste niet geloofwaardig. Een en ander strookt immers niet met de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen en de feitelijke gang van zaken zoals die op 13 december 2017 heeft plaatsgevonden.
Zo bevindt zich in het dossier een getuigenverklaring van [A] en een proces-verbaal van bevindingen waarin staat gerelateerd dat op 13 december 2017 om 21.18 uur – en derhalve kort voor de confrontatie – verdachte een WhatsApp-bericht heeft gestuurd naar [A] met de tekst “Pakken we die [slachtoffer] alles af” en “Delen we de shit”. Vervolgens is gebleken dat [A] het telefoonnummer van [medeverdachte] naar verdachte heeft gestuurd, omdat [medeverdachte] altijd wel mee zou willen als er geld te verdienen valt. De rechtbank is van oordeel dat uit de door verdachte verstuurde WhatsApp-berichten en de getuigenverklaring van [A] is gebleken dat verdachte voorafgaand aan de confrontatie met aangever reeds de intentie had om goederen van [slachtoffer] af te pakken en te verdelen met degene die met verdachte zou meegaan. Vervolgens is verdachte samen met [medeverdachte] naar aangever [slachtoffer] gegaan en is gebleken dat de mobiele telefoon en de autosleutel van aangever daadwerkelijk door verdachte en zijn medeverdachte zijn weggenomen. Verdachte en zijn medeverdachte hebben de mobiele telefoon en de autosleutel van aangever uit de auto weggenomen en zijn hierover naar het oordeel van de rechtbank als heer en meester gaan beschikken. Dat verdachte heeft verklaard dat hij deze bedoeling niet had, staat aan een bewezenverklaring van de diefstal niet in de weg.
De rechtbank weegt tevens mee in haar overweging dat de verklaring van verdachte dat hij aangever alleen heeft willen bedreigen niet wordt ondersteund door enig bewijsmiddel in het dossier. Zowel uit de aangifte alsook uit de eigen verklaring van verdachte is immers gebleken dat verdachte zich niet bekend heeft gemaakt richting aangever en evenmin iets heeft geroepen dat erop zou kunnen duiden dat hij aangever ‘slechts’ duidelijk heeft willen maken dat hij niet meer mocht afspreken met de vriendin van verdachte.
Op grond van voornoemde bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat gelet op de door verdachte en medeverdachte gepleegde feitelijkheden – het gezamenlijk naar aangever [slachtoffer] toegaan, waarbij verdachte een mes tegen de hals van aangever [slachtoffer] heeft gehouden en een worsteling is ontstaan en verdachte en de medeverdachte de mobiele telefoon en de autosleutel van aangever hebben meegenomen – sprake is geweest van een zodanig nauwe en bewuste samenwerking dat dit handelen moet worden aangemerkt als medeplegen.
De rechtbank is gelet op het hiervoor overwogene dan ook van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich op 13 december 2017 samen met een ander heeft schuldig gemaakt aan diefstal met geweld.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat:
primair
hij op 13 december 2017, in de gemeente Steenwijkerland, tezamen en in vereniging met een ander, op/aan de openbare weg, te weten op/aan/nabij (een parkeerplaats gelegen aan) de Scholestraat en de Molenwal, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een (mobiele) telefoon (Samsung Galaxy S7) en een (auto)sleutel (behorend bij een (personen)auto met [kenteken] ), toebehorende aan [slachtoffer] , welke diefstal werd vergezeld van geweld tegen genoemde [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld hierin bestond dat verdachte:
- de (personen)auto - waarin die [slachtoffer] (op dat moment) zat - (met geweld) is binnengedrongen en
- (vervolgens) (daarbij) een mes, op/tegen de keel/hals van die [slachtoffer] heeft (aan)gezet/(aan)gedrukt (waarbij die [slachtoffer] zich hevig moest verweren en (daarbij) in zijn vinger(s) is gesneden) en
- (vervolgens) - nadat verdachte en die [slachtoffer] (na een worsteling) (samen) buiten de auto op de grond waren beland - bij die [slachtoffer] een (zogenaamde) nek-/hals klem heeft aangelegd (waardoor die [slachtoffer] (bijna) geen lucht meer kreeg).
De rechtbank heeft de in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder primair meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 312 Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
primair:
het misdrijf:
Diefstal, vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar met aftrek van het voorarrest.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat de strafeis van de officier van justitie te hoog is en heeft de rechtbank verzocht aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen die gelijk is aan de tijd die verdachte reeds heeft doorgebracht in voorlopige hechtenis. De raadsman heeft voorts verzocht om daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan een diefstal met geweld. De rechtbank rekent het de verdachte met name aan dat hij met het oog op geldelijk gewin en zonder zich daarbij enige rekenschap te geven van de gevolgen van zijn handelen voor het slachtoffer samen met een medeverdachte is overgegaan tot het plegen van een diefstal met geweld uit een auto, waarbij het slachtoffer in een zeer beangstigende situatie is gebracht en tevens fysiek letsel heeft opgelopen. Dergelijke feiten hebben niet alleen een grote impact op het slachtoffer maar veroorzaken eveneens grote maatschappelijke onrust. Het mag als een feit van algemene bekendheid worden verondersteld dat slachtoffers van dergelijke misdrijven te kampen kunnen krijgen met psychische problemen, waardoor zij in hun (dagelijks) functioneren kunnen worden belemmerd. Dit is ook gebleken uit de schriftelijke slachtofferverklaring van [slachtoffer] die ter terechtzitting is voorgelezen. De rechtbank neemt dit verdachte kwalijk.
De rechtbank heeft voorts kennisgenomen van:
  • een Pro Justitia rapport d.d. 1 maart 2018, opgemaakt door N. van der Weegen, GZ-psycholoog;
  • het reclasseringsadvies van Reclassering Nederland d.d. 26 maart 2018, opgemaakt door M. Tupamahu en
  • een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d. 27 februari 2018.
Uit het Pro Justitia rapport d.d. 1 maart 2018 komt naar voren dat verdachte niet lijdt aan een ziekelijke stoornis en/of gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens, zodat verdachte volledig toerekeningsvatbaar kan worden verklaard. Voorts is gebleken dat verdachte beschikt over een adequaat functionerend geweten en dat hij niet eerder agressief is geweest en dat hij voorts geen gewelddadige opvattingen heeft. Daarnaast heeft verdachte een dagbesteding, een vriendin en heeft hij een goed contact met zijn ouders en broers. Volgens de psycholoog is bij verdachte geen sprake van een stoornisgerelateerd recidiverisico en wordt daarom geen behandeling of interventie geadviseerd.
Uit het advies van de Reclassering van 2 januari 2018 is gebleken dat verdachte niet eerder is veroordeeld wegens een agressiedelict en dat geen sprake van een delictpatroon. Gebleken is dat verdachte is afgekeurd door het UWV en een Wajong-uitkering ontvangt en dat hij door de huidige detentie zijn huurwoning heeft moeten opzeggen. Als verdachte weer uit detentie komt, kan hij bij zijn broer gaan wonen. Er zijn bij verdachte voorts geen aanwijzingen voor problemen op het gebied van alcohol- en/of drugsgebruik. Uit het rapport is voorts gebleken dat verdachte wordt begeleid door Frion, een instantie die begeleiding biedt aan mensen met een verstandelijke beperking. De reclassering heeft geen aanwijzingen gevonden dat verdachte verdere behandeling of begeleiding binnen een forensisch kader nodig heeft. Verdachte is immers gemotiveerd voor verdere begeleiding na detentie en er is een steunend netwerk, zodat geen oplegging van bijzondere voorwaarden wordt geadviseerd, maar een (forse) voorwaardelijke gevangenisstraf als stok achter de deur.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de straf de geldende oriëntatiepunten van het Landelijk overleg vakinhoud strafrecht (LOVS) als uitgangspunt genomen. Voor een straatroof met licht geweld of verbale bedreiging wordt in beginsel 6 maanden gevangenisstraf passend, waarbij als strafverhogende omstandigheden de omvang/aard van het letsel en het soort wapen worden genoemd. Verdachte heeft samen met een ander een persoon in een auto overvallen, waarbij verdachte een mes op de hals/keel van het slachtoffer heeft gedrukt en het slachtoffer in een wurggreep heeft gehouden.
Alles afwegende acht de rechtbank in dit geval – de door de officier van justitie gevorderde eis – tot oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar met aftrek van het voorarrest – passend en geboden.
De rechtbank heeft tot slot rekening gehouden met de omstandigheid dat verdachte, na het plegen van het onderhavige strafbare feit, is veroordeeld tot twee strafbeschikkingen voor het rijden zonder rijbewijs, zodat artikel 63 Sr van toepassing is.
7.4
De inbeslaggenomen voorwerpen
De officier van justitie heeft ten aanzien van het in beslag genomen goed op de beslaglijst vermeld onder de nummer 1, een klapmes, kleur bruin, voorzien van stootplaten primair gevorderd dat het beslag op dit goed moet worden gehandhaafd ten behoeve van waarheidsvinding in het strafrechtelijk onderzoek naar de medeverdachte.
De officier van justitie heeft subsidiair gevorderd dat het mes moet worden onttrokken aan het verkeer.
De officier van justitie heeft ten aanzien van het in beslag genomen goed, te weten de mobiele telefoon van verdachte, die niet staat vermeld op een beslaglijst, gevorderd dat deze kan worden teruggegeven aan verdachte.
De raadsman van verdachte heeft zich ten aanzien van de in beslaggenomen goederen op het standpunt gesteld dat de in beslag genomen goederen kunnen worden teruggegeven aan verdachte.
De rechtbank is van oordeel dat het op de beslaglijst vermelde goed, het klapmes, moet worden onttrokken aan het verkeer, aangezien met met behulp van dit voorwerp het feit is begaan of voorbereid en zij van zodanige aard is, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.
De rechtbank zal de teruggave gelasten van het aan hem toebehorende goed, de mobiele telefoon van verdachte, dat niet staat vermeld op de beslaglijst, aangezien deze niet vatbaar is voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en het belang van strafvordering zich niet tegen teruggave verzet.

8.De schade van benadeelden

8.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer] , heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van
€ 2.136,10 (tweeduizendhonderdzesendertig euro en tien cent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
jas: € 150,--;
werkblouse: € 35,--;
broek: € 80,--;
snee in autodak: € 200,--;
autosleutel: € 21,55;
beschermhoes: € 20,--;
ledenpas: € 10,--;
gemiste uren:
€ 119,55.
Totale materiële schade: € 636,10.
Wegens immateriële schade wordt een bedrag van € 1.500,-- gevorderd.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] wordt toegewezen tot een totaalbedrag van € 1.500,-- te weten € 500,-- aan materiële schade en € 1.000,-- aan immateriële schade, hoofdelijk, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel tot voornoemd totaalbedrag.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij ten aanzien van de materiële schade (de onderdelen a, b, c, d, f en h) tot een bedrag van € 604,55 niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat deze schade niet dan wel onvoldoende is onderbouwd en het nogmaals in de gelegenheid stellen om de vordering nader te onderbouwen leidt tot een onevenredige belasting van het strafgeding. De vordering betreffende de onderdelen e en g (totaal € 31,55) moet worden afgewezen, dan wel niet-ontvankelijk moet worden verklaard, wegens gebrek aan onderbouwing en causaliteit.
De raadsman heeft ten aanzien van de immateriële kosten aangevoerd dat deze niet- ontvankelijk moeten worden verklaard, nu zowel het gestelde fysieke letsel als de gestelde psychische gevolgen niet, dan wel niet voldoende, zijn onderbouwd.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het primair bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De opgevoerde schadeposten zijn onvoldoende betwist en voldoende onderbouwd en aannemelijk, in zoverre dat de rechtbank de schade heeft begroot op, en derhalve het gevorderde deels zal toewijzen tot, een bedrag van € 500,-- te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd.
De vordering ten aanzien van de gevorderde immateriële schade is betwist in die zin dat door de verdediging is betoogd dat het fysieke letsel en de psychische gevolgen niet zijn onderbouwd. Gezien de ernst van de gevolgen van het strafbare feit is de rechtbank echter van oordeel dat het slachtoffer schadevergoeding toekomt wegens aantasting in de persoon. Gelet hierop zal de rechtbank naar billijkheid oordelend de gevorderde immateriële schade toewijzen tot een bedrag van € 1.000,--.
De rechtbank zal het materieel en immaterieel gevorderde daarom toewijzen tot een bedrag van in totaal € 1.500,-- (€ 500,-- plus € 1.000,--) te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd en de vordering voor het meer gevorderde niet-ontvankelijk verklaren. Daarnaast zal de rechtbank verdachte veroordelen tot betaling van de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt of zal maken voor rechtsbijstand en de executie van dit vonnis.
8.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht (mede) aansprakelijk is voor de schade die door het feit is toegebracht.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36b, 36c, 36f en 63 Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
  • verklaart bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
  • verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder primair meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
s
trafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder primair bewezenverklaarde;
straf
  • veroordeelt verdachte tot een
  • bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
  • kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte voor het einde van de
  • stelt als
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;

schadevergoeding

  • bepaalt dat de benadeelde partij: [slachtoffer] voor een deel van € 636,10 niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van een bedrag van
  • veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
  • legt de
  • bepaalt dat als verdachte en/of een mededader heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte en/of een mededader aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen.
opheffing bevel voorlopige hechtenis
- heft het bevel tot voorlopige hechtenis op met ingang van de dag dat het voorarrest gelijk wordt aan de opgelegde onvoorwaardelijke straf.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Aksu, voorzitter, mr. R.M. van Vuure en mr. W. Foppen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. van Nassau, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 12 april 2018.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie Eenheid Oost-Nederland, district IJsselland, met registratienummer PL0600-2017572146. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] d.d. 14 december 2017 [1] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangever [slachtoffer] :
(..) Ik woon in Steenwijk en hier had ik afgesproken met [X] . (..) Ik ben met mijn personenauto, merk Toyota, type Starlet, kleur zwart, voorzien van het [kenteken] naar Steenwijk gereden. Ik was alleen en heb mijn auto op woensdag 13 december 2Ol7 omstreeks 22:50 uur geparkeerd in een van de parkeervakken aan de achterzijde van de COOP supermarkt in de omgeving van de Scholestraat en de Molenwal.(..) Ik zag dat er twee mannen in de richting van mijn auto kwamen gelopen. Deze mannen waren toen ik ze zag al bijna naast mijn auto. Ik zag dat een (1) van de mannen het bestuurdersportier van mijn auto open trok. Ik zag en voelde dat de man direct mijn auto binnen drong en met kracht tegen mij aan drukte. Ik zag dat de man een mes in een van zijn handen had. (..) Ik voelde en zag dat de man het mes wat hij vast hield tegen mijn hals aan zette terwijl hij het mes met kracht in mijn richting drukte. (..) Ik heb met al mijn kracht geprobeerd om de arm van de man bij mijn hals vandaan te halen. Ik was bang dat de man mijn keel zou doorsnijden met het mes. Ik voelde dat de man kracht bleef zetten en ik probeerde mij te verweren. Ik voelde op een gegeven moment het mes in mijn vinger snijden. Ik had het mes vast bij het lemmet en was bang dat ik mijn handen verder open zou halen bij het wegdrukken van het mes. Ik heb een op een gegeven moment zoveel kracht gezet met mijn hele lichaam in tegengestelde richting van de richting waarin de man mij duwde dat ik samen met de man uit de auto viel. Ik viel direct op de straat en de man kwam naast mij te liggen. Ik zag en voelde dat de man zijn arm om mijn hals heen sloeg en deze met kracht samen kneep. Ik voelde dat ik hierdoor geen adem meer kon halen. (..) Tijdens de worsteling herkende ik de mannen. Ik weet dat een van de mannen is genaamd [verdachte] en de andere is genaamd [medeverdachte] . [verdachte] is degene die het mes vast hield en geweld tegen mij gebruikte.(..) Toen ik los was, zag ik dat [verdachte] mijn mobiele telefoon uit mijn auto pakte.(..) Bij mijn auto aangekomen zag ik dat de sleutel van mijn auto was weggenomen.(..) [verdachte] en [medeverdachte] hebben niets gezegd tijdens het hele voorval.
Een letselrapportage van GGD IJsselland d.d. 15 december 2017 [2] voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
(..) Naam: [achternaam]
Voornamen: [voornaam] (..)
Letselbeschrijving:(..)
Hals:BE geeft aan dat hij pijn heeft aan het strottenhoofd en aan voorzijde hals
4/ rode vaag begrensde huidverkleuring aan voorzijde en links in de hals
5/ schuin verlopende cab 5 cm lange ondiepe kraswond voor in de hals
(4 en 5 veroorzaakt door direct inwerkend knellend en krassend geweld)
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 21 december 2017 [3] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, het relaas van verbalisant of één van hunner:
(..) Op dinsdag 19 december 2017 is de telefoon van [verdachte] uitgelezen (..)
Op 13 december 2017 om 20.44 heeft het nummer 06- [xxxx] gebeld naar de telefoon van [verdachte] 06- [yyyy] .
Na onderzoek is gebleken dat het 06 nummer die na de telefoon van [verdachte] heeft gebeld, te zijn van [A] nummer 06- [xxxx] .
Om 21.17 uur heeft [verdachte] contact opgenomen via Whats App met [A] op het hierboven genoemde nummer.
Om 21.18 stuurt [verdachte] naar [A] “Pakken we die [slachtoffer] alles af” en “Delen we de shit”
Om 21.25 stuurt [verdachte] naar [A] “Jo”
Om 21.30 stuurt [verdachte] naar [A] “Wou je mee of niet? Ander ga ik alleen”
Hierop reageert [A] “haha”
Waarop [verdachte] antwoordt “ja toch”
Om 21.36 stuurt [A] de contactgegevens van [medeverdachte] naar [verdachte] .
Een proces-verbaal van verhoor van verdachte [A] d.d. 18 januari 2018 [4] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [A] :
(..) Ik weet dat de vriendin van [verdachte] , [X] problemen had met [slachtoffer] . Hij stuurde haar altijd berichtjes. (..) Op een gegeven moment heeft zij het aan [verdachte] verteld en die werd er kwaad om. [verdachte] was onder invloed van alcohol en drugs toen [X] het vertelde. [X] heeft het hem de dertiende december verteld de dag van de diefstal. Ik was daarbij. [verdachte] werd dus kwaad en wilde de spullen van [slachtoffer] afpakken en hem klappen geven. Dat heeft hij mij verteld en ook gestuurd via de WhatsApp.(..)
(V: ik heb begrepen dat jij de avond/nacht van 13 op 14 december 2017 nog in de woning van [verdachte] bent geweest, wat heb jij daar gedaan?)[X] wilde niet opendoen en ik wilde weten waar [verdachte] en [medeverdachte] waren. [X] was een beetje overstuur en toen dacht ik al dat [verdachte] was aangehouden.(..)
(V: Heeft [medeverdachte] nog wat over spullen gezegd?)Ja, hij had de sleutel bij zich en die heeft hij [X] gegeven Het was volgens mij een autosleutel.(..)
(V: [verdachte] stuurt jou “Dan pakken wij die [slachtoffer] alles af”. Wat wordt hiermee bedoeld?)
Ja, hij wilde spullen afpakken en dat wilde hij dan delen met mij.(..)
(V: Wat wilde [verdachte] doen bij [slachtoffer] ?)
Hij wou hem klappen geven en spullen afpakken.(..)
(V: Waarom stuur je [verdachte] het nummer van [medeverdachte] ?)Ik dacht dat [medeverdachte] wel mee zou willen die vind dat altijd wel leuk. Als [medeverdachte] geld er mee kan verdienen dan wil hij wel mee. (..)
(V: Weet je ook wat voor spullen ze uiteindelijk hebben meegenomen?)Ik weet alleen de sleutel die [medeverdachte] bij zich had.
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 14 december 2017 [5] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, het relaas van verbalisant of één van hunner:
(..) Op 14 december 2017 om 11:38 uur (..) verscheen [Y] aan de balie.(..) Ik zag dat mevrouw een Samsung Galaxy S7 aan mij liet zien.(..) Zij verklaarde mij dat ze dit toestel had gevonden in het park “Rams Woerthe”. [Y] verklaarde dat zij deze zag liggen op een bankje in het park.
Een proces-verbaal van verhoor van [getuige] d.d. 15 februari 2018 [6] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [getuige] :
(..) [X] belde mij op en was redelijk overstuur. Ik ben naar haar toe gegaan zodat ze haar verhaal bij mij kon doen. Ik zat op de bank bij [X] . (..) Ik heb toen het kussen opgetild en de aansteker gepakt, maar ik zag ook een autosleutel liggen. (..) [X] zei toen dat het de autosleutel van [slachtoffer] was en [X] zei ook dat “ [medeverdachte] ” de autosleutel daar waarschijnlijk had neergelegd.
Een proces-verbaal van verhoor van verdachte in strafraadkamer d.d. 27 december 2017 [7] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verdachte :
Ik wilde aangever puur aanspreken. Ik had wel een mes bij me en dat pakte aangever vast. Daarna zijn we in een worsteling gekomen. Mijn mededader heeft zijn telefoon afgepakt.
De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 29 maart 2018 [8] :
Het klopt dat ik op 13 december 2017 samen met [medeverdachte] naar [slachtoffer] ben gegaan. [slachtoffer] had een afspraak gemaakt met mijn vriendin [X] . Ik heb hem bij de keel vastgehouden en ik had een mes in mijn linkerhand. [slachtoffer] heeft naar het lemmet gepakt en toen ontstond een worsteling en zijn we samen uit de auto gevallen.
Ik had van [A] het telefoonnummer van [medeverdachte] gekregen. Ik heb [medeverdachte] toen gebeld en hem gevraagd of hij met mij mee wilde gaan. Het was dom van mij om een mes mee te nemen. Voor ik het wist had ik het mes in mijn handen en heb ik het gebruikt. Ik was die avond overspoeld door emoties en heb niets gezegd, omdat ik dicht sloeg.

Voetnoten

1.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] d.d. 14 december 2017, pag. 13 t/m 15.
2.Letselrapportage van GGD IJsselland d.d. 13 december 2017, opgemaakt door forensisch arts S.J.Th. van Kuijk, pag. 27 en 28.
3.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 21 december 2017, pag. 45.
4.Proces-verbaal van verhoor van verdachte [A] d.d. 18 januari 2018 , pag. 138 en 139.
5.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 14 december 2017, pag. 44.
6.Proces-verbaal van verhoor van [getuige] d.d. 15 februari 2018 , pag. 42 en 43.
7.Proces-verbaal van verhoor van verdachte in strafraadkamer d.d. 27 december 2017, losbladig.
8.Verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 29 maart 2018.