ECLI:NL:RBOVE:2018:118

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
16 januari 2018
Publicatiedatum
16 januari 2018
Zaaknummer
6239583 \ CV EXPL 17-4909
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van parkeerkosten en schadevergoeding na 'treintje rijden' in parkeergarage

In deze zaak vorderde Q-Park Operations Netherlands II B.V. van de gedaagde een bedrag van € 386,40, bestaande uit een tarief voor een verloren parkeerkaart van € 36,- en een aanvullende schadevergoeding van € 300,-. De gedaagde had op 15 augustus 2016 gebruik gemaakt van de parkeergarage De Brink te Hengelo en was bij het verlaten van de garage schuldig aan het zogenaamde 'treintje rijden', waarbij zij zonder te betalen de slagboom passeerde door achter haar voorganger aan te rijden. Q-Park stelde dat de gedaagde op basis van de algemene voorwaarden aansprakelijk was voor deze kosten.

De gedaagde voerde verweer aan, stellende dat zij geen andere keuze had dan 'treintje te rijden' omdat zij geen pinpas bij zich had om het verschuldigde parkeergeld te betalen. Zij had contact gehad met een medewerker van Q-Park via de intercom, maar deze had geen hulp geboden. De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde onvoldoende bewijs had geleverd voor haar stellingen en dat de algemene voorwaarden van Q-Park van toepassing waren. De kantonrechter concludeerde dat de vorderingen van Q-Park terecht waren en dat de bedragen niet onredelijk waren vanuit consumentenrechtelijk oogpunt.

Het vonnis, uitgesproken door kantonrechter A.M.S. Kuipers, leidde tot de veroordeling van de gedaagde tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten. De kantonrechter wees ook de vordering tot buitengerechtelijke kosten toe, aangezien deze in overeenstemming waren met de geldende regelgeving. De gedaagde werd verder veroordeeld in de proceskosten, inclusief nakosten, en het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Enschede
Zaaknummer: 6239583 \ CV EXPL 17-4909
Vonnis van 16 januari 2018
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Q-PARK OPERATIONS NETHERLANDS II B.V.,
statutair gevestigd en kantoorhoudende te Maastricht,
eisende partij, hierna te noemen Q-Park,
gemachtigde: mr. Ch.F.P.M. Spreksel te Maastricht,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij, hierna te noemen [gedaagde] ,
gemachtigde: de heer [X] .

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 9 augustus 2017 met producties,
- de conclusie van antwoord van 29 augustus 2017 met producties,
- de conclusie van repliek en (voor zover nodig) houdende conclusie van antwoord in
reconventie van 26 september 2017 waarbij een dvd met beeldmateriaal is overgelegd,
- de conclusie van dupliek van 24 oktober 2017,
- de aanvullende conclusie van dupliek van 3 november 2017 met één productie,
- de akte van Q-Park van 19 december 2017.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Het geschil

2.1.
De vordering
Q-Park vordert [gedaagde] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, te veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan haar te betalen een bedrag van € 386,40, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van pleging, althans van verzuim, althans vanaf een andere door de kantonrechter in goede justitie te bepalen datum, tot aan de dag der algehele voldoening, met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van de proces- en nakosten, vermeerderd met de wettelijke rente over die kosten.
2.2.
Aan die vordering heeft Q-Park -samengevat - ten grondslag gelegd dat [gedaagde] op 15 augustus 2016 te 17:29 uur met haar voertuig (een Opel Astra met [kenteken] ) gebruik heeft gemaakt van de aan Q-Park toebehorende parkeergarage De Brink te Hengelo en zich toen bij het verlaten daarvan schuldig heeft gemaakt aan het zogenaamde “treintje rijden”, dat wil zeggen dat zij heel kort achter haar voorganger is gaan staan of gaan rijden om zo zonder te betalen de parkeergarage te (kunnen) verlaten, door gebruik te maken van de ten behoeve van haar voorganger nog openstaande slagboom. Op grond van de toepasselijke algemene voorwaarden is [gedaagde] hierdoor aan Q-Park het tarief van een verloren kaart ad € 36,- en een bedrag van € 300,- als aanvullende schadevergoeding verschuldigd. Naast de hoofdsom ad € 336,- en de wettelijke rente daarover maakt Q-Park aanspraak op een bedrag van € 50,40 aan buitengerechtelijke kosten.
2.3.
Het verweer
[gedaagde] heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Zij erkent “treintje te hebben gereden”, maar stelt dat zij geen andere keus had. [gedaagde] moest € 1,- parkeergeld betalen en dat kon alleen via een pinpas die zij niet bij zich had. Via de intercom heeft zij contact gehad met een medewerker van Q-Park die aangaf dat het niet kunnen betalen haar probleem was. [gedaagde] stelt alles te hebben geprobeerd om te betalen. Toen niets lukte, heeft zij ten einde raad de politie gebeld, die haar heeft geadviseerd om “treintje te rijden”. [gedaagde] kreeg de slagboom op het dak van haar auto waardoor voor een bedrag van € 462,80 schade is ontstaan.

3.De beoordeling

3.1.
Q-Park verwijt [gedaagde] dat zij zich schuldig heeft gemaakt aan overtreding van artikel 5.9 en/of 6.3 van haar algemene voorwaarden, waarbij artikel 6.5 mede van belang is. De betreffende artikelen luiden:
“Artikel 5.9: ‘De parkeerder en zijn voertuig dienen de parkeerfaciliteit uitsluitend te verlaten met gebruikmaking van een geldig, door Q-Park geaccepteerd parkeerbewijs of middel. Het zonder gebruikmaking van een geldig door Q-Park geaccepteerd parkeerbewijs of middel verlaten van de parkeerfaciliteit is onder geen beding toegestaan. De parkeerder is in dat geval het door Q-Park voor de betreffende parkeerfaciliteit vastgestelde tarief “verloren kaart” verschuldigd (afhankelijk van de parkeerfaciliteit bedraagt dit éénmaal, tweemaal of driemaal het geldende dagtarief vermeerderd met een bedrag aan aanvullende schadevergoeding ad € 300,- en zulks onverminderd de rechten van Q-Park tot het vorderen van overige daadwerkelijk geleden (gevolg-)schade. Het hiervoor genoemde tarief “verloren kaart” laat onverlet het recht van Q-Park om de parkeerder de werkelijke parkeerkosten in rekening te brengen mochten die hoger zijn dan het tarief “verloren kaart”.
Artikel 6.3: ‘Het zonder voorafgaande betaling van het verschuldigde parkeergeld met het voertuig verlaten van de parkeerfaciliteit, bijvoorbeeld door middel van het zogenoemde “treintje rijden” waarbij de parkeerder direct achter zijn voorganger onder de slagboom doorrijdt, is onder geen beding toegestaan. De parkeerder is in dat geval het door Q-Park voor de betreffende parkeerfaciliteit vastgestelde tarief “verloren kaart” verschuldigd (afhankelijk van de parkeerfaciliteit bedraagt dit éénmaal, tweemaal of driemaal het geldende dagtarief, vermeerderd met een bedrag aan aanvullende schadevergoeding ad
€ 300,- en zulks onverminderd de rechten van Q-Park tot het vorderen van overige daadwerkelijk geleden (gevolg-)schade. Het hiervoor genoemde tarief “verloren kaart” laat onverlet het recht van Q-Park om de parkeerder de werkelijke parkeerkosten in rekening te brengen mochten die hoger zijn dan het tarief “verloren kaart”.’
Artikel 6.5: ‘In geval van verlies of het ontbreken van het parkeerbewijs, is de parkeerder het door Q-Park voor de betreffende parkeerfaciliteit vastgestelde tarief “verloren kaart” verschuldigd (afhankelijk van de parkeerfaciliteit bedraagt dit éénmaal, tweemaal of driemaal het geldende dagtarief). De parkeerder dient dit bedrag vóór het verlaten van de parkeerfaciliteit te voldoen. Het hiervoor genoemde tarief “verloren kaart” laat onverlet het recht van Q-Park om de parkeerder de werkelijke parkeerkosten in rekening te brengen mochten die hoger zijn dan het tarief “verloren kaart”.”
3.2.
Niet in geschil is dat [gedaagde] zich bij het verlaten van de parkeergarage op
15 augustus 2016 schuldig heeft gemaakt aan “treintje rijden” en dat de algemene voorwaarden van Q-Park van toepassing zijn. De vraag die voorligt is of het “treintje rijden” aan het handelen dan wel nalaten van Q-Park te wijten is, omdat het parkeergeld alleen met een pinpas betaald kon worden en Q-Park geen assistentie wilde verlenen toen bleek dat [gedaagde] geen pinpas bij zich had. De kantonrechter is van oordeel dat dit niet het geval is. Naar de onderbouwde stelling van Q-Park kan er wel degelijk op andere wijze dan via een pinpas betaald worden. Q-Park heeft als productie 2 bij de dagvaarding een foto van het informatiebord bij de ingang van parkeergarage De Brink overgelegd waarop elf betaalmiddelen staan, waaronder contant geld, wat [gedaagde] de bewuste dag wel op zak stelt te hebben gehad. Als eerste reactie op de klacht die de gemachtigde en tevens zoon van [gedaagde] na het “treintje rijden” op 15 augustus 2016 op Facebook heeft geplaatst, meldt
Q-Park ook dat contant betalen mogelijk is in parkeergarage De Brink (producties bij conclusie van antwoord).
3.3.
Q-Park heeft de stelling van [gedaagde] , dat zij gebeld heeft met de intercom van
Q-Park voor hulp, betwist. Deze stelling is door [gedaagde] niet onderbouwd. Evenmin heeft [gedaagde] haar stelling onderbouwd dat zij op 15 augustus 2016 de politie heeft gebeld, wat [gedaagde] op eenvoudige wijze had kunnen doen door haar belgeschiedenis in het geding te brengen. Hiermee had zij haar lezing van wat er de bewuste dag in de parkeergarage is voorgevallen kunnen staven.
3.4.
[gedaagde] verzoekt de kantonrechter om aan Q-Park op te dragen om via camerabeelden te bewijzen dat [gedaagde] gebeld heeft met de intercom. Naar het oordeel van de kantonrechter moet het verweer van [gedaagde] echter worden aangemerkt als een bevrijdend verweer waarvoor [gedaagde] op grond van artikel 150 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) de bewijslast draagt. Aan bewijslevering wordt pas toegekomen als partijen hun stellingen in voldoende mate met feiten en omstandigheden onderbouwen. Dat houdt in dat [gedaagde] haar standpunt met concrete feiten en stukken dient te staven. Dit heeft [gedaagde] nagelaten, zodat de kantonrechter van oordeel is dat [gedaagde] onvoldoende heeft gesteld om haar toe te laten tot nadere bewijslevering en het verweer van [gedaagde] wordt gepasseerd. Dat Q-Park de woonplaats van [gedaagde] verkeerd heeft vermeld in de kop van de conclusie van repliek maakt niet dat de kantonrechter tot een ander oordeel komt. [gedaagde] is hierdoor immers niet geschaad in haar belang om verweer tegen de vordering te voeren.
3.5.
De vorderingen tot betaling van het tarief “verloren kaart” van € 36,- en de aanvullende schadevergoeding van € 300,- zullen worden toegewezen. De verschuldigdheid van deze bedragen blijkt uit de toepasselijke algemene voorwaarden en de kantonrechter is van oordeel dat deze vanuit consumentenrechtelijk oogpunt niet onredelijk (bezwarend) zijn. Wettelijke rente hierover is verschuldigd vanaf de dag der dagvaarding.
3.6.
Q-Park vordert ook vergoeding van buitengerechtelijke kosten. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten
(hierna: het Besluit) van toepassing is. Q-Park heeft aan [gedaagde] een aanmaning gestuurd die voldoet aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten ad € 50,40 komt overeen met het in het Besluit bepaalde tarief en zal worden toegewezen.
3.7.
Omdat [gedaagde] aan haar stelling dat zij schade heeft geleden omdat de slagboom op haar auto terecht is gekomen geen processueel gevolg heeft verbonden door een beroep op verrekening te doen of een vordering in reconventie (tegenvordering) in te stellen, zal hieraan voorbij worden gegaan.
3.8.
[gedaagde] zal, als de partij die in het ongelijk wordt gesteld, worden veroordeeld in de proceskosten. De nakosten zijn toewijsbaar tot een bedrag van € 30,- (1/2 punt maal het toepasselijke liquidatietarief). De wettelijke rente over de proces-en nakosten is toewijsbaar tot aan de dag der algehele voldoening.

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan Q-Park tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag van € 386,40, vermeerderd met de wettelijke rente over € 336,- vanaf
9 augustus 2017 tot aan de dag der algehele voldoening,
4.2.
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van deze procedure tot heden aan de zijde van
Q-Park begroot en gevallen op € 350,51, waarin begrepen € 150,- aan salaris gemachtigde
en begroot de nakosten op € 30,-,
4.3.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de wettelijke rente over de proceskosten vanaf de veertiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag der algehele voldoening,
4.4.
veroordeelt [gedaagde] , onder de voorwaarde dat [gedaagde] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan, tot betaling van de wettelijke rente over de nakosten vanaf dat moment tot aan de dag der algehele voldoening,
4.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
4.6.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M.S. Kuipers, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 16 januari 2018.