ECLI:NL:RBOVE:2018:1157

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
9 april 2018
Publicatiedatum
9 april 2018
Zaaknummer
08/770277-17 en 08/770137-14 (tul)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een 20-jarige man voor het verspreiden van kinderporno en de toepassing van jeugddetentie

Op 9 april 2018 heeft de Rechtbank Overijssel een 20-jarige man uit Enschede veroordeeld tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen. De man was beschuldigd van het verspreiden, aanbieden, verwerven en in bezit hebben van kinderporno in de periode van 1 juli 2016 tot 19 april 2017. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De officier van justitie, mr. C.Y. Huang, heeft de vordering ingediend, en de verdachte werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. G.B. Meijer.

De tenlastelegging omvatte meerdere feiten waarbij de verdachte in het bezit was van een grote hoeveelheid afbeeldingen en video's van seksuele gedragingen waarbij minderjarigen betrokken waren. De rechtbank heeft de verklaringen van de verdachte, de officier van justitie en de verdediging in overweging genomen en heeft vastgesteld dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kon worden. De rechtbank heeft de verdachte niet alleen schuldig bevonden aan het bezit van kinderporno, maar ook aan het maken van een gewoonte van deze misdrijven.

De rechtbank heeft rekening gehouden met de psychische toestand van de verdachte, die lijdt aan een reactieve hechtingsstoornis en een autisme spectrum stoornis. De deskundigen hebben geadviseerd om het minderjarigenstrafrecht toe te passen, gezien de ontwikkelingsachterstand van de verdachte. De rechtbank heeft besloten om de maatregel van plaatsing in een justitiële inrichting voor jeugdigen op te leggen, in plaats van een reguliere straf, om zo de kans op herhaling te minimaliseren. De rechtbank heeft ook de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke straf afgewezen, gezien de omstandigheden van de zaak.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummers: 08/770277-17 en 08/770137-14 (tul)
Datum vonnis: 9 april 2018
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1997 in [geboorteplaats] ( [land] ),
wonende in [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 26 maart 2018.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. C.Y. Huang en hetgeen door verdachte en de raadsman mr. G.B. Meijer, advocaat te Enschede, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte in de periode van 1 juli 2016 tot 19 april 2017 kinderporno heeft verspreid, aangeboden, verworven en/of in bezit heeft gehad en daarvan een gewoonte heeft gemaakt.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 juli 2016 tot 19 april 2017
in de gemeente Enschede, althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal
telkens 725, althans een (grote) hoeveelheid afbeeldingen, te weten 557 foto's en/of
168 films/video's - en/of een of meer gegevensdragers, bevattende afbeeldingen, te weten een Apple Iphone 5c, een computer HP Notebook en/of een geheugenkaart uit een spelcomputer (psp) - van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken
heeft verspreid, aangeboden, verworven, in bezit gehad en/of zich daartoe door middel van een geautomatiseerd werk en/of met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang heeft verschaft welke voornoemde seksuele gedraging(en) - zakelijk weergegeven - bestonden uit:
het met de/een penis, vinger(s)/hand(en), voorwerp(en) en/of mond/tong oraal en/of vaginaal en/of anaal penetreren van het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt en/of het met de/een penis en/of mond/tong vaginaal penetreren van het lichaam van een (ander) persoon door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt en/of het met (een) voorwerp(en) oraal en/of vaginaal en/of anaal penetreren van het eigen lichaam door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt
(bestandnaam: [naam 1] in de toonmap, omschrijving pagina 263)
en/of
het met de/een penis en/of vinger(s)/hand(en) betasten en/of aanraken van de geslachtsdelen van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft bereikt en/of het met de/een vinger(s)/hand(en) en/of mond tong betasten en/of aanraken van de geslachtsdelen van een (ander) persoon door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft bereikt en/of het met de/een vinger(s)/hand(en) en/of voorwerp(en) betasten en/of aanraken van de eigen geslachtsdelen door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft bereikt
(bestandnaam: [naam 2] in de toonmap, omschrijving pagina 264)
en/of
het door een dier likken en/of betasten en/of aanraken van de geslachtsdelen en/of de billen en/of de borsten van een persoon die de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft bereikt
en/of het door een persoon die de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft bereikt likken en/of in de mond nemen en/of betasten en/of aanraken van de geslachtsdelen van een dier
(bestandnaam: [naam 3] in de toonmap, omschrijving pagina 266)
en/of
het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van (een) perso(o)n(en) die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft/hebben bereikt, waarbij deze perso(o)n(en) gekleed is/zijn en/of opgemaakt is/zijn en/of poseert/poseren in een omgeving en/of met (een) voorwerp(en) en/of in (een) (erotisch getinte) houding(en) (op een wijze) die niet bij haar/hun leeftijd past/passen en/of waarbij deze perso(o)n(en) zich (vervolgens) in
opeenvolgende afbeeldingen/filmfragmenten van haar/hun kleding ontdoet/ontdoen en/of (waarna) door het camerastandpunt en/of de (onnatuurlijke) pose en/of de wijze van kleden van deze perso(o)n(en) en/of de uitsnede van de afbeelding(en)/film(s) nadrukkelijk de (ontblote) geslachtsdelen en/of borsten en/of billen in beeld gebracht worden (waarbij) de afbeelding (aldus) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft
en/of strekt tot seksuele prikkeling
(bestandnaam: [naam 4] in de toonmap, omschrijving pagina 267)
en/of
het masturberen boven/bij en/of ejaculeren op het lichaam van een perso(o)n(en) die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft/hebben bereikt en/of het houden van een (stijve) penis bij/naast het gezicht/lichaam van een perso(o)n(en) die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft/hebben bereikt, terwijl op dat gezicht/lichaam een op sperma gelijkende substantie zichtbaar is, (waarbij) de afbeelding (aldus) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling
(bestandnaam: [naam 5] in de toonmap, omschrijving pagina 265)
van welk(e) misdrijf/misdrijven hij, verdachte, een gewoonte heeft gemaakt.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.
4.2
het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich eveneens op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde kan worden bewezen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Evenals de officier van justitie en de raadsman acht de rechtbank het ten laste gelegde feit bewezen. De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen [1] .
1. het proces-verbaal van de terechtzitting van 26 maart 2018, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste volzin, Sv;
2. het proces-verbaal beschrijving kinderpornografisch materiaal van 28 augustus 2017 van [verbalisant 1] en [verbalisant 2] .
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
in de periode van 1 juli 2016 tot 19 april 2017 in de gemeente Enschede
gegevensdragers te weten een Apple Iphone 5c, een computer HP Notebook en een geheugenkaart uit een spelcomputer (psp), bevattende 725 afbeeldingen, te weten 557 foto’s en 168 films/video's, zijnde afbeeldingen van seksuele gedragingen waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken
heeft verworven, in bezit gehad en zich daartoe door middel van een geautomatiseerd werk en/of met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang heeft verschaft
welke voornoemde seksuele gedraging(en) - zakelijk weergegeven - bestonden uit:
het met de penis oraal penetreren van het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt
en
het met de penis betasten en aanraken van de geslachtsdelen van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft bereikt en
mond/tong betasten en aanraken van de geslachtsdelen van een ander persoon door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft bereikt
en
het door een persoon die de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft bereikt in de mond nemen en betasten en aanraken van de geslachtsdelen van een dier
en
het gedeeltelijk naakt (laten) poseren van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft bereikt, waarbij deze persoon gekleed is en poseert in een erotisch getinte houding en op een wijze die niet bij haar leeftijd past en waarbij door het camerastandpunt en de (onnatuurlijke) pose en de wijze van kleden van deze persoon en de uitsnede van de afbeelding nadrukkelijk de ontblote geslachtsdelen in beeld gebracht worden waarbij de afbeelding (aldus) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en strekt tot seksuele prikkeling
en
het houden van een stijve penis bij het gezicht van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt, terwijl op dat gezicht een op sperma gelijkende substantie zichtbaar is, waarbij de afbeelding (aldus) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en strekt tot seksuele prikkeling
van welke misdrijven hij, verdachte, een gewoonte heeft gemaakt.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 240b, eerste en tweede lid van het Wetboek van Strafrecht (Sr).
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf:
een afbeelding van een seksuele gedraging waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt, is betrokken, verwerven, in bezit hebben en zich door middel van een geautomatiseerd werk en met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang daartoe verschaffen, terwijl van het plegen van dit misdrijf een gewoonte wordt gemaakt, meermalen gepleegd.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd om indachtig de adviezen van de psychiater en de psycholoog het minderjarigenstrafrecht toe te passen. Verder heeft de officier van justitie gevorderd verdachte de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen, geheel voorwaardelijk, op te leggen met een proeftijd van twee jaren. Daarbij heeft de officier van justitie gevorderd dat de voorwaarden worden opgelegd zoals benoemd in het rapport van de reclassering van 27 februari 2018 en met oplegging van de bijzondere voorwaarde dat verdachte in het contact met de reclassering open zal zijn over zijn seksualiteit en zijn gevoelsleven en dat controle van gegevensdragers van verdachte plaatsvindt.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om ten aanzien van de afdoening van de zaak, het door de deskundigen gegeven advies te volgen. Gebleken is dat verdachte behandeling en begeleiding nodig heeft en ook verdachte ziet dat in. Volgens de raadsman is de ernst van de problematiek van verdachte in eerder stadium onderschat en is de ambulante behandeling bij [instelling 1] (gevolgd in het kader van de bij vonnis van 26 november 2015 voorwaardelijk opgelegde straf) wellicht niet intensief genoeg geweest. De raadsman acht hervatting van ambulante hulpverlening bij [instelling 2] en daarbij hulp van ouders en reclassering afdoende, temeer nu verdachte dan ook zijn schoolopleiding kan vervolgen en afmaken.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
De rechtbank houdt bij het opleggen van een straf of maatregel rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en met de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren is gekomen.
In het hiernavolgende bespreekt de rechtbank die factoren afzonderlijk waarna een beoordeling van de op te leggen straf of maatregel zal volgen.
De aard en ernst van het gepleegde feit
Verdachte heeft in de bewezenverklaarde periode een aanzienlijke hoeveelheid kinderpornografisch materiaal verworven en in zijn bezit gehad en daarvan een gewoonte gemaakt. Een groot deel van het aangetroffen materiaal betreft afbeeldingen waarbij meisjes jonger dan twaalf jaar zijn betrokken. Het materiaal is aangetroffen op een mobiele telefoon, een HP notebook en een geheugenkaart uit een PSP spelcomputer van verdachte.
Uit zowel het dossier als uit wetenschap van de rechtbank, gelet op het op 26 november 2015 tegen verdachte gewezen vonnis, komt naar voren dat verdachte niet alleen eerder is betrokken in politieonderzoeken naar het bezit van kinderpornografisch materiaal, maar ook - onder meer daarvoor - eerder is veroordeeld. De destijds bewezenverklaarde periode betrof een periode van ruim anderhalf jaar (1 januari 2013 tot en met 28 juli 2014). Thans beslaat de bewezenverklaarde periode bijna elf maanden. Ter zitting heeft verdachte in dat verband nog verklaard dat hij in een eerder politieonderzoek ( [naam 6] )niet heeft gemeld dat hij het op de spelcomputer aangetroffen materiaal ook al in bezit had tijdens dat eerdere politieonderzoek, maar daarvan geen melding heeft gemaakt
Door het verzamelen van kinderpornografisch materiaal is het verdachte, zowel direct als indirect, toe te rekenen dat de verwerpelijke praktijken die plaatsvinden met kinderen van veelal jonge leeftijd, in stand worden gehouden en bevorderd. Het is daarbij een feit van algemene bekendheid dat kinderen door betrokkenheid bij seksueel misbruik alsmede bij de op de afbeeldingen voorkomende seksuele gedragingen psychische schade kunnen oplopen die ook vele jaren later nog diepe sporen nalaat. Door kinderpornografisch materiaal te verwerven en daarvan een gewoonte te maken heeft verdachte daaraan een bijdrage geleverd.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat sprake is van een zeer ernstig feit.
De omstandigheden waaronder het feit is gepleegd
Verdachte heeft zowel ten overstaan van de politie, de reclassering als ter zitting verklaard dat hij de afbeeldingen van jonge meisjes heeft gedownload. Volgens verdachte is hij in de zomer van 2016 gestopt met zijn opleiding en dat hij daarna voor twee vervolgopleidingen is afgewezen. Het feit dat verdachte werd afgewezen voor de vervolgopleidingen, er geen sprake was van een dagbesteding en hij onrust ervoer van het politieonderzoek [naam 6] in combinatie met zijn psychische kwetsbaarheid, heeft gemaakte dat verdachte op internet weer op zoek ging naar kinderpornografische foto's en filmpjes. Zijn lust hiertoe was groter dan de impact van de geheeld voorwaardelijke straf die hem sinds het vonnis van 26 november 2015 boven het hoofd hing.
In de periode tuissen de vorige veroordeling en de huidige verdenking is verdachte onderwerp van onderzoek geweest in een ander kinderporno-onderzoek ( [naam 6] ) naar aanleiding van ontvangst van Cyber Tipline meldingen, afkomstig van het Amerikaanse National Center for Missing and Exploited Children (NCMEC). Tijdens onderzoek [naam 6] zijn twee gegevensdragers die ook in het huidige onderzoek zijn betrokken, in beslag genomen. Het betreft de HP laptop en de I-phone 5. In de periode van inbeslagneming zijn vervolgens zes van de negen nieuwe meldingen van het NCMEC binnengekomen, die aanleiding waren voor onderhavig onderzoek ( [naam 7] ). Verdachte heeft voorts verklaard dat hij gedownload kinderpornografisch materiaal via diverse mailadressen in de cloud opsloeg, alwaar het niet via gegevensdragers traceerbaar is. Op dat moment bevond verdachte zich in een proeftijd.
De persoon van verdachte
Ten aanzien van de persoon van verdachte neemt de rechtbank in ogenschouw de bevindingen en conclusies zoals vermeld in de over verdachte opgemaakte rapporten. Psychiater/psychoanalyticus dr. T.W.D.P. van Os heeft op 3 februari 2018 over verdachte gerapporteerd en gezondheidszorg psycholoog M.J.E. van Kempen heeft op 29 januari 2018 over verdachte gerapporteerd. Ook de reclassering heeft over verdachte gerapporteerd in haar rapport van 27 februari 2018.
Samengevat weergegeven komt uit de rapportages van de psychiater en de psycholoog naar voren dat bij verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis, te weten een reactieve hechtingsstoornis en een autisme spectrum stoornis. Daarnaast is sprake van parafilie NAO. Volgens de psychiater hangen deze stoornissen met elkaar samen en zijn zij gezamenlijk afdoende verklarend voor de symptomatologie en problemen van verdachte.
Verdachte is vanwege de gestoorde gehechtheid en de autistische stoornis onvoldoende in staat om leeftijd adequate relaties te vormen waarbij seksualiteit en intimiteit met elkaar zijn geïntegreerd. Vanuit zijn autisme spectrum stoornis is verdachte onvoldoende in staat om zijn seksuele behoeftes en impulsen te kaderen, af te grenzen, zich in te leven in de ander, af te stemmen en te stoppen, ook al ziet hij het grensoverschrijdende ervan in.
Hoewel de verdachte kenmerken laat zien van een pedofiele voorkeursstoornis en er sprake is van seksueel opwindende fantasieën en seksuele drang tot seksuele handelingen met een pre-puberaal kind of kinderen, acht de psychiater dat het gepreoccupeerd zijn met seks met (vroegpubertaire) minderjarige meisjes vooral begrepen kan worden vanuit zijn sociale beperkingen. De sociale cognitie en het sociaal oordeelsvermogen zijn beperkter dan doorsnee waardoor verdachte minder goed in staat is om signalen van anderen goed te begrijpen en zich daar passend op af te stemmen.
De toerekeningsvatbaarheid
Omdat het waarschijnlijk is dat de ziekelijke stoornissen een belangrijke rol hebben gespeeld en een doorwerking hebben gehad in de gedragskeuzes van verdachte voorafgaande aan en ten tijde van de feiten, hebben beide deskundigen is geadviseerd om het tenlastegelegde in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen. De rechtbank acht de conclusies van de deskundigen overtuigend en neemt deze over. De rechtbank is daarmee van oordeel dat verdachte ten aanzien van het bewezenverklaarde als verminderd toerekeningsvatbaar moet worden beschouwd.
De kans op herhaling
Door beide deskundigen wordt de kans op herhaling groot geacht wat betreft het downloaden van kinderpornografisch materiaal, als er geen behandeling en begeleiding van verdachte plaatsvindt. Volgens de psycholoog heeft zich bij verdachte een patroon ontwikkeld van heimelijk en verboden, maar zichzelf onmiddellijk belonend gedrag. Niet alleen is verdachte eerder veroordeeld wegens ontucht met minderjarigen, gebleken is ook dat verdachte nog te weinig gebruik maakt van steun vanuit zijn omgeving en van andere mogelijkheden tot probleemoplossing en het laten afvloeien van spanningen. Hij is nog steeds sterk gericht op onmiddellijke bevrediging van behoeften en hij is niet goed bestand tegen frustratie en krenking. Hierdoor blijft het risico op terugval bestaan. Volgens de psycholoog wordt het risico van frustratie en krenking groter als het verdachte wordt toegestaan om opleidings- of toekomstplannen te vormen die niet passen bij zijn mogelijkheden, wanneer hem afwijzing of afkeuring van leeftijdgenoten ten deel vallen of wanneer hij te vaak is overgeleverd aan gevoelens van leegte, doelloosheid, verveling of falen. Hoewel daarbij ook zorgelijk wordt geacht dat verdachte in het verleden gewelddadige zoektermen heeft gebruikt
bij het zoeken naar kinderpornografisch materiaal, kan op grond van de huidige risicotaxatie weinig worden gezegd over het risico op gewelddadig seksuele grensoverschrijdend gedrag door verdachte. Heimelijk gedrag van verdachte moet nadrukkelijk worden gezien als een risicofactor.
De reclassering heeft verdachte in dit verband getest en hem is de Static-99 afgenomen. Uit de test komt een hoog recidiverisico naar voren: 96% van de populatie zedendaders behaald een lagere score dan verdachte.
De toepassing van het minderjarigenstrafrecht
Door de deskundigen zijn argumenten aangedragen om het minderjarigenstrafrecht toe te passen. Dit omdat verdachte door zijn autismespectrumstoornis een ontwikkelingsachterstand in emotionele en sociale zin heeft en over weinig handelingsvaardigheden beschikt. Hij kan onvoldoende varen op eigen autonomie, en functioneert met een sociaal emotionele achterstand waardoor zijn beoordelingsvermogen beperkt is. Verdachte kan wel de eventuele gevolgen van zijn handelen overzien, maar is daarentegen onvoldoende in staat zelf een structuur na te leven. Het ouderlijk systeem is nog erg betrokken bij verdachte en een pedagogische aanpak is nog mogelijk. Vanwege het belang van pedagogische beïnvloeding naast behandeling hebben de deskundigen met het oog op een zo gunstig mogelijke ontwikkeling en ter voorkoming van recidive geadviseerd het minderjarigenstrafrecht van toepassing te achten.
De officier van justitie heeft gevorderd het minderjarigenstrafrecht toe te passen, daarin gevolgd door de raadsman. De rechtbank is op grond van het advies van oordeel dat het minderjarigenstrafrecht moet worden toegepast.
Het strafblad van verdachte
Zoals al gememoreerd is verdachte eerder veroordeeld. Bij vonnis van 26 november 2015 is hij veroordeeld voor onder meer eenzelfde feitencomplex. Verdachte was toen nog minderjarig en hem is een jeugddetentie voor de duur van acht maanden, geheel voorwaardelijk, opgelegd met een proeftijd van twee jaren, met daarbij de bijzondere voorwaarden van toezicht door de jeugdreclassering ook inhoudende deelname aan ambulante behandeling vanuit [instelling 3] .
De adviezen van de deskundigen en de reclassering
Zowel de psychiater als de psycholoog en ook de reclassering achten behandeling van verdachte noodzakelijk en ook verdachte zelf wenst behandeling. Gebleken is dat een ambulante behandeling onvoldoende is geweest om terugval -ook nog in de proeftijd- te voorkomen. Volgens de deskundigen is behandeling en langdurige begeleiding noodzakelijk om de kans op herhaling van de bewezenverklaarde feiten binnen aanvaardbare grenzen te krijgen. De problematiek van verdachte is complex en grotendeels blijvend. Zonder toezicht is het risico groot. Men moet alert zijn op heimelijk gedrag, aangezien verdachte moeilijk om steun vraagt en het delictgedrag in zichzelf belonend voor hem is. Daarnaast is controle van het gebruik van sociale media door verdachte noodzakelijk en wel door iemand die zowel gespecialiseerd als bevoegd is om in deze op te treden. Nu verdachte wil meewerken aan een behandeling, het thuisfront hierachter staat en ingestoken wordt op een dagbehandeling, hebben de deskundigen geadviseerd om, indien juridisch mogelijk, de maatregel van plaatsing in een justitiële inrichting geheel voorwaardelijk op te leggen. Voordeel hiervan is dat verdachte zijn scholing – voor hem een beschermende factor – kan voortzetten.
De beoordeling van de op te leggen straf of maatregel
De rechtbank neemt de bevindingen en conclusies van de deskundigen en de reclassering over. Gelijk de deskundigen, de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat een behandeling van verdachte noodzakelijk is. Het advies om dat binnen een setting van de maatregel van plaatsing in een justitiële inrichting, geheel voorwaardelijk, te doen, volgt de rechtbank evenwel niet. De rechtbank is van oordeel dat behandeling nu al in een forensische setting moet plaats vinden. De rechtbank baseert zich daarbij op het volgende. Bij verdachte is sprake van een ziekelijke stoornis (reactieve hechtingsstoornis, autisme spectrum stoornis en parafilie NAO) en de kans op herhaling van de bewezenverklaarde feiten wordt zonder behandeling als groot ingeschat. De geadviseerde ambulante behandeling en begeleiding, de steun van de reclassering en de steun en toezicht door de ouders acht de rechtbank onvoldoende. Gebleken is dat verdachte kort na de vorige veroordeling is gerecidiveerd en de in het kader van de voorwaardelijk opgelegde straf gevolgde behandeling is niet afdoende geweest. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat verdachte tegenover zijn behandelaars geen openheid van zaken heeft gegeven. Evenmin heeft de geheel voorwaardelijk opgelegde - forse - jeugddetentie effect gesorteerd, in die zin dat het verdachte er van heeft weerhouden andermaal kinderpornografische afbeeldingen te downloaden, wederom gedurende een lange periode.
De rechtbank acht de ontwikkeling van verdachte dermate zorgwekkend dat zij, mede gelet op het bovenoverwogene, onvoldoende waarborgen ziet in een ambulant behandeltraject.
De rechtbank acht de maatregel van plaatsing in een justitiële inrichting voor jeugdigen geboden en acht, gelet op het hiervoor overwogene de maatregel in het belang van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van de verdachte. Het door verdachte begane feit betreft een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld, zijnde een misdrijf als bedoeld in artikel 77s, eerste lid onder a, Sr. Hiermee is aan de voorwaarden voor het opleggen van de maatregel voldaan.
De rechtbank is van oordeel dat de ernst van de feiten in samenhang met de ernstige problematiek van verdachte in dit stadium geen ruimte laten voor een andere vorm van behandeling dan die in een dwingend kader. Reeds is overwogen dat aan de vereisten voor het opleggen van de maatregel is voldaan. De rechtbank zal daarom aan verdachte de maatregel van plaatsing in een justitiële jeugdinrichting opleggen. Hoewel de ernst van het bewezenverklaarde feit in beginsel ook het opleggen van een straf rechtvaardigt, is de rechtbank in het onderhavige geval van oordeel dat met het opleggen van genoemde maatregel kan worden volstaan.
De voorlopige hechtenis van verdachte
Bij beschikking van de rechter-commissaris van 15 september 2017 is de bewaring van verdachte bevolen. Bij beschikking van de rechter-commissaris van diezelfde datum is de bewaring onder voorwaarden geschorst. Gezien de bewezenverklaring ziet de rechtbank geen redenen om het geschorste bevel voorlopige hechtenis op te heffen. De door de rechter-commissaris gestelde voorwaarden blijven onverkort van kracht. In de bewezenverklaring en de op te leggen maatregel ziet de rechtbank aanleiding de schorsingsvoorwaarden aan te vullen in die zin dat controle van digitale gegevensdragers van verdachte zal plaatsvinden. De rechtbank heeft een aparte schorsingsbeslissing genomen, waarin de voorwaarden van de schorsing zijn opgenomen.

8.De vordering tenuitvoerlegging

De officier van justitie heeft gevorderd de vordering tot tenuitvoerlegging in de zaak met parketnummer 08/770137-14 voor een deel van drie maanden toe te wijzen en dat deel om te zetten in een taakstraf van 180 uren, subsidiair 90 dagen vervangende jeugddetentie en de vordering voor het overige af te wijzen.
De raadsman heeft om afwijzing van de vordering verzocht.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering van de officier van justitie moet worden afgewezen, gelet op de aan verdachte in de hoofdzaak op te leggen maatregel.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 57 en 77c Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
een afbeelding van een seksuele gedraging waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt, is betrokken, verwerven, in bezit hebben en zich door middel van een geautomatiseerd werk en met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang daartoe verschaffen, terwijl van het plegen van dit misdrijf een gewoonte wordt gemaakt, meermalen gepleegd;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
maatregel
-
gelast de plaatsingvan verdachte
in een inrichting voor jeugdigen;
tenuitvoerlegging voorwaardelijke straf
-
wijst af de vordering tot tenuitvoerleggingvan de bij vonnis van rechtbank Overijssel van 26 november 2015 met parketnummer 08/770137-14 voorwaardelijk opgelegde jeugddetentie.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Venekatte, voorzitter, mr. F.C. Berg en mr. M.I. van Meel, rechters, in tegenwoordigheid van mr. W.J. van der Leest, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 9 april 2018.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland met nummer [nummer] (onderzoek [naam 7] ). Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.