7.3De gronden voor een straf of maatregel
De rechtbank houdt bij het opleggen van een straf of maatregel rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en met de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren is gekomen.
In het hiernavolgende bespreekt de rechtbank die factoren afzonderlijk waarna een beoordeling van de op te leggen straf of maatregel zal volgen.
De aard en ernst van het gepleegde feit
Verdachte heeft in de bewezenverklaarde periode een aanzienlijke hoeveelheid kinderpornografisch materiaal verworven en in zijn bezit gehad en daarvan een gewoonte gemaakt. Een groot deel van het aangetroffen materiaal betreft afbeeldingen waarbij meisjes jonger dan twaalf jaar zijn betrokken. Het materiaal is aangetroffen op een mobiele telefoon, een HP notebook en een geheugenkaart uit een PSP spelcomputer van verdachte.
Uit zowel het dossier als uit wetenschap van de rechtbank, gelet op het op 26 november 2015 tegen verdachte gewezen vonnis, komt naar voren dat verdachte niet alleen eerder is betrokken in politieonderzoeken naar het bezit van kinderpornografisch materiaal, maar ook - onder meer daarvoor - eerder is veroordeeld. De destijds bewezenverklaarde periode betrof een periode van ruim anderhalf jaar (1 januari 2013 tot en met 28 juli 2014). Thans beslaat de bewezenverklaarde periode bijna elf maanden. Ter zitting heeft verdachte in dat verband nog verklaard dat hij in een eerder politieonderzoek ( [naam 6] )niet heeft gemeld dat hij het op de spelcomputer aangetroffen materiaal ook al in bezit had tijdens dat eerdere politieonderzoek, maar daarvan geen melding heeft gemaakt
Door het verzamelen van kinderpornografisch materiaal is het verdachte, zowel direct als indirect, toe te rekenen dat de verwerpelijke praktijken die plaatsvinden met kinderen van veelal jonge leeftijd, in stand worden gehouden en bevorderd. Het is daarbij een feit van algemene bekendheid dat kinderen door betrokkenheid bij seksueel misbruik alsmede bij de op de afbeeldingen voorkomende seksuele gedragingen psychische schade kunnen oplopen die ook vele jaren later nog diepe sporen nalaat. Door kinderpornografisch materiaal te verwerven en daarvan een gewoonte te maken heeft verdachte daaraan een bijdrage geleverd.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat sprake is van een zeer ernstig feit.
De omstandigheden waaronder het feit is gepleegd
Verdachte heeft zowel ten overstaan van de politie, de reclassering als ter zitting verklaard dat hij de afbeeldingen van jonge meisjes heeft gedownload. Volgens verdachte is hij in de zomer van 2016 gestopt met zijn opleiding en dat hij daarna voor twee vervolgopleidingen is afgewezen. Het feit dat verdachte werd afgewezen voor de vervolgopleidingen, er geen sprake was van een dagbesteding en hij onrust ervoer van het politieonderzoek [naam 6] in combinatie met zijn psychische kwetsbaarheid, heeft gemaakte dat verdachte op internet weer op zoek ging naar kinderpornografische foto's en filmpjes. Zijn lust hiertoe was groter dan de impact van de geheeld voorwaardelijke straf die hem sinds het vonnis van 26 november 2015 boven het hoofd hing.
In de periode tuissen de vorige veroordeling en de huidige verdenking is verdachte onderwerp van onderzoek geweest in een ander kinderporno-onderzoek ( [naam 6] ) naar aanleiding van ontvangst van Cyber Tipline meldingen, afkomstig van het Amerikaanse National Center for Missing and Exploited Children (NCMEC). Tijdens onderzoek [naam 6] zijn twee gegevensdragers die ook in het huidige onderzoek zijn betrokken, in beslag genomen. Het betreft de HP laptop en de I-phone 5. In de periode van inbeslagneming zijn vervolgens zes van de negen nieuwe meldingen van het NCMEC binnengekomen, die aanleiding waren voor onderhavig onderzoek ( [naam 7] ). Verdachte heeft voorts verklaard dat hij gedownload kinderpornografisch materiaal via diverse mailadressen in de cloud opsloeg, alwaar het niet via gegevensdragers traceerbaar is. Op dat moment bevond verdachte zich in een proeftijd.
De persoon van verdachte
Ten aanzien van de persoon van verdachte neemt de rechtbank in ogenschouw de bevindingen en conclusies zoals vermeld in de over verdachte opgemaakte rapporten. Psychiater/psychoanalyticus dr. T.W.D.P. van Os heeft op 3 februari 2018 over verdachte gerapporteerd en gezondheidszorg psycholoog M.J.E. van Kempen heeft op 29 januari 2018 over verdachte gerapporteerd. Ook de reclassering heeft over verdachte gerapporteerd in haar rapport van 27 februari 2018.
Samengevat weergegeven komt uit de rapportages van de psychiater en de psycholoog naar voren dat bij verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis, te weten een reactieve hechtingsstoornis en een autisme spectrum stoornis. Daarnaast is sprake van parafilie NAO. Volgens de psychiater hangen deze stoornissen met elkaar samen en zijn zij gezamenlijk afdoende verklarend voor de symptomatologie en problemen van verdachte.
Verdachte is vanwege de gestoorde gehechtheid en de autistische stoornis onvoldoende in staat om leeftijd adequate relaties te vormen waarbij seksualiteit en intimiteit met elkaar zijn geïntegreerd. Vanuit zijn autisme spectrum stoornis is verdachte onvoldoende in staat om zijn seksuele behoeftes en impulsen te kaderen, af te grenzen, zich in te leven in de ander, af te stemmen en te stoppen, ook al ziet hij het grensoverschrijdende ervan in.
Hoewel de verdachte kenmerken laat zien van een pedofiele voorkeursstoornis en er sprake is van seksueel opwindende fantasieën en seksuele drang tot seksuele handelingen met een pre-puberaal kind of kinderen, acht de psychiater dat het gepreoccupeerd zijn met seks met (vroegpubertaire) minderjarige meisjes vooral begrepen kan worden vanuit zijn sociale beperkingen. De sociale cognitie en het sociaal oordeelsvermogen zijn beperkter dan doorsnee waardoor verdachte minder goed in staat is om signalen van anderen goed te begrijpen en zich daar passend op af te stemmen.
De toerekeningsvatbaarheid
Omdat het waarschijnlijk is dat de ziekelijke stoornissen een belangrijke rol hebben gespeeld en een doorwerking hebben gehad in de gedragskeuzes van verdachte voorafgaande aan en ten tijde van de feiten, hebben beide deskundigen is geadviseerd om het tenlastegelegde in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen. De rechtbank acht de conclusies van de deskundigen overtuigend en neemt deze over. De rechtbank is daarmee van oordeel dat verdachte ten aanzien van het bewezenverklaarde als verminderd toerekeningsvatbaar moet worden beschouwd.
De kans op herhaling
Door beide deskundigen wordt de kans op herhaling groot geacht wat betreft het downloaden van kinderpornografisch materiaal, als er geen behandeling en begeleiding van verdachte plaatsvindt. Volgens de psycholoog heeft zich bij verdachte een patroon ontwikkeld van heimelijk en verboden, maar zichzelf onmiddellijk belonend gedrag. Niet alleen is verdachte eerder veroordeeld wegens ontucht met minderjarigen, gebleken is ook dat verdachte nog te weinig gebruik maakt van steun vanuit zijn omgeving en van andere mogelijkheden tot probleemoplossing en het laten afvloeien van spanningen. Hij is nog steeds sterk gericht op onmiddellijke bevrediging van behoeften en hij is niet goed bestand tegen frustratie en krenking. Hierdoor blijft het risico op terugval bestaan. Volgens de psycholoog wordt het risico van frustratie en krenking groter als het verdachte wordt toegestaan om opleidings- of toekomstplannen te vormen die niet passen bij zijn mogelijkheden, wanneer hem afwijzing of afkeuring van leeftijdgenoten ten deel vallen of wanneer hij te vaak is overgeleverd aan gevoelens van leegte, doelloosheid, verveling of falen. Hoewel daarbij ook zorgelijk wordt geacht dat verdachte in het verleden gewelddadige zoektermen heeft gebruikt
bij het zoeken naar kinderpornografisch materiaal, kan op grond van de huidige risicotaxatie weinig worden gezegd over het risico op gewelddadig seksuele grensoverschrijdend gedrag door verdachte. Heimelijk gedrag van verdachte moet nadrukkelijk worden gezien als een risicofactor.
De reclassering heeft verdachte in dit verband getest en hem is de Static-99 afgenomen. Uit de test komt een hoog recidiverisico naar voren: 96% van de populatie zedendaders behaald een lagere score dan verdachte.
De toepassing van het minderjarigenstrafrecht
Door de deskundigen zijn argumenten aangedragen om het minderjarigenstrafrecht toe te passen. Dit omdat verdachte door zijn autismespectrumstoornis een ontwikkelingsachterstand in emotionele en sociale zin heeft en over weinig handelingsvaardigheden beschikt. Hij kan onvoldoende varen op eigen autonomie, en functioneert met een sociaal emotionele achterstand waardoor zijn beoordelingsvermogen beperkt is. Verdachte kan wel de eventuele gevolgen van zijn handelen overzien, maar is daarentegen onvoldoende in staat zelf een structuur na te leven. Het ouderlijk systeem is nog erg betrokken bij verdachte en een pedagogische aanpak is nog mogelijk. Vanwege het belang van pedagogische beïnvloeding naast behandeling hebben de deskundigen met het oog op een zo gunstig mogelijke ontwikkeling en ter voorkoming van recidive geadviseerd het minderjarigenstrafrecht van toepassing te achten.
De officier van justitie heeft gevorderd het minderjarigenstrafrecht toe te passen, daarin gevolgd door de raadsman. De rechtbank is op grond van het advies van oordeel dat het minderjarigenstrafrecht moet worden toegepast.
Het strafblad van verdachte
Zoals al gememoreerd is verdachte eerder veroordeeld. Bij vonnis van 26 november 2015 is hij veroordeeld voor onder meer eenzelfde feitencomplex. Verdachte was toen nog minderjarig en hem is een jeugddetentie voor de duur van acht maanden, geheel voorwaardelijk, opgelegd met een proeftijd van twee jaren, met daarbij de bijzondere voorwaarden van toezicht door de jeugdreclassering ook inhoudende deelname aan ambulante behandeling vanuit [instelling 3] .
De adviezen van de deskundigen en de reclassering
Zowel de psychiater als de psycholoog en ook de reclassering achten behandeling van verdachte noodzakelijk en ook verdachte zelf wenst behandeling. Gebleken is dat een ambulante behandeling onvoldoende is geweest om terugval -ook nog in de proeftijd- te voorkomen. Volgens de deskundigen is behandeling en langdurige begeleiding noodzakelijk om de kans op herhaling van de bewezenverklaarde feiten binnen aanvaardbare grenzen te krijgen. De problematiek van verdachte is complex en grotendeels blijvend. Zonder toezicht is het risico groot. Men moet alert zijn op heimelijk gedrag, aangezien verdachte moeilijk om steun vraagt en het delictgedrag in zichzelf belonend voor hem is. Daarnaast is controle van het gebruik van sociale media door verdachte noodzakelijk en wel door iemand die zowel gespecialiseerd als bevoegd is om in deze op te treden. Nu verdachte wil meewerken aan een behandeling, het thuisfront hierachter staat en ingestoken wordt op een dagbehandeling, hebben de deskundigen geadviseerd om, indien juridisch mogelijk, de maatregel van plaatsing in een justitiële inrichting geheel voorwaardelijk op te leggen. Voordeel hiervan is dat verdachte zijn scholing – voor hem een beschermende factor – kan voortzetten.
De beoordeling van de op te leggen straf of maatregel
De rechtbank neemt de bevindingen en conclusies van de deskundigen en de reclassering over. Gelijk de deskundigen, de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat een behandeling van verdachte noodzakelijk is. Het advies om dat binnen een setting van de maatregel van plaatsing in een justitiële inrichting, geheel voorwaardelijk, te doen, volgt de rechtbank evenwel niet. De rechtbank is van oordeel dat behandeling nu al in een forensische setting moet plaats vinden. De rechtbank baseert zich daarbij op het volgende. Bij verdachte is sprake van een ziekelijke stoornis (reactieve hechtingsstoornis, autisme spectrum stoornis en parafilie NAO) en de kans op herhaling van de bewezenverklaarde feiten wordt zonder behandeling als groot ingeschat. De geadviseerde ambulante behandeling en begeleiding, de steun van de reclassering en de steun en toezicht door de ouders acht de rechtbank onvoldoende. Gebleken is dat verdachte kort na de vorige veroordeling is gerecidiveerd en de in het kader van de voorwaardelijk opgelegde straf gevolgde behandeling is niet afdoende geweest. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat verdachte tegenover zijn behandelaars geen openheid van zaken heeft gegeven. Evenmin heeft de geheel voorwaardelijk opgelegde - forse - jeugddetentie effect gesorteerd, in die zin dat het verdachte er van heeft weerhouden andermaal kinderpornografische afbeeldingen te downloaden, wederom gedurende een lange periode.
De rechtbank acht de ontwikkeling van verdachte dermate zorgwekkend dat zij, mede gelet op het bovenoverwogene, onvoldoende waarborgen ziet in een ambulant behandeltraject.
De rechtbank acht de maatregel van plaatsing in een justitiële inrichting voor jeugdigen geboden en acht, gelet op het hiervoor overwogene de maatregel in het belang van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van de verdachte. Het door verdachte begane feit betreft een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld, zijnde een misdrijf als bedoeld in artikel 77s, eerste lid onder a, Sr. Hiermee is aan de voorwaarden voor het opleggen van de maatregel voldaan.
De rechtbank is van oordeel dat de ernst van de feiten in samenhang met de ernstige problematiek van verdachte in dit stadium geen ruimte laten voor een andere vorm van behandeling dan die in een dwingend kader. Reeds is overwogen dat aan de vereisten voor het opleggen van de maatregel is voldaan. De rechtbank zal daarom aan verdachte de maatregel van plaatsing in een justitiële jeugdinrichting opleggen. Hoewel de ernst van het bewezenverklaarde feit in beginsel ook het opleggen van een straf rechtvaardigt, is de rechtbank in het onderhavige geval van oordeel dat met het opleggen van genoemde maatregel kan worden volstaan.
De voorlopige hechtenis van verdachte
Bij beschikking van de rechter-commissaris van 15 september 2017 is de bewaring van verdachte bevolen. Bij beschikking van de rechter-commissaris van diezelfde datum is de bewaring onder voorwaarden geschorst. Gezien de bewezenverklaring ziet de rechtbank geen redenen om het geschorste bevel voorlopige hechtenis op te heffen. De door de rechter-commissaris gestelde voorwaarden blijven onverkort van kracht. In de bewezenverklaring en de op te leggen maatregel ziet de rechtbank aanleiding de schorsingsvoorwaarden aan te vullen in die zin dat controle van digitale gegevensdragers van verdachte zal plaatsvinden. De rechtbank heeft een aparte schorsingsbeslissing genomen, waarin de voorwaarden van de schorsing zijn opgenomen.