ECLI:NL:RBOVE:2018:1146

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
3 april 2018
Publicatiedatum
6 april 2018
Zaaknummer
C/08/215602 / KG ZA 18-84
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot medewerking aan notariële akte en ontruiming van woning na overlijden erflaatster

In deze zaak, die voor de Rechtbank Overijssel is behandeld, hebben eisers c.s. een kort geding aangespannen tegen gedaagde 1 en gedaagde 2. De eisers, die erfgenamen zijn van de overleden erflaatster, vorderen dat gedaagde 1 onvoorwaardelijk medewerking verleent aan de notariële akte voor de levering van de woning aan de kopers. De woning, die deel uitmaakt van de nalatenschap van de erflaatster, is verkocht voor € 540.500,00 en de levering staat gepland op 6 april 2018. Gedaagde 1 woont momenteel in de woning en er is een geschil ontstaan over de ontruiming van de woning na de verkoop.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er een gebruikersovereenkomst is gesloten tussen gedaagde 1 en de kopers, die gedaagde 1 het recht geeft om in de woning te blijven tot 1 augustus 2018. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de vorderingen van eisers c.s. voldoende kans van slagen hebben en heeft de vorderingen toegewezen. Gedaagde 1 is veroordeeld om op het eerste verzoek van de notaris zijn medewerking te verlenen aan de notariële akte en de woning uiterlijk op 6 april 2018 te ontruimen, met de mogelijkheid om dit uit te stellen tot 31 juli 2018, afhankelijk van de instemming van de kopers. De proceskosten zijn gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

De uitspraak is gedaan door mr. M. Willemse en is openbaar uitgesproken op 3 april 2018.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
zaaknummer / rolnummer: C/08/215602 / KG ZA 18-84
Vonnis in kort geding van 3 april 2018
in de zaak van

1.[eiser 1] ,

wonende te [plaats 5] ,
2.
[eiseres 1],
wonende te [plaats 1] ,
3.
[eiseres 2],
wonende te [plaats 2] , België,
4.
[eiseres 2],
wonende te [plaats 3] ,
5.
[eiser 2],
wonende te [plaats 5] ,
eisende partijen,
advocaat mr. S.H. van Os te Utrecht,
tegen

1.[gedaagde 1] ,

wonende te [plaats 4] ,
gedaagde partij,
advocaat mr. E.A.M. Claassen te Zwolle,
2.
[gedaagde 2],
wonende te Zwolle ,
gedaagde partij,
advocaat mr. J.M.H. Devis te Zoetermeer.
[eisers c.s.] zullen hierna worden aangeduid met [eisers c.s.] Gedaagden worden ieder afzonderlijk aangeduid met [gedaagde 1] en [gedaagde 2] .

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 21 maart 2018
  • de brief van 23 maart 2018 van [gedaagde 1]
  • het faxbericht van 23 maart 2018 van [eisers c.s.]
  • de mondelinge behandeling.
  • de brief met bijlage van 29 maart 2018 van [gedaagde 1] .
1.2.
Ter gelegenheid van de zitting is met partijen afgesproken dat [gedaagde 1] een getekende versie van de gebruikersovereenkomst tussen hem en de kopers van de woning toezendt aan de voorzieningenrechter en aan de advocaten van [eisers c.s.] en [gedaagde 2] . Mr. Claassen heeft de overeenkomst op 29 maart 2018 ingebracht in de procedure. Op 30 maart 2018 heeft mr. van Os telefonisch laten weten dat [eisers c.s.] kennis hebben genomen van en akkoord gaan met de inhoud van de overeenkomst.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Op 21 januari 2011 is mevrouw [A] (hierna: erflaatster) overleden. In verband met het vooroverlijden van de echtgenoot van erflaatster heeft erflaatster haar nalatenschap toebedeeld aan haar drie kinderen, [B] , [gedaagde 2] en [gedaagde 1] , ieder voor een derde gedeelte.
2.2.
[B] is overleden op 21 oktober 2016. [B] heeft haar nalatenschap toebedeeld aan [eisers c.s.]
2.3.
Tot de nalatenschap van erflaatster behoort de woning aan [adres] te [plaats 4] (hierna: de woning). [gedaagde 1] woont in die woning. Thans is de woning verkocht voor een bedrag van € 540.500,00. De levering dient plaats te vinden op 6 april 2018.
2.4.
Tussen de kopers en [gedaagde 1] heeft overleg plaatsgevonden over tijdelijke voortgezette bewoning door [gedaagde 1] na de levering. [gedaagde 1] en de kopers bereikten aanvankelijk geen overeenstemming. Op 29 maart 2018 hebben [gedaagde 1] en de kopers alsnog overeenstemming bereikt.

3.Het geschil

3.1.
[eisers c.s.] hebben gevorderd dat de voorzieningenrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
[gedaagde 1] veroordeelt om op het eerste verzoek daartoe onvoorwaardelijk medewerking te verlenen aan de (rechts)handelingen die nodig zijn om de notariële akte te passeren om tot levering van de boerderij en omliggende gronden, gelegen aan [adres] te [plaats 4] , te komen en de daaruit voortvloeiende rechtsgevolgen na te leven;
bepaalt dat, in het geval [gedaagde 1] geheel of gedeeltelijk in gebreke blijft te voldoen aan de veroordeling onder punt 1, het vonnis in de plaats treedt van het gedeelte van de akte voor zover het de handtekening(en) van [gedaagde 1] betreft;
[gedaagde 1] veroordeelt de woning en de bijbehorende opstallen aan [adres] te [plaats 4] te ontruimen uiterlijk voor 5 april 2018, met machtiging van [eisers c.s.] om de ontruiming voor 6 april 2018 te laten uitvoeren op kosten van [gedaagde 1] en met de hulp van de sterke arm van politie en justitie, waarbij de kosten van de ontruiming in mindering strekken op het aandeel van [gedaagde 1] in de opbrengst van de woning;
[gedaagde 1] veroordeelt in de kosten van de procedure;
een zodanige voorziening treft als de voorzieningenrechter zal vermenen te behoren.
3.2.
[gedaagde 1] heeft verweer gevoerd.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Het spoedeisend belang is gelet op het gevorderde voldoende aannemelijk.
4.2.
In dit kort geding dient beoordeeld te worden of de vorderingen van [eisers c.s.] een zodanige kans van slagen hebben in een eventuele bodemprocedure dat vooruitlopend daarop toewijzing van de door hen gevorderde voorlopige maatregelen gerechtvaardigd voorkomt. Daarbij zal de voorzieningenrechter uitgaan van de door partijen gepresenteerde feiten en omstandigheden en het daaromtrent gevoerde debat, zonder nadere bewijslevering, omdat een kort gedingprocedure zich daarvoor niet leent.
4.3.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat partijen enkel jegens [gedaagde 1] en niet jegens [gedaagde 2] vorderingen hebben ingesteld. Ter zitting is gebleken dat het dagvaarden van [gedaagde 2] enkel is bedoeld om [gedaagde 2] te betrekken bij de procedure jegens [gedaagde 1] zonder hem daarbij in de positie van de eisende partij te brengen. [gedaagde 2] heeft laten weten zich te scharen aan de kant van [eisers c.s.] en de vorderingen jegens [gedaagde 1] te ondersteunen.
4.4.
Uit de behandeling ter terechtzitting is de voorzieningenrechter gebleken dat [gedaagde 1] slechts verweer voert tegen de ontruimingsdatum. [gedaagde 1] heeft aangevoerd dat hij op 6 april 2018 zijn medewerking zal verlenen aan de levering van de woning. [gedaagde 1] heeft echter alsnog een gebruikersovereenkomst gesloten met de kopers van de woning en hij mag daarom tot 1 augustus 2018 in de woning blijven wonen. [gedaagde 1] heeft aangegeven enkel in te stemmen met de ontruimingsvordering, indien daaraan wordt toegevoegd dat hij de woning pas tegen 1 augustus 2018 dient te ontruimen.
4.5.
Partijen hebben ter zitting overleg met elkaar gevoerd en zij hebben contact gehad met de kopers. Daaruit is [eisers c.s.] gebleken dat tussen de kopers en [gedaagde 1] inderdaad een gebruikersovereenkomst is gesloten maar dat deze overeenkomst nog niet is ondertekend. Partijen zijn vervolgens, onder de voorwaarde dat de tussen de kopers en [gedaagde 1] gesloten gebruikersovereenkomst daadwerkelijk is ondertekend, een aanpassing van de ontruimingsvordering overeengekomen. [gedaagde 1] heeft op 29 maart 2018 een kopie van de getekende gebruikersovereenkomst in het geding gebracht.
4.6.
Gelet op het voorgaande zullen de vorderingen van [eisers c.s.] worden toegewezen. In aansluiting op de door partijen ter zitting bereikte overeenstemming over de ontruimingsvordering, zal de voorzieningenrechter de ontruimingsdatum bepalen op 6 april 2018, althans op een later tijdstip in het geval de kopers daarmee instemmen, althans uiterlijk 31 juli 2018. De voorzieningenrechter overweegt dienaangaande dat de bedoeling van partijen volstrekt helder is; [gedaagde 1] mag tijdelijk de woning blijven bewonen en hij zal de woning uiterlijk 31 juli 2018 verlaten, of zoveel eerder indien hij vervangende woonruimte heeft gevonden.
4.7.
De gevorderde machtiging om de ontruiming zo nodig zelf te doen uitvoeren met behulp van de sterke arm van justitie zal worden afgewezen, omdat zij ingevolge art. 556 lid 1 en art. 557 Rv overbodig is. De vordering van [eisers c.s.] om de kosten die gepaard gaan met de ontruiming te mogen verhalen op [gedaagde 1] wordt eveneens afgewezen. Het staat nog niet vast dat die kosten gemaakt zullen worden. Indien er tussen partijen een geschil ontstaat over de executiekosten, dan kan daarover op grond van artikel 438 Rv een oordeel worden gevraagd aan de rechter.
4.8.
Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1.
veroordeelt [gedaagde 1] om op het eerste verzoek van de notaris zijn onvoorwaardelijke medewerking te verlenen aan de (rechts)handelingen die nodig zijn om de notariële akte te passeren om tot levering van de woning aan [adres] te [plaats 4] te komen en de daaruit voortvloeiende rechtsgevolgen na te leven;
5.2.
bepaalt dat dit vonnis voor zover vereist in de plaats treedt van de wilsverklaring, medewerking en handtekening van [gedaagde 1] inzake de levering van de woning aan [adres] te [plaats 4] , indien [gedaagde 1] niet op het eerste verzoek van de notaris verschijnt bij de notariële overdracht ofwel indien [gedaagde 1] wel verschijnt, maar weigert mee te werken aan de notariële overdracht;
5.3.
veroordeelt [gedaagde 1] om de woning en de bijbehorende opstallen uiterlijk 6 april 2018 te ontruimen en te verlaten, althans op een later tijdstip indien en voor zover de kopers daarmee instemmen, met dien verstande dat de woning in dat geval uiterlijk 31 juli 2018 ontruimd dient te zijn;
5.4.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Willemse en in het openbaar uitgesproken op 3 april 2018. [1] (SvW)

Voetnoten

1.type: