ECLI:NL:RBOVE:2018:1087

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
20 maart 2018
Publicatiedatum
4 april 2018
Zaaknummer
6284065 \ CV EXPL 17-5652
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding na verkeersfout met gehuurde auto

In deze zaak vordert Autoverhuur Het Reestdal B.V. (hierna: Reestdal) betaling van schadevergoeding van de gedaagde partij, die een auto had gehuurd van Reestdal. De gedaagde heeft in de huurperiode een verkeersfout gemaakt, waardoor schade aan de gehuurde auto is ontstaan. Reestdal stelt dat de gedaagde aansprakelijk is voor de schade op basis van de huurovereenkomst, waarin is bepaald dat de huurder verantwoordelijk is voor schade aan het voertuig. De gedaagde heeft het schadeformulier ingevuld, maar Reestdal betwist de juistheid van deze verklaring en stelt dat de schade niet kan worden verklaard door de beschrijving van het ongeval. De kantonrechter heeft ambtshalve getoetst of er sprake is van een oneerlijk beding in de huurovereenkomst, maar oordeelt dat dit niet het geval is. De kantonrechter komt tot de conclusie dat Reestdal recht heeft op schadevergoeding, die is onderbouwd met een schadecalculatie. De gedaagde heeft geen bewijs geleverd dat de schade niet aan hem kan worden toegerekend. De kantonrechter wijst de vordering van Reestdal toe, inclusief wettelijke rente en proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer : 6284065 \ CV EXPL 17-5652
Vonnis van 20 maart 2018
in de zaak van
de besloten vennootschap
AUTOVERHUUR HET REESTDAL B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Meppel,
eisende partij, hierna te noemen Reestdal,
gemachtigde: Mulderij Bedrijfsjuristen,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde partij, hierna te noemen [gedaagde],
verschenen in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 28 augustus 2017
- de mondelinge conclusie van antwoord
- de conclusie van repliek.
1.2.
In het kader van deze procedure is [gedaagde] door de rechtbank aangeschreven op het in de dagvaarding opgenomen adres. Dit adres is gelijk aan het adres uit de gemeentelijke basisadministratie. De schriftelijke stukken zijn echter retour gekomen, terwijl [gedaagde] geen adreswijziging aan de griffie van de rechtbank heeft doorgegeven. [gedaagde] heeft aldus, hoewel daartoe behoorlijk in de gelegenheid gesteld, niet meer gereageerd.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] heeft in de periode van 14-02-2015 tot en met 16-02-2015 van Reestdal een auto, te weten een Renault Megáne Estate met kenteken [xxxx], gehuurd voor een totaalbedrag van € 167,80.
2.2.
Tijdens de huurperiode heeft [gedaagde] met de auto een verkeersfout gemaakt, als gevolg waarvan schade is ontstaan. [gedaagde] heeft de auto met schade weer ingeleverd bij Reestdal.
2.3.
[gedaagde] heeft een schadeformulier ingeleverd betreffende de aanrijding die op 15-02-2015 plaatsvond tussen de huurauto van [gedaagde] en een andere personenauto, een Volkswagen.
2.4.
In artikel 8 respectievelijk artikel 11 van de op de huurovereenkomst van toepassing verklaarde huurvoorwaarden van de Bovag is onder meer bepaald:
ARTIKEL 8 - Verplichtingen huurder
1. Onverminderd het onderstaande dient huurder met het voertuig om te gaan zoals
een goed huurder betaamt en ervoor te zorgen dat het voertuig overeenkomstig
zijn bestemming wordt gebruikt. (…)
2. Huurder is gehouden het voertuig in oorspronkelijke staat bij verhuurder terug te
bezorgen. (…)
3. (…)
ARTIKEL 11 - Aansprakelijkheid van de huurder voor schade
1. Huurder is in geval van schade van de verhuurder per schadegeval aansprakelijk
tot het op het huurcontract vermelde eigen risico. (…)
2. Indien de schade evenwel is ontstaan ten gevolge van handelen of nalaten in strijd
met artikel 8, is huurder volledig aansprakelijk voor schade van de verhuurder,
tenzij hij bewijst dat dit handelen of nalaten hem niet toerekenbaar is of volledige
vergoeding naar de maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou
zijn.
3. (…)
2.5.
In opdracht van de verzekeraar heeft EMN Expertise een onderzoek uitgevoerd naar de toedracht van het ongeval op basis van het ingevulde schadeformulier, de aangetroffen schade op de beide betrokken voertuigen en een computersimulatie van hetgeen mogelijk heeft plaatsgevonden. Uit dat onderzoek komt naar voren ‘
dat de schade aan de Renault niet in een enkele gebeurtenis kan zijn veroorzaakt’.
2.6.
Volgens een schadecalculatie d.d. 3 juni 2015 van Autoschade Service Upper te Zwolle bedraagt het totaal van de schade aan de Renault een bedrag van € 12.709,37 (incl. BTW).

3.Het geschil

3.1.
Reestdal vordert veroordeling van [gedaagde] tot betaling van een hoofdsom van € 15.043,73 vermeerderd met de wettelijke rente over een bedrag van € 14.726,10 vanaf 18 juni 2015 tot aan de dag van algehele voldoening, alsmede vermeerderd met buitengerechtelijke incassokosten van € 922,26 onder veroordeling van [gedaagde] in de kosten van de procedure.
3.2.
Reestdal legt, kort samengevat, aan haar vordering ten grondslag dat [gedaagde] op grond van de huurovereenkomst voor een auto, gehouden is zich als goed huurder te gedragen en dat hij bij gebreke daarvan aansprakelijk is voor de door Reestdal geleden schade. [gedaagde] heeft met de gehuurde auto een verkeersfout gemaakt, waarbij door zijn toedoen schade aan de auto is ontstaan. In het bijzonder is gebleken dat de toedracht van het ongeval, zoals [gedaagde] dat op het schadeformulier heeft beschreven, niet de totale omvang van de ontstane schade aan het voertuig kan verklaren. Vanwege de onjuistheid van het ingevulde schadeformulier is de verzekeraar van de auto niet tot uitkering van de schade overgegaan. Reestdal heeft [gedaagde] daarom tot vergoeding van de geleden schade aangesproken. Daaronder valt niet alleen de schade aan het voertuig maar ook de schade wegens gederfde winst, nu het voertuig drie maanden niet verhuurd kon worden. [gedaagde] weigert echter tot betaling over te gaan.
3.3.
[gedaagde] heeft (bij antwoord) verweer gevoerd tegen de vordering. [gedaagde] voert aan dat hij het schadeformulier naar waarheid heeft ingevuld en dat het hem niet duidelijk is waarom zijn verklaring niet juist zou zijn. Hij betwist dat hij wegens de ontstane schade meer dan het eigen risico zou moeten betalen en hij is het niet eens met de hoogte van de gevorderde schade.

4.De beoordeling

4.1.
Reestdal vordert betaling van schadevergoeding. In dat kader beroept zij zich op het feit dat [gedaagde] met de gehuurde auto een verkeersfout heeft gemaakt (waarbij schade is ontstaan), dat [gedaagde] het schadeformulier niet juist heeft ingevuld (verzekeringsfraude) en dat het tegenbewijs dat de schade is veroorzaakt door een gebeurtenis die aan [gedaagde] niet kan worden toegerekend, ontbreekt. Ten aanzien van dit laatste beroept Reestdal zich op het bewijsbeding uit artikel 11, onder 2, van de algemene huurvoorwaarden die op de huurovereenkomst met [gedaagde] van toepassing zijn.
4.2.
Nu uit de dagvaarding blijkt dat [gedaagde] een consument is, zal ambtshalve moeten worden getoetst of in dit geval sprake is van een oneerlijk beding in de zin van EU Richtlijn 93/13/EEG. Met het oog daarop overweegt de kantonrechter dat het partijen in beginsel vrij staat om afspraken te maken die afwijken van het wettelijk bewijsrecht, maar het mag niet gaan om een oneerlijke afwijking. In dit geval gaat het om het bewijs van feiten waarvan de bewijslast deels (voor zover het een beroep op de redelijkheid en billijkheid betreft) al bij [gedaagde] rust en in elk geval gaat het om feiten die liggen in de sfeer van [gedaagde], die zelf - beter dan Reestdal - weet wat zich heeft afgespeeld. De kantonrechter is daarom van oordeel dat er geen sprake is van een onredelijk bezwarend beding. Het beding staat dus niet aan toewijzing van de vordering in de weg.
4.3.
Reestdal stelt dat de schade die aan de huurauto is ontstaan niet verklaard kan worden met de beschrijving van het ongeval zoals [gedaagde] dat op het schadeformulier heeft ingevuld. Reestdal heeft deze stelling onderbouwd met het rapport van EMN Expertise, dat zij bij dagvaarding heeft overgelegd. Bij repliek heeft Reestdal hierop nog een nadere toelichting gegeven. Gelet op het in de overeenkomst van partijen opgenomen bewijsbeding ligt het op de weg van [gedaagde] om te bewijzen dat zijn handelen hem niet kan worden toegerekend of om aan te tonen dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is om de schade volledig op hem te verhalen. [gedaagde] heeft echter geen nadere feiten of omstandigheden aangevoerd en hij heeft geen bewijsaanbod gedaan. Het verweer van [gedaagde] kan daarom niet slagen.
4.4.
Dit betekent dat Reestdal op goede grond aanspraak maakt op schadevergoeding. De hoogte van de schade is door Reestdal onderbouwd met een schadecalculatie van Autoschade Service Upper. Daaruit volgt een schadebedrag wegens herstel van de auto van € 12.709,37 (incl BTW). Daarnaast stelt Reestdal dat er schade is omdat de auto enige tijd niet verhuurd kon worden. De schade daarvan heeft zij berekend op € 2.474,93 aan gederfde winst. [gedaagde] heeft tegen deze bedragen geen concrete verweren aangevoerd. De kantonrechter gaat daarom uit van de gestelde schade en acht deze bedragen, met aftrek van een creditnota van € 458,20 ten gunste van [gedaagde], toewijsbaar. Dit betreft een totaalbedrag van € 14.726,10. Hierover is tevens de wettelijke rente (ex artikel 6:119 BW) toewijsbaar. Aangezien op grond van de stukken die door Reestdal zijn overgelegd niet kan worden vastgesteld dat de wettelijke rente toewijsbaar is vanaf de door Reestdal gestelde datum van 18 juni 2015, zal de kantonrechter de rente toewijzen vanaf de dag van dagvaarding.
4.5.
Reestdal heeft voorts in haar vordering opgenomen een bedrag van € 317,63 wegens de kosten voor het opstellen van een ‘verweer-dagvaarding’. Naar het oordeel van de kantonrechter komen de kosten voor het opstellen van de dagvaarding niet voor afzonderlijke vergoeding in aanmerking. Voor deze kosten vormt de proceskostenveroordeling een vergoeding.
4.6.
Reestdal heeft daarnaast een bedrag van € 922,26 voor vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. Deze kosten zijn toewijsbaar nu de incassokosten zijn aangezegd op de door de wet in artikel 6:96 lid 6 BW voorgeschreven wijze en Reestdal voor de hoogte van de kosten is uitgegaan van de staffel uit het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten.
4.7.
Als in het ongelijk gestelde partij dient [gedaagde] te worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. Deze kosten worden tot aan deze uitspraak aan de zijde van Reestdal begroot op € 83,51 voor explootkosten, € 939,= voor griffierecht en € 600,= voor salaris gemachtigde. Dat is samen een bedrag van € 1.622,51.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Reestdal te betalen een bedrag van € 15.648,36, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over € 14.726,10, vanaf de dag van dagvaarding - 28 augustus 2017 - tot de dag der algehele voldoening;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van de procedure, tot op heden aan de zijde van Reestdal begroot op € 1.622,51;
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Willemse, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 20 maart 2018.