ECLI:NL:RBOVE:2018:1

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
2 januari 2018
Publicatiedatum
2 januari 2018
Zaaknummer
08/730528-17 en 08/730601-16 (tul)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

ISD-maatregel opgelegd aan veelpleger na winkeldiefstal met geweld

Op 2 januari 2018 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 49-jarige man uit Deventer, die werd beschuldigd van winkeldiefstal met geweld. De man had op 9 september 2017 in Wijhe samen met een mededader parfum gestolen uit een drogisterij. Tijdens de diefstal werd geweld gebruikt tegen een medewerkster van de winkel. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, gezien zijn lange strafblad en verslavingsproblematiek, een ISD-maatregel van twee jaar moest krijgen. De rechtbank vond dat zonder strikte begeleiding de kans op recidive groot was. De officier van justitie had de ISD-maatregel geëist, terwijl de verdediging een gevangenisstraf voorstelde. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet alleen strafbaar was voor de diefstal, maar ook dat de ISD-maatregel noodzakelijk was om de veiligheid van goederen te waarborgen. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan de benadeelde partij, de drogisterij, voor een bedrag van € 181,-. De rechtbank legde de maatregel op voor de maximale termijn van twee jaar, zonder dat de tijd in voorlopige hechtenis in mindering werd gebracht.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Afdeling Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummers: 08/730528-17 en 08/730601-16 (tul)
Datum vonnis: 2 januari 2018
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1969 in [geboorteplaats] ( [land] ),
wonende in [woonplaats] ,
nu verblijvende in PI Overijssel, HvB Karelskamp te Almelo.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 19 december 2017.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. P.A. de Boer en van hetgeen door verdachte en de raadsman mr. A.R. Maarsingh, advocaat te Deventer, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
op of omstreeks 9 september 2017 te Wijhe, al dan niet samen met een ander, een winkeldiefstal heeft gepleegd, waarbij (vervolgens) geweld is gebruikt.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 09 september 2017 te Wijhe, gemeente Olst-Wijhe, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen één of meer verpakkingen eau de toilette en/of parfum, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [drogisterij] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, welke diefstal werd gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen een medewerkster van die drogisterij, [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden,
gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededaders hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij en/of zijn mededader die medewerkster [slachtoffer] met geweld heeft/hebben weggeduwd;

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting de veroordeling van verdachte gevorderd ten aanzien van het ten laste gelegde, met dien verstande dat de diefstal in vereniging wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard en dat verdachte van de geweldscomponent als bedoeld in artikel 312 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) moet worden vrijgesproken.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich met het standpunt van de officier van justitie verenigd.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Op grond van de bewijsmiddelen, zoals genoemd in de bijlage, is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met een ander de winkeldiefstal heeft gepleegd. Gezien de handelswijze van verdachte en zijn mededader, is van het vereiste oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening sprake geweest. Door enkele parfums in de winkel in een speciaal geprepareerde tas te doen, hebben verdachte en zijn medeverdachte naar de uiterlijke verschijningsvorm als ‘heer en meester’ over deze goederen beschikt. Bovendien is sprake geweest van een nauwe en bewuste samenwerking van verdachte en diens medeverdachte. Terwijl de medeverdachte de geprepareerde tas vasthield, deed verdachte de parfums in de tas. Daarna hebben zij getracht gezamenlijk de winkel te verlaten, hetgeen niet gelukt is wegens het daadkrachtige optreden van het aanwezige winkelpersoneel. Nu verdachte de winkel reeds had verlaten op het moment dat zijn mededader geweld tegen de verkoopster gebruikte, kan niet bewezen worden dat verdachtes opzet op het verrichte geweld gericht is geweest. Verdachte moet daarom van de
geweldscomponent als bedoeld in artikel 312 Sr worden vrijgesproken.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat:
hij op 9 september 2017 te Wijhe, gemeente Olst-Wijhe, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen verpakkingen eau de toilette, toebehorende aan [drogisterij] .
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 311 Sr. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
Het misdrijf: diefstal door twee of meer verenigde personen.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van wat hij bewezen heeft geacht primair gevorderd dat verdachte de ISD-maatregel voor de duur van twee jaren wordt opgelegd.
Subsidiair heeft de officier van justitie gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes weken.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair verzocht dat verdachte, net als in de zaak tegen de medeverdachte [medeverdachte] het geval is geweest, een gevangenisstraf krijgt opgelegd. Subsidiair heeft de verdediging verzocht verdachte een voorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen. Meer subsidiair heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat indien een onvoorwaardelijke ISD-maatregel wordt opgelegd het voorarrest op de duur van de maatregel in mindering moet worden gebracht.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder deze is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft samen met een ander een winkeldiefstal gepleegd. Hij heeft hiermee schade, overlast en ergernis aan de eigenaar en medewerkers van de winkel bezorgd. Verdachte is blijkens zijn uitgebreide justitiële documentatie een actieve veelpleger die zich met name veelvuldig aan het plegen van vermogensdelicten heeft schuldig gemaakt.
Tactus Reclassering heeft een rapport d.d. 1 november 2017 over verdachte opgemaakt.
Volgens het rapport zorgen een jarenlange hardnekkige alcohol- en drugsverslaving en een licht verstandelijke beperking ervoor dat betrokkene regelmatig terugvalt in oude patronen met bijbehorend delictgedrag. Er zijn meerdere pogingen gedaan om de verslavingen van verdachte te behandelen. Verdachte heeft reeds twee keer eerder een ISD-maatregel doorlopen en daarnaast is hem in 2013 een voorwaardelijke ISD-maatregel opgelegd. Desondanks blijft het delictgedrag van verdachte aanhouden. In het kader van een toezicht betreffende een andere strafzaak is verdachte voor zijn verslavingsproblematiek bij het Intramuraal Motivatie Centrum (IMC) aangemeld waar hij op 23 augustus 2017 terecht kon. Hoewel verdachte op enig moment welwillend tegenover een opname stond, heeft hij er uiteindelijk voor gekozen niet naar het IMC te gaan. Verdachte heeft vervolgens, in september 2017, het onderhavige feit gepleegd. De reclassering heeft geconcludeerd dat de kans op recidive onverminderd hoog is, nu verdachtes middelengebruik niet is behandeld.
Tactus adviseert thans verdachte wederom een ISD-maatregel op te leggen. De deskundige, mevrouw Y. Agteresch, reclasseringswerker, heeft ter zitting verklaard dat Tactus nog voldoende mogelijkheden ziet om verdachte te behandelen. Er ligt op dit moment een plan van aanpak klaar. Verdachte zal bij het IMC worden aangemeld en de verwachting is dat hij, na de intake, binnen een paar maanden daar terecht zal kunnen. Uit het NIFP traject-consult blijkt dat er geen contra-indicaties voor oplegging van de ISD-maatregel aanwezig zijn. Tactus stelt dat, nu alle eerdere hulpverlenging niet tot resultaat heeft geleid, het nodig is verdachte binnen een strak kader hulpverlening te bieden. Een behandeling in het kader van een voorwaardelijke straf of maatregel acht de reclassering niet aangewezen, nu vanwege verdachtes middelengebruik en de scene waarin hij verkeert teveel gevaren op de loer liggen.
Hoewel verdachte eerder wel enigszins gemotiveerd is geweest voor behandeling, heeft hij op zitting verklaard geen ISD-maatregel te willen. Volgens verdachte heeft hij enkel huisvesting nodig om te voorkomen dat hij zal recidiveren.
Naar het oordeel van de rechtbank staat het door verdachte gepleegde misdrijf in een onmiskenbaar verband met zijn verslavingsproblematiek en moet er ernstig rekening mee worden gehouden dat verdachte zich in de toekomst opnieuw schuldig zal maken aan het plegen van strafbare feiten. Gelet op het grote aantal misdrijven waarvoor verdachte is veroordeeld in combinatie met verdachtes (verslavings)problematiek is de rechtbank van oordeel dat niet valt te verwachten dat verdachte zonder strikte en gestructureerde intensieve begeleiding en behandeling zal stoppen met het plegen van strafbare feiten, zodat de veiligheid van goederen eist dat aan de verdachte de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders wordt opgelegd. Met Tactus acht de rechtbank, mede gezien het huidige gebrek aan intrinsieke motivatie bij verdachte, het volbrengen van een behandeling zonder het stringentere kader van een ISD-maatregel niet haalbaar.
Anders dan verdachte lijkt te denken, is de ISD-maatregel niet per definitie hetzelfde als een gevangenisstraf van twee jaren. In het geval van verdachte ligt al een plan van aanpak voor de behandeling van zijn problematiek klaar en is het, ook wat de reclassering betreft, niet de bedoeling dat hij twee jaren opgesloten zal zitten. Het is nu aan verdachte om gebruik te maken van de mogelijkheden die hem binnen het kader van de maatregel geboden gaan worden.
De rechtbank heeft vastgesteld dat aan de formele vereisten voor het opleggen van een ISD-maatregel, zoals bepaald in artikel 38m Sr, is voldaan. Daarnaast zijn in de afgelopen vijf jaar voor tien misdrijffeiten processen-verbaal opgemaakt, waarvan ten minste één misdrijf in de laatste twaalf maanden. Hiermee is eveneens voldaan aan de in de Richtlijn voor Strafvordering bij meerderjarige veelplegers van het Openbaar Ministerie gestelde voorwaarden. De omstandigheid dat de medeverdachte in deze zaak geen ISD-maatregel is opgelegd, doet hierbij niet terzake, nu elke zaak op zijn eigen merites beoordeeld moet worden.
Om de beëindiging van de recidive van verdachte en daarmee samenhangend de behandeling van zijn problematiek alle kansen te geven, zal de rechtbank de maatregel voor de maximale termijn van twee jaren opleggen en de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht niet in mindering brengen op de duur van de maatregel.

8.De schade van benadeelden

8.1
De vordering van de benadeelde partij
[drogisterij]heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 181,- (honderd éénentachtig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd tot aan de dag der algehele voldoening.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat vordering van de benadeelde partij moet worden toegewezen.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat nu verdachte dit feit tezamen met een ander heeft gepleegd, slechts de helft van het gevorderde bedrag, te weten € 90,50, kan worden toegewezen.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De opgevoerde schadepost is niet betwist en voldoende onderbouwd en aannemelijk. Gezien de omstandigheid dat verdachte dit feit tezamen met een ander heeft gepleegd zullen beiden voor het gehele bedrag hoofdelijk aansprakelijk worden gesteld. De rechtbank zal het gevorderde daarom hoofdelijk toewijzen tot een bedrag van € 181,-, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd tot aan de dag der algehele voldoening.
8.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht (mede) aansprakelijk is voor de schade die door het feit is toegebracht.

9.De vordering tenuitvoerlegging

Verdachte is in de zaak met parketnummer 08/730601-16 door de politierechter van deze rechtbank veroordeeld tot twee weken gevangenisstraf voorwaardelijk met twee jaren proeftijd. De officier van justitie heeft aanvankelijk schriftelijk gevorderd dat deze voorwaardelijke straf ten uitvoer wordt gelegd.
De officier van justitie heeft ter zitting gevorderd dat, in het geval de rechtbank een ISD-maatregel voor de duur van twee jaren oplegt, de vordering tot tenuitvoerlegging wordt afgewezen. De raadsman heeft zich met deze vordering van officier van justitie verenigd.
De rechtbank is van oordeel dat, nu verdachte de ISD-maatregel voor de duur van twee jaren is opgelegd, tenuitvoerlegging van de vordering na voorwaardelijke veroordeling niet opportuun is. De vordering wordt derhalve afgewezen.

10.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op artikel 14g Sr.

11.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
het misdrijf: diefstal door twee of meer verenigde personen;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
maatregel
- legt op de maatregel tot
plaatsing in een inrichting voor stelselmatige dadersvoor de duur van twee jaar;
schadevergoeding
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
[drogisterij]van een bedrag van € 181,- (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 9 september 2017 tot aan de dag der algehele voldoening) voor zover dit bedrag niet door de mededader zal zijn voldaan;
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van het bewezenverklaarde feit tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 181,-,te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 9 september 2017 tot de dag der algehele voldoening, ten behoeve van de benadeelde, met bevel, voor het geval dat volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat vervangende hechtenis voor de duur van 3 dagen zal worden toegepast, een en ander voor zover dit bedrag niet door de mededader zal zijn voldaan. Tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
tenuitvoerlegging voorwaardelijke straf
- wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging met parketnummer 08/730601-16.
Dit vonnis is gewezen door mr. V.P.K. van Rosmalen, voorzitter, mr. F. van der Maden en mr. D.E. Schaap, rechters, in tegenwoordigheid van mr. B.E. Martini, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 2 januari 2018.
Mrs. F. van der Maden, D.E. Schaap en B.E. Martini zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
1.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van Politie Eenheid Oost-Nederland, district IJsselland, met nummer PL0600-2017420373. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal en wordt de inhoud van het bewijsmiddel zakelijk weergegeven.
1.1
proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , pagina 5 e.v., inhoudende:
Zij deed aangifte mede namens de benadeelde
Rechtspersoon naam: [drogisterij]
Adres: [adres]
Gemeente: Olst-Wijhe
“Ik ben namens de benadeelde gerechtigd tot het doen van aangifte.
Ik ben verkoopster bij de [drogisterij] aan de [adres] . Zodoende ben ik
bevoegd tot het doen tot aangifte. Op zaterdag 9 september 2017 omstreeks 13.30 was ik aan het werk in de [drogisterij] . (..) Ik hoorde vervolgens het alarm afgaan. Dit alarm wordt bediend middels een knop bij de kassa. Ik hoorde dat het alarm twee keer kort werd ingedrukt. Dit betekent dat er problemen zijn in de winkel. Ik ben toen direct de winkel ingelopen en zag [medewerker] wijzen naar twee mannen die bij het schap van de geurtjes stonden. De geurtjes zitten gezien vanaf de entree achterin en over de hele breedte van de winkel.
Ik kon zien dat een (1) van de mannen een geprepareerde rode winkel tas bij zich had. Ik zei tegen de mannen (..)”ik wil in jullie tas kijken.’’ Ik zag dat de mannen richting de entree begonnen te lopen. Ik liep vervolgens snel richting de entree van de winkel. Ik wilde de toegangsdeur sluiten zodat de mannen niet naar buiten konden.
Toen ik dit deed rende een (1) man (de rechtbank begrijpt: verdachte) naar buiten en ik werd door de tweede man (de rechtbank begrijpt: [medeverdachte] ) hard
geduwd, dit ging met gestrekte armen en open hand palmen. Ik voelde hierop een hevige
pijn ter hoogte van mijn rechter borst. Door de actie van de man kon hij de winkel
uitkomen.
(..)
Hierbij werden de goederen, zoals genoemd op de bijlage goederen, weggenomen.
Bijlage goederen:
Aantal/eenheid: 3 stuks
Merk/type: Bruno Banani Dangerous Woman
Bijzonderheden: 20 ml eau de toilette
Aantal/eenheid: 3 stuks
Merk/type: Bruno Banani Magic Woman
Bijzonderheden: 30 ml eau de toilette
Aantal/eenheid: 2 stuks
Merk/type: Bruno Banani Magic Woman
Bijzonderheden: 20 ml eau de toilette
Merk/type: Jill Sander Simply
Bijzonderheden: 60 ml eau de toilette
1.2
een proces-verbaal van verhoor van [medewerker] , pagina 9 en 10, inhoudende:
Ik ben werkzaam als verkoopster in de [drogisterij] , te [adres] . Vandaag zaterdag 09 september 2017 omstreeks 13.40 uur stond ik in de winkel achter de toonbank/kassa. Op een gegeven moment zag ik gezien mijn positie dat rechts van mij achter in de winkel er twee mannen stonden. Deze mannen trokken mijn aandacht. Ik zag dat het een donkere man (de rechtbank begrijpt: verdachte) en een blanke man (de rechtbank begrijpt: [medeverdachte] ) betrof. Gezien mijn positie stond de donkere man links voor het schap met parfum en de blanke man stond rechts naast deze man. De beide mannen stonden met de rug naar mij toe. Als ik gezien mijn positie naar links keek had ik zicht op de voorgevel en de ingang /uitgang van de winkel. Ik keek vervolgens recht voor mij uit. Als ik recht voor uit kijk heb ik zicht op een beeldscherm welke voor de toonbank/kassa aan het plafond is bevestigd. Dit beeldscherm maakt deel uit van het camera bewakingssysteem van de [drogisterij] . Op dit beeldscherm zag ik dat een van de camera’s gericht stond op het schap met o.a. het parfum. Op deze camera zag ik beide mannen staan. Ik had zicht op de
linkerzijkant van beide mannen. Ik zag dat de donkere man dichter bij de camera stond
dan de blanke man. Ik zag vervolgens dat de donkere man op een gegeven moment met een van zijn handen enige producten (wat later bleek parfum) van het schap pakte en deze in een rode tas deed die de blanke man in zijn linkerhand vast hield. Met dat ik dat zag drukte ik op de Meld/Alarm knop die bij de toonbank/kassa is bevestigd. Ik drukte daar 2 x op om mijn collega [slachtoffer] te waarschuwen die in het magazijn stond. Dit 2 x drukken was een code dat er wat aan de hand is. Ik zag vervolgens dat de donkere en blanke man weg liepen van het schap met het parfum en kennelijk richting de uitgang gingen. Op dat moment was mijn collega bij mij gekomen en ik vertelde snel wat ik gezien had. Ik zag vervolgens dat beide mannen gescheiden van elkaar richting de uitgang liepen. Ik bedoel er stond een stelling tussen de beide mannen. Ik zag dat de blanke men met de tas het dichtst langs de muurstelling liep richting de uitgang. Ik zag dat mijn collega naar de blanke man liep en hem aansprak. Ik hoorde haar zeggen: “Mag ik in je tas kijken”, of woorden van gelijke strekking.
Ik hoorde in ieder geval dat de blanke man: “NEE” zei. Ik hoorde de blanke man nog wat
meer zeggen maar wat, verstond ik niet. Het was volgens mij wel in de Nederlandse
taal. Terwijl mijn collega bij de blanke man stond, zag ik dat de donkere man achter mijn
collega langs liep richting de uitgang en vervolgens naar buiten liep. Ik zag dat de
donkere man gezien waar ik stond, naar links weg liep. (…) Ik zag dat de blanke man met tas die de goederen
had weggenomen vervolgens snel wegrende.
1.3
de door verdachte ter terechtzitting van 19 december 2017 afgelegde verklaring, zakelijk weergegeven, inhoudende:
Op 9 september 2017 ben ik samen met [medeverdachte] naar de [drogisterij] gegaan. In de winkel heb ik meerdere spullen in de tas van [medeverdachte] gedaan. Hij had mij dat gevraagd. Ik ben daarna voorbij de kassa gelopen. Ik heb gezien dat [medeverdachte] met de tas, zonder dat hij de spullen in de tas afrekende, eveneens naar de uitgang liep. Ik ben vervolgens de winkel uitgegaan.