ECLI:NL:RBOVE:2017:861

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
22 februari 2017
Publicatiedatum
22 februari 2017
Zaaknummer
08/203994-15 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling in een café met gevolg voor slachtoffer

Op 22 februari 2017 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van mishandeling. De zaak vond zijn oorsprong in een incident dat plaatsvond op 28 juni 2015 in een café in Almelo, waar de verdachte en het slachtoffer betrokken raakten in een handgemeen. De verdachte werd ervan beschuldigd opzettelijk zwaar lichamelijk letsel te hebben geprobeerd toe te brengen aan het slachtoffer door met een glas te slaan en haar te schoppen. Tijdens de rechtszittingen op 7 december 2015 en 8 februari 2017 zijn de verklaringen van de betrokkenen en getuigen besproken. De officier van justitie eiste een zware straf, maar de rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de poging tot zware mishandeling. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het primair ten laste gelegde, maar achtte het subsidiair ten laste gelegde, namelijk mishandeling, wel bewezen. De rechtbank concludeerde dat de verdachte het slachtoffer had mishandeld door aan haar haren te trekken en haar te schoppen. De rechtbank legde een taakstraf van 60 uur op en veroordeelde de verdachte tot betaling van een schadevergoeding van € 544,95 aan het slachtoffer, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf de datum van het strafbare feit.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08/203994-15 (P)
Datum vonnis: 22 februari 2017
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1991 te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres].

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van de politierechter van 7 december 2015 en – na verwijzing naar de meervoudige kamer – het onderzoek op de openbare terechtzitting van 8 februari 2017. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. W.E.M. van Erp en van hetgeen door verdachte en haar raadsman mr. F.J.V.H. Stoffels, advocaat te Zevenbergen, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte heeft geprobeerd om opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen aan [slachtoffer] dan wel dat zij die [slachtoffer] heeft mishandeld.
Voluit luidt de tenlastelegging – zoals gewijzigd ter terechtzitting van 7 december 2015 – aan verdachte, dat:
zij op of omstreeks 28 juni 2015 te Almelo ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen doordat zij, verdachte, een of meermalen (met kracht) met een glas in/tegen het gezicht en/of op/tegen een arm van die [slachtoffer] heeft geslagen en/of (met kracht) een glas in/tegen het gezicht en/of op/tegen een arm van die [slachtoffer] heeft geduwd en/of een glas in de richting van het hoofd en/of het bovenlichaam van deze [slachtoffer] te gooien en/of (met kracht) aan de haren van die [slachtoffer] heeft getrokken en/of (met kracht) op/tegen het (boven)been van die [slachtoffer] heeft geschopt/getrapt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij op of omstreeks 28 juni 2015 te Almelo [slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer] een of meermalen (met kracht) met een glas in/tegen het gezicht en/of op/tegen haar arm te slaan en/of (met kracht) een glas in/tegen het gezicht en/of op/tegen haar arm te duwen en/of een glas in de richting van het hoofd en/of het bovenlichaam van deze [slachtoffer] te gooien en/of (met kracht) aan haar haren te trekken en/of (met kracht) op/tegen het (boven)been van die [slachtoffer] te schoppen/trappen.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Inleiding
Verdachte en aangeefster [slachtoffer] zijn op 28 juni 2015 aanwezig geweest in [café] in Almelo. Blijkens hun beider verklaringen heeft daar een handgemeen plaatsgevonden nadat over en weer al dan niet bewust met drank is gemorst. Aangeefster heeft hierop aangifte gedaan ter zake mishandeling, ten gevolge waarvan zij letsel heeft opgelopen aan haar neus, kin, wang, linkerbovenarm en rechterbovenbeen.
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat kan worden bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, namelijk dat zij zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot zware mishandeling. De officier van justitie voert daartoe het volgende aan. De verklaring van aangeefster dat verdachte haar heeft geslagen met het glas wordt door de getuigenverklaring van [getuige 1] ondersteund. De verklaringen van verdachte en de getuige [getuige 2] staan haaks op de verklaringen van aangeefster en getuige [getuige 1]. Niet valt uit te sluiten dat de verklaringen van verdachte en [getuige 2] op elkaar zijn afgestemd. Aan de hand van de afgelegde verklaringen kan wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte met een glas in het gezicht van aangeefster heeft geslagen, waardoor zij letsel heeft bekomen.
4.3
Het standpunt van de verdediging
Volgens de verdediging dient verdachte te worden vrijgesproken van poging tot zware mishandeling. Daartoe voert de verdediging het volgende aan. Niet kan worden vastgesteld dat verdachte met een glas heeft gegooid dan wel dat het letsel bij aangeefster is ontstaan door het glas van verdachte. De getuigen [getuige 1] en [getuige 2] verklaren dat het glas van verdachte door hen werd waargenomen nadat het op de grond in scherven lag. Als alternatief scenario wordt door de verdediging geschetst dat het letsel bij aangeefster zou kunnen zijn ontstaan doordat verdachte aangeefster heeft geslagen, hetgeen verdachte ter zitting heeft verklaard en door getuige [getuige 2] wordt bevestigd.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
Poging zware mishandeling
De vraag is of kan worden bewezen dat verdachte heeft geprobeerd om opzettelijk zwaar lichamelijk letsel aan aangeefster toe te brengen, door met een glas in/tegen het gezicht/hoofd en/of tegen de arm van aangeefster te slaan, te gooien of te duwen. De rechtbank beantwoordt deze vraag ontkennend, omdat in de bewijsmiddelen onvoldoende steun is te vinden voor de stelling dat verdachte met een glas in haar hand heeft gepoogd om aangeefster te verwonden. Naar het oordeel van de rechtbank lopen de verklaringen van de betrokkenen te ver uiteen en is op basis van het dossier niet vast te stellen of het letsel dat aangeefster heeft opgelopen is veroorzaakt door het glas van verdachte. Voor het overige biedt het dossier ook onvoldoende aanknopingspunten om tot een bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde te komen, zodat de rechtbank verdachte wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs daarvan zal vrijspreken.
Mishandeling
Naar het oordeel van de rechtbank zijn er – mede gelet op haar overweging ter zake het primair ten laste gelegde – onvoldoende aanknopingspunten om tot een bewezenverklaring te komen van het mishandelen van aangeefster met een glas. De rechtbank zal verdachte dan ook ten aanzien van dat gedeelte van het subsidiair ten laste gelegde vrijspreken. Voorts is de rechtbank gebleken dat uit zowel de verklaring van aangeefster als de verklaring van verdachte ter terechtzitting volgt dat verdachte aangeefster heeft mishandeld door aan haar haren te trekken en haar met kracht te schoppen/trappen. De rechtbank is gelet hierop van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte dat gedeelte van het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
4.5
De bewezenverklaring
Gezien het vorenstaande acht de rechtbank niet bewezen wat aan verdachte primair is ten laste gelegd, zodat zij haar daarvan zal vrijspreken.
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstand dat:
zij op 28 juni 2015 te Almelo [slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer] aan haar haren te trekken en met kracht op/tegen het (boven)been van die [slachtoffer] te schoppen/trappen.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij haar daarvan zal vrijspreken.
De rechtbank heeft de in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in haar verdediging geschaad.

5.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in artikel 300 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
het misdrijf: mishandeling.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezen verklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake poging tot zware mishandeling wordt veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 150 uren subsidiair 75 dagen hechtenis. De officier van justitie heeft bij haar eis rekening gehouden met de ernst van het feit en de gevolgen voor het slachtoffer.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank verzocht om verdachte ter zake het primair ten laste gelegde vrij te spreken en haar ter zake het subsidiair ten laste gelegde te veroordelen tot een taakstraf.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling, ten gevolge waarvan het slachtoffer letsel heeft opgelopen. Aldus heeft verdachte een inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van het slachtoffer en heeft zij leed aan het slachtoffer toegebracht. Het slachtoffer ondervindt nog dagelijks de gevolgen van het handelen door verdachte, hetgeen ook blijkt uit haar slachtofferverklaring. De rechtbank rekent verdachte dit aan en acht een straf dan ook op zijn plaats.
De rechtbank neemt als strafverzwarende factor in haar oordeel mee dat verdachte het feit heeft gepleegd in een uitgaansgelegenheid. Uitgaansgeweld heeft een enorme invloed op het veiligheidsgevoel van de samenleving in het algemeen en dat van slachtoffers van uitgaansgeweld in het bijzonder. Uitgaan staat synoniem voor ontspanning, waarbij de dagelijkse sleur wordt doorbroken. Voor geweld is geen plaats in het uitgaansleven. Verdachte dient zich te realiseren dat geweld ook niet door onze samenleving wordt getolereerd. Door een ander te mishandelen heeft verdachte een loopje genomen met de normen en waarden die in onze samenleving gelden. De rechtbank verbindt tevens een strafverzwarend aspect aan de justitiële documentatie van verdachte, waaruit volgt dat zij zich eerder heeft ingelaten met geweldsdelicten en ter zake waarvan zij tweemaal is veroordeeld.
Gezien de omstandigheden waaronder het feit is begaan en gelet op de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting zal de rechtbank de na te noemen straf aan verdachte opleggen.
Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank een taakstraf voor de duur van 60 uren passend en geboden. Indien verdachte deze taakstraf niet of niet naar behoren uitvoert, zal vervangende hechtenis voor de duur van 30 dagen worden toegepast.

8.De schade van benadeelden

8.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer], heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van
€ 1.544,95, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
  • reiskosten ad € 15,95;
  • parkeerkosten ad € 5,00;
  • bio oil ad € 24,00.
Wegens immateriële schade wordt een bedrag van € 1.500,00 gevorderd.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de materiële schadeposten voor volledige toewijzing vatbaar zijn. De immateriële schade dient te worden gematigd.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging sluit zich aan bij het standpunt van de officier van justitie.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De opgevoerde materiële schadeposten zijn niet betwist, voldoende onderbouwd en aannemelijk. De immateriële schade zal door de rechtbank worden vastgesteld op een bedrag van € 500,00. Dit bedrag acht de rechtbank naar maatstaven van billijkheid en gelet op hetgeen in vergelijkbare zaken is toegewezen, als geleden schade van immateriële aard toewijsbaar. De rechtbank zal het gevorderde daarom deels toewijzen tot een bedrag van € 544,95, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd. Daarnaast zal de rechtbank verdachte veroordelen tot betaling van de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt of zal maken voor de rechtsbijstand en executie van dit vonnis.
De overige gestelde en gevorderde schade zal de rechtbank niet-ontvankelijk verklaren. De benadeelde partij kan haar vordering in zoverre slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
8.5
De schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door haar is toegebracht.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 22c en 22d Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring/vrijspraak
  • verklaart niet bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt haar daarvan vrij;
  • verklaart bewezen, dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
  • verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt haar daarvan vrij;
strafbaarheid feit
  • verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
  • verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
s
trafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
  • veroordeelt verdachte tot een
  • beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
schadevergoeding
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
  • veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
  • legt de
  • bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan haar verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Skerka, voorzitter, mr. J. Wentink en mr. Y. Cenik, rechters, in tegenwoordigheid van J.J.J. Bernsen, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 22 februari 2017.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie-eenheid Oost-Nederland, district Twente, met nummer 2015312120. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte van 2 juli 2015, zakelijk weergegeven, inhoudende de verklaring van aangeefster, doorgenummerde pagina’s 3 en 4.
Op 28 juni 2015 ben ik uit geweest in [café] in Almelo. […] Ik had de indruk dat ik witte wijn op een vrouw gemorst had. Ik zag hoe de vrouw haar glas met drinken over mij heen stortte. […] Ik voelde dat de vrouw mij probeerde vast te pakken bij mijn hoofd. Ik probeerde de vrouw van mij af te duwen. Vervolgens voelde ik een harde klap tegen mijn rechterbovenbeen. Ik zag hoe de vrouw met geschoeide voet, met zeer grote kracht en met het doel om mij pijn te doen dan wel te verwonden tegen mijn bovenbeen schopte. Hierop voelde ik een enorme pijnscheut in mijn rechterbovenbeen.
2) De verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 8 februari 2017, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven.
Op 28 juni 2015 gingen we naar [café] in Almelo. […] [slachtoffer] gooide haar wijn over mijn arm heen. Ik gooide mijn bier in haar gezicht. Ze greep naar mijn haar. Ik liet mijn glas vallen en heb haar naar haar haren gegrepen. Ik heb naar haar gezicht toe geslagen en probeerde haar te trappen. Het zou best kunnen dat ik haar heb geraakt.