In de zaak van verzoeker, vertegenwoordigd door advocaat mr. R.W. van Faassen, werd op 10 januari 2017 een openbare terechtzitting gehouden in een strafzaak. Tijdens deze zitting heeft verzoeker een mondeling verzoek tot wraking ingediend tegen mr. W. Foppen, die als jongste rechter optrad. Verzoeker voelde zich gemangeld door de wijze van ondervraging door mr. Foppen, die volgens hem te ver ging in zijn vragen en opmerkingen, wat leidde tot een gevoel van vooringenomenheid. De wrakingskamer heeft het verzoek tot wraking op 10 februari 2017 behandeld en uiteindelijk afgewezen. De wrakingskamer oordeelde dat de vrees voor onpartijdigheid van mr. Foppen niet objectief gerechtvaardigd was. De wrakingskamer benadrukte dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken. De wrakingskamer concludeerde dat de scherpe ondervraging door mr. Foppen, hoewel ongemakkelijk voor verzoeker, niet kon leiden tot de conclusie dat er sprake was van vooringenomenheid. De beslissing om het wrakingsverzoek af te wijzen werd openbaar uitgesproken, en het proces in de hoofdzaak werd bevolen om zo spoedig mogelijk voortgezet te worden in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek tot wraking.