Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.De procedure
- de dagvaarding,
- de aanvullende producties van de zijde van eiser,
- de mondelinge behandeling op 3 februari 2017.
2.De feiten
(hierna: moeder).
1 oktober 1993 in maatschapsverband met zijn broer uitoefende. Vader en [eiser] hebben deze maatschapsovereenkomst vastgelegd bij notariële akte van 23 december 1996. Vader heeft in de maatschap (juridisch) ingebracht de registergoederen als vermeld op bladzijde 9 van deze notariële akte, te weten de boerderij met opstallen aan de [adres 1] en [adres 2] te [plaats 1] en wei- en bouwland aan de [adres 3] en [adres 4] aldaar.
13 december 2016 arrest gewezen. In dit arrest is - voor zover van belang - het volgende overwogen.
3.Het geschil
, met ondergrond, erf en tuin, met een oppervlakte van in totaal ongeveer 10 are (hierna: ook de woning), met uitsluiting van [gedaagde] aan, [eiser] toekomt,
[adres 5] niet deels had gesloopt, zou hij daar nu kunnen gaan wonen. Nu moet [gedaagde] wellicht, mogelijk voor een overgangsperiode, elders onderdak zoeken. [eiser] is bereid over de bewoning van de woning aan de [adres 5] afspraken te maken, zodat het belang van [gedaagde] niet in het gedrang komt. Bij een afweging van de belangen dienen de belangen van [eiser] het zwaarst te wegen. Het spoedeisend belang is gelegen in de ernstig verstoorde verhouding en de onhoudbare situatie.