ECLI:NL:RBOVE:2017:710

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
9 februari 2017
Publicatiedatum
15 februari 2017
Zaaknummer
08.730609-16
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Heropening van het onderzoek in een strafzaak tegen een 28-jarige man wegens overval op een dierenwinkel

Op 9 februari 2017 heeft de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, het onderzoek heropend in een strafzaak tegen een 28-jarige man die verdacht wordt van een overval op een dierenwinkel in Zwolle op 6 december 2016. De verdachte wordt beschuldigd van diefstal met (dreiging van) geweld, waarbij hij ongeveer 150 euro heeft gestolen. Tijdens de zitting op 2 februari 2017 heeft de rechtbank kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. M. Zwartjes, en de verdediging van de verdachte, vertegenwoordigd door mr. D.P. Poppe.

De officier van justitie heeft gevorderd dat het primair tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard en heeft een gevangenisstraf van 24 maanden geëist, waarvan 8 maanden voorwaardelijk. De verdediging heeft echter gepleit voor schorsing van het onderzoek, verwijzend naar de psychische problematiek van de verdachte, waaronder schizofrenie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is en dat zij bevoegd is om de zaak te behandelen.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat er onvoldoende informatie is over de persoonlijkheid van de verdachte en de rol die deze heeft gespeeld bij het plegen van het feit. Daarom heeft de rechtbank besloten het onderzoek te heropenen en een multidisciplinair onderzoek te laten uitvoeren om meer inzicht te krijgen in de toerekeningsvatbaarheid van de verdachte en de benodigde behandeling. De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting voor onbepaalde tijd geschorst en de stukken in handen gesteld van de officier van justitie voor het opmaken van de benodigde rapportages.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.730609-16
Datum vonnis: 9 februari 2017
Vonnis op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1988 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
nu verblijvende in het Huis van Bewaring Karelskamp te Almelo.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
2 februari 2017. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. M. Zwartjes en van hetgeen door de verdachte en diens raadsman mr. D.P. Poppe, advocaat te Kampen, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Primair:
Op of omstreeks 6 december 2016 te Zwolle diefstal met (dreiging van) geweld heeft gepleegd door een dierenwinkel te overvallen en daarbij ongeveer 150 euro heeft gestolen;
Subsidiair:
Op of omstreeks 6 december 2016 te Zwolle een diefstal heeft gepleegd door uit de kassa van een dierenwinkel ongeveer 150 euro te stelen;
En/of
Op of omstreeks 6 december 2016 [slachtoffer] , een medewerkster van de dierenwinkel, heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
hij op of omstreeks 06 december 2016 te Zwolle met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een winkel op/aan de [adres] ) heeft weggenomen
een of meer bankbiljetten (met een waarde van ongeveer 150 euro), in elk geval
enig goed/geld, geheel of ten dele toebehorende aan [dierenwinkel] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte, toen daar opzettelijk bedreigend en/of gewelddadig
- die Dierenspeciaalzaak is binnengegaan en/of
- tegen die [slachtoffer] heeft gezegd/geroepen: ik wil geld, ik heb geld nodig” en/of “ik heb gewoon geld nodig, doe die kassa open”, althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- (terwijl hij sprak tegen die [slachtoffer] ) zijn hand in zijn jaszak heeft gestoken;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen
SUBSIDIAIR, ter zake dat
hij op of omstreeks 06 december 2016 te Zwolle met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een winkel op/aan de [adres] ) heeft weggenomen
één of meer bankbiljetten (met in totaal een waarde van 150 euro), in elk geval enig goed/geld, geheel of ten dele toebehorende aan [dierenwinkel] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
en/of
hij op of omstreeks 06 december 2016 te Zwolle [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer] dreigend de woorden toegevoegd :“ik wil geld, ik heb geld nodig en/of “ik heb gewoon geld nodig, doe die kassa open”, althans woorden van gelijke aard of strekking en/of (daarbij en/of voorafgaand) zijn hand in zijn jaszak gestoken als ware hij een wapen bij zich had).

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De standpunten van de officier van justitie en de verdediging

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard en vordert dat verdachte ter zake dit feit wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren met aftrek van de periode die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht.
De officier van justitie heeft voorts gesteld dat verdachte haars inziens volledig toerekeningsvatbaar is en er geen aanleiding is om nadere rapportages op te laten maken nu in het kader van de BOPZ reeds een voorwaardelijke machtiging met als voorwaarde behandeling van de psychische problematiek van verdachte is afgegeven.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft primair schorsing van het onderzoek ter terechtzitting bepleit. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat voor zijn cliënt reeds een voorwaardelijke rechterlijke machtiging is afgegeven vanwege zijn psychische problematiek, te weten schizofrenie en een stoornis door gebruik van middelen. Volgens de raadsman is onduidelijk waarom zijn cliënt het feit heeft gepleegd en hij verzoekt de rechtbank een nadere rapportage te laten opmaken omtrent de persoon van zijn cliënt alsmede, indien nodig, een rapportage door de Reclassering.
Indien de rechtbank echter van oordeel is dat een nader onderzoek naar de persoon van de verdachte niet noodzakelijk is heeft de raadsman subsidiair vrijspraak bepleit van het primair tenlastegelegde. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat het feit dat zijn cliënt zijn hand in zijn jaszak had terwijl hij riep om geld, onvoldoende is om tot het wettig en overtuigend bewijs te komen dat zijn cliënt heeft gedreigd met geweld. Daarnaast is volgens de raadsman niet duidelijk hoeveel geld zijn cliënt heeft gestolen.
De raadsman refereert zich aan het oordeel van de rechtbank voor wat betreft de subsidiair onder A tenlastegelegde diefstal.

5.Hervatting van het onderzoek

De rechtbank overweegt dat verdachte voorafgaande aan de zitting niet heeft willen meewerken aan het opmaken van een rapportage om meer inzicht te krijgen in zijn persoon.
De raadsman van verdachte heeft ter terechtzitting een beschikking aan de rechtbank overgelegd waaruit blijkt dat ten aanzien van verdachte een voorwaardelijke rechterlijke machtiging is verleend in verband met schizofrenie en middelengebruik.
Ter terechtzitting heeft verdachte het tenlastegelegde grotendeels bekend en zich bereid verklaard mee te werken aan het laten opmaken van een rapportage omtrent zijn persoon.
Gezien het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat zij in deze zaak thans nog niet tot een einduitspraak kan komen. Tijdens de beraadslaging is zij tot de conclusie gekomen dat het onderzoek niet volledig is geweest, zodat het moet worden heropend.
De rechtbank overweegt daartoe dat de rechtbank zich onvoldoende ingelicht acht over de vraag in hoeverre de persoonlijkheid van verdachte een rol heeft gespeeld tijdens het plegen van het tenlastegelegde feit en dat feit aan verdachte kan worden toegerekend alsmede -in het verlengde daarvan- welke behandeling is geïndiceerd.
De rechtbank is van oordeel dat een multidisciplinair onderzoek meer duidelijkheid kan geven over de persoonlijkheid van verdachte, de mate van toerekeningsvatbaarheid en de eventuele nadere behandeling.
Gelet op het hiervoor overwogene zal de rechtbank het onderzoek ter terechtzitting heropenen en terstond schorsen voor onbepaalde tijd, teneinde dit onderzoek op een nader te bepalen terechtzitting voort te zetten.

6.De beslissing

De rechtbank
heropenthet onderzoek ter terechtzitting en
schorstdit terstond voor onbepaalde tijd.
De rechtbank stelt de stukken in handen van de officier van justitie, teneinde door het NIFP een multidisciplinaire rapportage te doen laten opmaken zoals hiervoor omschreven alsmede, indien nodig, een rapportage door de Reclassering.
De rechtbank beveelt de oproeping van verdachte en zijn raadsman alsmede de benadeelde partijen tegen het tijdstip waarop het onderzoek ter terechtzitting zal worden hervat.
De klemmende reden voor aanhouding van de behandeling voor langer dan één maand, doch niet langer dan drie maanden, is gelegen in het feit dat het niet te verwachten is dat op deze termijn de rapportages beschikbaar zullen zijn.
Dit vonnis is gewezen door mr. V.P.K. van Rosmalen, voorzitter, mr. G.H. Meijer en
mr. S. Taalman, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.A. van den Hoek, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 9 februari 2017.
Mr. G.H. Meijer voornoemd is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.