ECLI:NL:RBOVE:2017:709

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
15 februari 2017
Publicatiedatum
15 februari 2017
Zaaknummer
08/760144-16
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag op politieambtenaren tijdens achtervolging met vuurwapen

Op 15 februari 2017 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot doodslag. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 7 juli 2016, waarbij de verdachte tijdens een achtervolging op een politieauto heeft geschoten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte met voorbedachten rade heeft gehandeld, maar kon niet bewijzen dat hij met de intentie om te doden heeft geschoten. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes jaar en moest schadevergoeding betalen aan de slachtoffers, twee politieambtenaren. De rechtbank oordeelde dat het schieten op de politieauto, waarin de verbalisanten zaten, een ernstig geweldsmisdrijf was dat niet alleen de slachtoffers, maar ook de rechtsorde in gevaar bracht. De verdachte had ook een revolver en munitie in zijn bezit, wat de ernst van de zaak vergrootte. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie gedeeltelijk toegewezen, maar sprak de verdachte vrij van enkele andere tenlastegelegde feiten, waaronder diefstal van een auto.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08/760144-16
Datum vonnis: 15 februari 2017
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1993 in [geboorteplaats],
wonende in [woonplaats],
nu verblijvende in het HvB Grave te Grave.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
1 februari 2017. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. A.A. Reah en van hetgeen door de verdachte en diens raadsman mr. J. Vlug, advocaat te Deventer, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:al dan niet met voorbedachte rade heeft geprobeerd [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] van het leven te beroven dan wel heeft geprobeerd die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen;
feit 2:een auto, merk Volkswagen Golf (gekentekend [kenteken]) heeft geheeld dan wel die auto heeft gestolen;
feit 3:een revolver en munitie voorhanden heeft gehad;
feit 4:37 patronen voorhanden heeft gehad.
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
1.
hij op of omstreeks 07 juli 2016 te Holten, gemeente Rijssen-Holten, in ieder geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] (beiden politieambternaren)
van het leven te beroven, met dat opzet meermalen, in ieder geval eenmaal, met een vuurwapen, (gericht) heeft/hebben geschoten (op een afstand van ongeveer 20(twintig) meter) op die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], terwijl deze in een opvallend politie-surveillancevoertuig was/waren gezeten, waarbij er (een) projectiel(en)/kogel(s) inslaa(n)t/afkets(en)t op de motorkap en/of op de voorruit van voornoemd surveillancevoertuig, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, ter zake dat
hij op of omstreeks 07 juli 2016 te Holten, gemeente Rijssen-Holten, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] (beiden politieambternaren) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, meermalen, in ieder geval eenmaal, met een vuurwapen, (gericht) heeft/hebben geschoten (op een afstand van ongeveer 20 (twintig) meter) op die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], terwijl deze in een opvallend politie-surveillancevoertuig was/waren gezeten, waarbij er (een) projectiel(en)/kogel(s) inslaa(n)t/afkets(en)t op de motorkap en/of op de voorruit van voornoemd surveillancevoertuig terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 7 juli 2016 te gemeente Holten-Rijssen en/of Deventer, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een goed, te weten een auto, merk Volkswagen, type Golf (gekentekend [kenteken]) heeft verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist(en), althans redelijkerwijs hadden moeten vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 2 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, ter zake dat
hij in of omstreeks de periode van 6 juli 2016 tot en met 7 juli 2016 te Deventer, in ieder geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft/hebben weggenomen een auto, merk Volkswagen, type Golf (gekentekend [kenteken]), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, waarbij verdachte en/of zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weggenomen
auto voornoemd al dan niet onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbrekking of inklimming en/of door middel van een valse sleutel (loper);
3.
hij op of omstreeks 07 juli 2016 te Holten, gemeente Rijssen-Holten, een of meer wapens van categorie III, te weten een revolver (merk Smith en Wesson, model 1917,
kaliber .45), althans een vuurwapen, en/of munitie van categorie III, te weten meerdere (kogel)patronen (kaliber .45 ACP), voorhanden heeft gehad;
4.
hij op of omstreeks 07 juli 2016 te Enschede, voorhanden heeft gehad 37 (zevenendertig) (kogel)patronen, merk G.F.L., kaliber .45 ACP, in elk geval munitie in de zin van de Wet Wapens en Munitie van categorie III.

3.De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het onder 1 primair, 2 primair, 3 en 4 tenlastegelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van acht jaar, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Daarnaast heeft de officier van justitie toewijzing van de vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] ieder tot een bedrag van € 4.000,-- gevorderd, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de revolver met daarin de patronen en de gevonden munitie op de zolderkamer moeten worden onttrokken aan het verkeer.

4.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

5.De beoordeling van het bewijs

Deze paragraaf bevat het oordeel van de rechtbank over de vraag of de tenlastegelegde feiten bewezenverklaard kunnen worden of dat daarvan moet worden vrijgesproken. In het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, steunt de beslissing dat verdachte de feiten heeft begaan op de inhoud van bewijsmiddelen die als bijlage aan het vonnis zijn gehecht en daarvan op die wijze deel uitmaken. Deze bewijsmiddelen bevatten dan de redengevende feiten en omstandigheden op grond waarvan de rechtbank de overtuiging heeft gekregen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
5.1
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
Stanpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich overeenkomstig zijn op schrift gestelde requisitoir op het standpunt gesteld dat het onder 1 primair in de eerste plaats, 2 primair, 3 en 4 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
Hiertoe heeft de officier van justitie aangevoerd dat verdachte met een vuurwapen heeft geschoten op de achtervolgende politieauto en dat daarbij de kogel is afgeketst op de voorruit. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte met voorbedachte raad heeft gehandeld. Hij heeft daartoe aangevoerd dat de achtervolging al zo’n twintig minuten duurde toen er door verdachte werd geschoten. Dat betekent dat verdachte al die tijd gelegenheid heeft gehad om zich te beraden over het te nemen besluit. Tijdens de rit was verdachte rustig blijkt uit de verklaringen van [slachtoffer 2], [slachtoffer 1] en medeverdachte [medeverdachte]. Volgens de officier van justitie heeft verdachte zich gedurende enige tijd kunnen beraden op het te nemen of genomen besluit en heeft hij niet gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling. Hij heeft de gelegenheid gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en heeft zich daarvan rekenschap gegeven. Contra-indicaties voor de aanwijzingen dat met voorbedachten rade is gehandeld ontbreken.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich overeenkomstig zijn op schrift gestelde pleitnota op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1 primair tenlastegelegde nu niet is aan te tonen wie er heeft geschoten. Mocht de rechtbank wel bewezen achten dat verdachte degene is die heeft geschoten, dan is er volgens de raadsman geen sprake van (voorwaardelijk) opzet op de dood. Daarnaast is de raadsman van mening dat er ook geen sprake is van voorbedachte rade nu er contra-indicaties bestaan. De raadsman verzoekt de rechtbank verdachte vrij te spreken van het onder 1 primair tenlastegelegde.
Ten aanzien van het onder 1 subsidiair tenlastegelegde refereert de raadsman zich aan het oordeel van de rechtbank. Voorts is de raadsman ven mening dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is voor het onder 2 primair en subsidiair tenlastegelegde, zodat verdachte dient te worden vrijgesproken. Tot slot refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de feiten 3 en 4.
5.2
De bewijsoverwegingen van de rechtbank
Gelet op de bewijsmiddelen stelt de rechtbank het volgende vast.
Op 7 juli 2016 omstreeks 02.09 uur krijgen verbalisanten, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], van de meldkamer de opdracht om naar de Diepenveenseweg te Deventer te gaan waar vermoedelijk een gestolen Volkswagen Golf met kenteken [kenteken] zou staan. Verbalisanten, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], zien aldaar ter plaatse na enkele minuten twee personen oversteken. Kort daarna zien zij een Volkswagen Golf met kenteken [kenteken] wegrijden. Verbalisanten, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], besluiten de auto te volgen en zien dat de bestuurder kort donkerblond opgeschoren haar heeft en dat de bijrijder een zwart petje op zijn hoofd heeft. Verbalisanten, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], geven de Volkswagen Golf een stopteken. De Volkswagen Golf negeert het stopteken en voert vanaf dat moment de snelheid op. Er worden snelheden behaald tussen de 80 km/u en 140 km/u. In de bocht op de Drostenstraat te Holten zien verbalisanten dat de bijrijder van de Volkswagen Golf met een gedeelte van zijn bovenlichaam uit de auto gaat hangen met zijn gezicht richting de politieauto. Verbalisanten zien dat de bijrijder een man is met een blanke huidskleur. Zij zien dat de bijrijder een vuurwapen in zijn handen heeft en dat op hen richt, zij kijken recht in de loop van het vuurwapen. Verbalisant [slachtoffer 1] ziet dat het een revolver betreft. Verbalisanten rijden dan ongeveer 30 à 50 meter achter de Volkswagen Golf. Verbalisanten zien dat de bijrijder zijn pet verliest. Verbalisanten horen een knal gevolgd door een harde tik tegen de voorruit van de politieauto. Zij zien een ster in de voorruit ontstaan. Verbalisanten nemen afstand van de Volkswagen Golf. Zij zien dat de Volkswagen Golf stopt en dat de bestuurder en de bijrijder wegrennen. De bestuurder van de Volkswagen Golf, medeverdachte [medeverdachte], wordt omstreeks 02.53 uur in de nabijheid van Volkswagen Golf aangehouden door verbalisanten. De bijrijder is dan nog spoorloos. Omstreeks 05.00 uur vindt een diensthond op de vluchtroute onder de struiken een revolver. In de nabijheid van de revolver wordt verdachte [verdachte] omstreeks 05.20 uur aangehouden. [verdachte] deelt mee dat hij alleen maar een auto op zou halen in Deventer. De revolver is inbeslaggenomen en veiliggesteld voor forensisch onderzoek. In de trommel van de revolver zijn twee lege hulzen aangetroffen. De revolver en de patronen zijn door de forensische opsporing inbeslaggenomen, veiliggesteld en voorzien van SIN AAIT5604NL (revolver) en SIN AAIT5599NL (patroon uit trommel).
De pet van de bijrijder is tijdens het schieten op de Drostenstraat / Pannenbakkerstraat te Holten gevallen. Korte tijd na het schietincident wordt de pet door verbalisant [verbalisant 1] aangetroffen. De pet is door de forensische opsporing inbeslaggenomen, veiliggesteld en voorzien van SIN AAJG5351NL.
Zowel de pet als de revolver is op DNA bemonsterd. Uit onderzoek van het NFI blijkt dat het DNA van verdachte [verdachte] op de pet, de revolver en een patroon is aangetroffen. De kans is kleiner dan één op één miljard dat het DNA van een ander is dan verdachte.
Uit het sporenonderzoek blijkt dat de motorkap en de voorruit beschadigd zijn doordat de kogel is afgeketst. De beschadiging in de voorruit zit op borsthoogte aan de bestuurderszijde.
In de woning van verdachte vindt na zijn aanhouding een doorzoeking plaats. In de slaapkamer van verdachte is door verbalisanten een tas gevonden met daarin 37 scherpe patronen, waaronder patronen van hetzelfde type als de patronen die in de rondsel van het gevonden vuurwapen zijn aangetroffen.
Ten aanzien van feit 1
Opzet
De raadsman van verdachte heeft ter zitting aangevoerd dat verdachte door het schieten op de politieauto geen opzet, ook niet in voorwaardelijke vorm, heeft gehad op de dood van de verbalisanten. Door het handelen van verdachte is volgens de raadsman geen aanmerkelijke kans geweest op de dood van verbalisanten.
Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg – zoals hier de dood – is aanwezig indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dit gevolg zal intreden. De beantwoording van de vraag of de gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten.
De rechtbank is van oordeel dat uit voornoemde bewijsmiddelen – en gelet op al hetgeen hiervoor reeds is overwogen – is komen vast te staan dat verdachte samen met medeverdachte [medeverdachte] in de Volkswagen Golf heeft gezeten en dat er door verdachte vanuit de Volkswagen Golf is geschoten. Voorts is uit het politieonderzoek gebleken dat beide verbalisanten recht in de loop van het vuurwapen keken en dat door verdachte gericht is geschoten op de voorruit van de politieauto. De motorkap en de voorruit zijn beschadigd door de afgevuurde kogel. De beschadiging van de voorruit is ter hoogte van het bovenlichaam van de verbalisanten. Daarbij was de afstand tussen de vluchtauto en de politieauto op het moment dat vanuit de Volkswagen Golf werd geschoten relatief klein. Door met een revolver met een relatief zwaar kaliber uit een rijdende auto met scherpe munitie te schieten op een achteropkomende politieauto, waarbij gericht wordt op de voorruit van de politieauto waarachter de politieagenten -die recht in de loop kijken- zich bevinden, bestaat naar algemene ervaringsregels een aanmerkelijke kans dat de inzittenden ter hoogte van hun bovenlichaam geraakt worden door een door verdachte afgevuurde kogel en daarbij zodanig letsel oplopen dat daarvan de dood het gevolg is. Het gegeven dat verdachte achterstevoren uit het raam van een rijdende auto heeft gehangen kan naar het oordeel van de rechtbank niet zonder meer aan de aanmerkelijke trefkans, afdoen aangezien de auto’s op relatief korte afstand van elkaar hebben gereden. De voornoemde gedragingen van verdachte kunnen in dit geval naar hun uiterlijke verschijningsvorm genomen dan ook worden aangemerkt als zozeer te zijn gericht op het toebrengen van een levensgevaarlijk verwonding aan de verbalisanten dat verdachte de aanmerkelijke kans op het gevolg daarvan, de dood van de verbalisanten, bewust moet hebben aanvaard.
De rechtbank is derhalve van oordeel dat er gelet op het voorgaande sprake is van voorwaardelijk opzet op de dood van de verbalisanten [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], zodat het verweer van de raadsman wordt verworpen. De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte verbalisanten [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] van het leven heeft proberen te beroven.
De voorbedachten rade
Voor een bewezenverklaring van het bestanddeel “met voorbedachten rade” moet komen vast te staan dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven.
Bij de vraag of sprake is van voorbedachte raad gaat het bij uitstek om een weging en waardering van de omstandigheden van het concrete geval door de rechter, waarbij deze het gewicht moet bepalen van de aanwijzingen die voor of tegen het bewezen verklaren van voorbedachte raad pleiten. De vaststelling dat de verdachte voldoende tijd had om zich te beraden op het te nemen of het genomen besluit vormt weliswaar een belangrijke objectieve aanwijzing dat met voorbedachte raad is gehandeld, maar behoeft de rechter niet ervan te weerhouden aan contra-indicaties een zwaarder gewicht toe te kennen. Daarbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan de omstandigheid dat de besluitvorming en uitvoering in plotselinge hevige drift plaatsvinden, dat slechts sprake is van een korte tijdspanne tussen besluit en uitvoering of dat de gelegenheid tot beraad eerst tijdens de uitvoering van het besluit ontstaat. Zo kunnen bepaalde omstandigheden (of een samenstel daarvan) de rechter uiteindelijk tot het oordeel brengen dat de verdachte in het gegeven geval niet met voorbedachte raad heeft gehandeld.
De rechtbank heeft op grond van het onderhavig dossier en het onderzoek ter zitting niet kunnen vaststellen dat sprake was van een vooropgezet plan om verbalisanten [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] van het leven te beroven, zoals door de officier van justitie is aangevoerd.
De rechtbank kan niet vaststellen wanneer het voornemen bij verdachte is ontstaan dan wel het besluit is genomen om verbalisanten van het leven te beroven, noch hoeveel tijd tussen het nemen van het besluit en de uiteindelijke uitvoering daarvan is verlopen. De enkele omstandigheid dat de achtervolging twintig minuten duurde is in dit verband niet doorslaggevend. Op grond van de bewijsmiddelen kan immers niet worden uitgesloten dat verdachte aanvankelijk in de veronderstelling verkeerde dat het de medeverdachte zou lukken om de achtervolgende agenten af te schudden en dat verdachte pas daarna –wellicht eerst op het allerlaatste moment – het besluit heeft genomen te gaan schieten. Aldus is niet komen vast te staan dat verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit. Daarnaast kan niet worden uitgesloten dat er op het laatste moment, toen verdachte kennelijk realiseerde het de medeverdachte niet zou lukken de achtervolgers af te schudden, sprake is geweest van een ogenblikkelijke gemoedsopwelling bij verdachte. Om die reden kan naar het oordeel van de rechtbank de voorbedachten rade niet wettig en overtuigend bewezen worden.
Ten aanzien van feit 2
De rechtbank is evenals de raadsman van oordeel dat verdachte dient te worden vrijgesproken voor het onder 2 primair en subsidiair tenlastegelegde nu er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is dat verdachte de Volkswagen Golf heeft geheeld dan wel heeft gestolen.
Ten aanzien van de feiten 3 en 4
De rechtbank is op grond van het vorenstaande van oordeel dat het onder 3 en 4 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
5.3
De conclusie
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte onder 1 in de eerste plaats, 2 primair en subsidiair is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het onder 1 in de tweede plaats, 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 7 juli 2016 te Holten, gemeente Rijssen-Holten, in ieder geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf, opzettelijk [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] beiden politieambtenaren van het leven te beroven, met dat opzet met een vuurwapen, gericht heeft geschoten op die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], terwijl deze in een opvallend politie-surveillancevoertuig waren gezeten, waarbij er een projectiel/kogel inslaat/afketst op de motorkap en op de voorruit van voornoemd surveillancevoertuig, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij op 7 juli 2016 te Holten, gemeente Rijssen-Holten, een wapen van categorie III, te weten een revolver (merk Smith en Wesson, model 1917, kaliber .45) en munitie van categorie III, te weten meerdere (kogel)patronen (kaliber .45 ACP), voorhanden heeft gehad;
4.
hij op 7 juli 2016 te Enschede, voorhanden heeft gehad 37 (zevenendertig) (kogel)patronen, merk G.F.L., kaliber .45 ACP, in de zin van de Wet Wapens en Munitie van categorie III.
De rechtbank heeft de eventueel in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte onder 1 in de tweede plaats, 3 en 4 meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

6.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij de artikelen 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) en artikel 55 Wet Wapens en Munitie. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1 primair in de tweede plaats
het misdrijf: poging tot doodslag;
feiten 3 en 4
telkens het misdrijf: handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie.
7. De strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

8.De op te leggen straf of maatregel

8.1
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. Ook neemt de rechtbank de volgende factoren in aanmerking.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag door tijdens een wilde achtervolging, die lange tijd heeft geduurd, met scherpe munitie richting een politieauto te schieten waarin verbalisanten [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zaten, die op dat moment in de rechtmatige uitoefening van hun bediening werkzaam waren. De ervaring leert dat slachtoffers van dergelijke geweldsmisdrijven daarvan ook nog lange tijd nadelige psychische gevolgen ondervinden. Dat het handelen van verdachte nog steeds een enorme impact heeft op de verbalisanten [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] blijkt ook uit de ter zitting voorgelezen schriftelijke slachtofferverklaringen. Het gaat bovendien om een ernstig geweldsdelict dat niet alleen voor de slachtoffers maar ook een voor de rechtsorde schokkend karakter draagt en dat leidt tot gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving.
Verdachte heeft tijdens de achtervolging een geladen vuurwapen voorhanden gehad. Het voorhanden hebben van een geladen vuurwapen met bijbehorende munitie is eveneens een ernstig feit en kan een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich brengen. De rechtbank rekent verdachte deze feiten zwaar aan.
Wat betreft de persoonlijke omstandigheden van verdachte heeft de rechtbank rekening gehouden met het uittreksel uit het Justitiële Documentatieregister betreffende verdachte van 7 november 2016, waaruit blijkt dat verdachte eerder voor een mishandeling is veroordeeld.
De rechtbank is in dit geval van oordeel dat een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf noodzakelijk is, omdat aard en ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde door een lichtere strafrechtelijke afdoening van de zaak miskend zouden worden. Bijzondere omstandigheden die tot een ander oordeel zouden moeten voeren, acht de rechtbank niet aanwezig.
De rechtbank heeft als strafverzwarende omstandigheden nog meegewogen dat sprake is geweest van het schieten op ambtsdragers tijdens de rechtmatige uitoefening van hun bediening. Daarnaast heeft verdachte op geen enkele wijze zijn verantwoordelijkheid genomen. Alles afwegende acht de rechtbank in dit geval de oplegging van een gevangenisstraf van 6 jaar passend en geboden.
8.2
De inbeslaggenomen voorwerpen
De rechtbank is van oordeel dat een revolver (Smith & Wesson, model 1917, kaliber .45), patronen (kaliber .45 ACP) en 37 patronen (G.F.L., kaliber .45 ACP) moeten worden onttrokken aan het verkeer, nu deze bij gelegenheid van het onderzoek naar de door verdachte begane misdrijven werden aangetroffen en deze aan verdachte toebehorende voorwerpen kunnen dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke misdrijven, terwijl zij van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang en de wet.

9.De schade van benadeelden

9.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 2]
, domicilie kiezende te Apeldoorn, heeft zich voorafgaand aan het onderzoek op de zitting, op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert veroordeling van de verdachte tot betaling van in totaal
€ 4.000,--, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. Deze schade bestaat uit immateriële schade.
Ook heeft de benadeelde partij gevraagd een schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank is van oordeel dat uit de schriftelijke slachtofferverklaring voldoende blijkt dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden, welke schade rechtstreeks door verdachte is toegebracht aan de benadeelde partij. Gelet op het bewezenverklaarde acht de rechtbank een vergoeding van € 2.500,00 billijk. De rechtbank schat de omvang van de schade op dat bedrag en zal de vordering ter zake immateriële schade toewijzen tot dat bedrag. Voor het overige zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren. De benadeelde partij kan zijn vordering in zoverre slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
[slachtoffer 1]
, domicilie kiezende te Zwolle, heeft zich voorafgaand aan het onderzoek op de zitting, op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert veroordeling van de verdachte tot betaling van in totaal € 4.000,--, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. Deze schade bestaat uit immateriële schade.
Ook heeft de benadeelde partij gevraagd een schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank is van oordeel dat uit de schriftelijke slachtofferverklaring voldoende blijkt dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden, welke schade rechtstreeks door verdachte is toegebracht aan de benadeelde partij. Gelet op het bewezenverklaarde acht de rechtbank een vergoeding van € 2.500,00 billijk. De rechtbank schat de omvang van de schade op dat bedrag en zal de vordering ter zake immateriële schade toewijzen tot dat bedrag. Voor het overige zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren. De benadeelde partij kan zijn vordering in zoverre slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
9.2
De schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal hierbij (telkens) de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het bewezenverklaarde feit is toegebracht.

10.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 27, 57 en 91 Sr.
11. De beslissing
De rechtbank:
vrijspraak/bewezenverklaring
  • verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 1 in de eerste plaats, 2 primair en subsidiair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
  • verklaart bewezen, dat verdachte het onder 1 primair in de tweede plaats, onder 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
  • verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1 primair in de tweede plaats, onder 3 en 4 meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:

feiten 3 en 4 telkens het misdrijf: handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie;

- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 primair in de tweede plaats, onder 3 en 4 bewezenverklaarde;
straf
  • veroordeelt verdachte tot een
  • bepaalt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
schadevergoeding
  • veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] van een bedrag van € 2.500,--, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 7 juli 2016;
  • veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
  • legt de
  • bepaalt dat als veroordeelde heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als veroordeelde aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk is in zijn vordering, en dat de benadeelde partij de vordering bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
[slachtoffer 1]
  • veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] van een bedrag van € 2.500,--, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 7 juli 2016;
  • veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
  • legt de
  • bepaalt dat als veroordeelde heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als veroordeelde aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk is in zijn vordering, en dat de benadeelde partij de vordering bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
de inbeslaggenomen voorwerpen
- de rechtbank verklaart onttrokken aan het verkeer:
- een revolver, merk Smith & Wesson, model 1917 , kaliber .45;
- ( kogel)patronen kaliber .45 ACP;
- 37 ( kogel)patronen, merk G.F.L., kaliber .45 ACP.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Wentink, voorzitter, mr. Y. Cenik en mr. B.C. Maresch- Evers, rechters, in tegenwoordigheid van M.M. Greven-Diepenmaat, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 15 februari 2017.
Mr. B.C. Maresch-Evers is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland met nummer ON1R016033. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1.
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] van 7 juli 2016, pagina’s 23 t/m 25, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als relaas van die verbalisanten:
Op 7 juli 2016 omstreeks 02:09 uur kregen wij, verbalisanten [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], van de meldkamer de opdracht om te gaan naar de Diepenveenseweg te Deventer aldaar zou mogelijk een gestolen auto staan. Het zou gaan om een Volkswagen Golf met het kenteken [kenteken]. Ik, verbalisant [slachtoffer 1], bestuurde de opvallende surveillanceauto. Ik,
verbalisant [slachtoffer 2], was de bijrijder. Na ongeveer vijf minuten zien wij, verbalisanten, twee personen de Diepenveenseweg oversteken. Niet lang daarna zien wij, verbalisanten, een auto wegrijden. Wij, verbalisanten, zien dan aan het model van de auto dat het een VW Golf betreft. Wij, verbalisanten, besluiten om achter deze auto aan te rijden en te kijken of het kenteken overeenkomt met het kenteken dat in de melding is doorgegeven. Wij, verbalisanten, zagen dat het kenteken van deze auto was [kenteken]. Hetzelfde kenteken als die in de melding werd genoemd. Wij, verbalisanten, zagen twee personen in de auto voor ons zitten. Wij, verbalisanten, zagen dat de bestuurder aan de achterkant van zijn hoofd kort donkerblond opgeschoren haar had. Wij, verbalisanten, zagen dat de bijrijder een zwart petje op zijn hoofd had. Ik, verbalisant [slachtoffer 2], gaf de VW Golf voor ons een stopteken middels de lichtbak op ons surveillancevoertuig. Wij, verbalisanten, zagen dat de surveillanceauto die ons tegemoet reed tegelijkertijd de blauwe optische signalen aan deed en de weg voor de
VW Golf probeerde te versperren door dwars over de weg te gaan staan. Wij, verbalisanten, zagen dat de vw Golf de surveillanceauto kon ontwijken door naar rechts te sturen. Wij, verbalisanten, zagen dat de VW Golf vanaf dat moment zijn snelheid verhoogde. Ik,
verbalisant [slachtoffer 1], zag op de kilometerteller van ons surveillancevoertuig dat
de snelheden die de VW Golf reed varieerden tussen de 80 km/u en l40km/u. In de bocht van de Drostenstraat zien wij, verbalisanten, dat de bijrijder van de VW Golf met een gedeelte van zijn bovenlichaam uit de auto hangt met zijn gezicht naar achteren. Wij, verbalisanten, zien aan het gezicht van de bijrijder dat de bijrijder een blanke huidskleur had en dat het ging om een manspersoon. Wij, verbalisanten, zien dat de bijrijder een vuurwapen in zijn handen heeft en dat hij deze op ons richt. Tegelijkertijd zien wij dat de bijrijder zijn zwarte pet verliest. De pet waaide van zijn hoofd en belandde op de openbare weg, Drostenstraat / Pannenbakkersstraat. Wij, verbalisanten, kijken recht in de loop van het vuurwapen. Op dat moment reden wij ongeveer 30 à 50 meter achter het voertuig. Ik, verbalisant [slachtoffer 1], zie dat het een revolver was die de bijrijder in zijn handen had. Wij, verbalisanten, horen een knal gevolgd door een harde tik tegen onze auto waarop wij zien dat er een ster in voorruit van ons surveillanceauto ontstaan. Wij, verbalisanten, waren ons er van bewust dat we werden beschoten door de bijrijder van de VW Golf. Hierop heb ik, verbalisant [slachtoffer 1] direct geremd en heb ik afstand genomen van de VW Golf. Wij, verbalisanten, zagen dat de VW Golf stopte en dat de bestuurder en de bijrijder uit de auto stapte en hard wegrenden.
2.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2], van 8 juli 2016, pagina’s 92 t/m 93, zakelijk weergegeven, onder meer inhoudende:
De Drostenstraat maakt een lange bocht naar links. Tijdens die bocht zie ik dat de bijrijder uit de auto hangt. We zaten er vlak achter. Ik schat dat de afstand tussen ons en de Golf zo’n 30 meter is. Het is zeker niet meer geweest. Op het moment dat ik de bijrijder uit de auto zie hangen kijk ik recht in de loop van een vuurwapen. Ik keek recht in de loop van het vuurwapen en ik zag toen ook het gezicht van de bijrijder. Ik ben me doodgeschrokken. Ik hoorde toen knallen. In mijn beleving heb ik twee knallen gehoord. Ik hoorde direct daar achteraan een klap op de auto. Ik hoorde de inslag van de kogel. Ik hoorde een harde tik tegen de vooruit. Ik zag een ster in de vooruit ontstaan. Ik heb toen tegen de meldkamer gezegd dat we werden beschoten. Ik zag dat het petje van de bijrijder van zijn hoofd waaide. Het voelde als een heel gericht schot op de auto. Ik besefte mij echt dat iemand mij dood wilde hebben. Ik keek toen in de loop. Ik zag dat de loop echt op ons gericht was. Toen ik later keek naar de inslag in de auto keek zag ik dat de kogel op de motorkap net onder de voorruit terecht gekomen was. Ik zag dat de kogel afgeketst was. Ik zag ook de ster in de voorruit. We hebben in de nabijheid van de auto in de bosjes één verdachte aangehouden. Ik zag dat de aangehouden persoon hetzelfde signalement had als de bestuurder van de Golf.
3.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1], van 7 juli 2016, pagina 104, zakelijk weergegeven, onder meer inhoudende:
V: vraag verbalisant
A: antwoord
A: Vervolgens komen we in Holten door een bocht. Op dat moment gaat die bijrijder uit het raam van het portier hangen. Hij heeft een zwarte pet op, blanke jongen en hij kijkt ons aan. Op een gegeven moment zien we zijn hand uit het raam en ik kijk in de loop van een grijze revolver en hij schiet. We voelen en we zien dat één patroon op de motorkap ketst. We horen echt een blik geluid, dat we geraakt worden en gelijk daarop zien we een ster in de voorruit. (…)
V: Op wat voor een afstand zitten jullie dan, op dat moment?
A: Mijn idee was 30 à 40 meter ongeveer, misschien nog geen eens. (…)
A: (…) ik hoor echt, dat het vuurwapen afgaat. Dat hoorde ik. Het was zeker dat het vanuit dat vuurwapen kwam, honderd procent.
4.
Het proces-verbaal van bevindingen van aanhouding van 7 juli 2016, pagina’s 34 en 35, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als relaas van verbalisanten:
Op 7 juli 2016 omstreeks 2.53 uur hielden wij, verbalisanten, te Holten, als verdachte aan, [medeverdachte]. Op de pannenbakkenstraat te Holten heb ik mijn diensthond [diensthond 1] uit het voertuig gehaald. Ik ben naar het voertuig van de verdachten gelopen en heb de diensthond het commando zoeken gegeven. In de bosschage werd verdachte [medeverdachte] aangehouden.
5.
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] van 8 juli 2016, met bijlagen, pagina’s 30 t/m 33, zakelijk weergegeven, als relaas van verbalisant:
Op 7 juli 2016, omstreeks 04.45 uur ben ik samen met mijn speurhond menselijke
geur, [diensthond 2], gaan zoeken. Gestart werd nabij een donker gekleurde VW Golf, vluchtauto verdachten, op de Slachthuisstraat te Holten. De route vervolgde via de Schoutenstraat, waarbij [diensthond 2] een verhoogde zoekinterresse had. Omstreeks 05.00 uur hoorde ik, dat [diensthond 2] een melding gaf en aan het einde van de groenstrook onder diverse struiken een verwijzing gaf. Bij een nader onderzoek onder de struiken, zag ik een op een revolver lijkend voorwerp liggen. Hierna werd met [diensthond 2] een vervolg gegeven aan de zoeking. Omstreeks 05.20 uur hoorde en zag ik, dat [diensthond 2] een melding gaf en zag ik, dat een geknielde man in het bosperceel zat. Direct hierna trok ik mijn vuurwapen en richtte deze op de genoemde man. Ik maakte mij bekend, dat ik van de politie was en zag, dat hij zijn armen omhoog stak.
I
In bijlage I, een foto van Google Earth, is aangegeven, welke route met [diensthond 2] is gelopen en is de plaats van het aantreffen van de revolver aangegeven.
II
Op bijlage II, tevens een foto van Google Earth is ook met rood aangegeven, wat de route was die door ons werd afgelegd.
6.
Het proces-verbaal van aanhouding van verbalisant [verbalisant 3], van 7 juli 2016, pagina 56 en 57, zakelijk weergegeven, het relaas van die verbalisant:
Op 7 juli 2016 omstreeks 5:22 uur hielden verbalisanten [verdachte], geboren [geboortedag] 1993, aan. Wij hoorden de verdachte zeggen: “ik zou alleen maar een auto op halen in Deventer”.
7.
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 4], van 7 juli 2016, pagina 111, zakelijk weergegeven, als relaas van verbalisant:
op 7 juli 2016 zijn inbeslaggenomen de volgende zaken:
- personenauto Volkswagen Golf, kenteken [kenteken];
- 1 zwarte baseball pet;
- 1 handvuurwapen, revolver.
8.
Het proces-verbaal sporenonderzoek van verbalisant [verbalisant 5], van 7 oktober 2016, pagina’s 219 en 220, zakelijk weergegeven, als relaas van die verbalisant:
C: Onderzoek plaats delict
C1 Drostenweg [huisnummer] te Holten
Ik zag een zwarte petje op de openbare weg liggen. Door mij werd het zwarte petje
inbeslaggenomen, veiliggesteld en voorzien van SIN AAJGS351NL.
C2: Pannenhakkerstraat [huisnummer] te Holten
Ongeveer ter hoogte van perceel Pannenbakkersstraat [huisnummer] te Holten stond een politievoertuig voorzien van kenteken GN-923-J. Ik zag dat de motorkap en de voorruit beschadigd waren. De beschadiging op de motorkap. Ik zag dat het metaal eronder zichtbaar was geworden. Ik zag dat het metaal kleine krassporen vertoonde. Vanuit mijn kennis en ervaring herkende ik deze beschadiging als een ricochet zeer waarschijnlijk veroorzaakt door een klein object met hoge snelheid, vermoedelijk een kogel.
Ik zag dat de beschadiging in de voorruit bestond uit een circulaire breuk en “twee diepe krassen”. Uit de aanwezigheid van de circulaire breuk en de “diepe krassen” kon ik afleiden dat de voorruit aan stomp botsend geweld had blootgestaan. Vermoedelijk een klein object met een hoge snelheid.
C4: Schoutenstraat [huisnummer] te Holten
Op aanwijzing van speurhonden geleider, [verbalisant 2] zag ik in de bosschages rechts naast de
achtertuin van perceel Schoutenstraat [huisnummer] te Holten een revolver. Het vuurwapen werd door mij veiliggesteld en veilig gemaakt. De trommel van de revolver werd door mij opengedraaid. Ik zag dat de trommel 6 kamers had. Van de 6 kamers waren 5 kamers bezet en ik zag dat 2 slaghoedjes ingedeukt waren. Vermoedelijk betroffen het dus 3 patronen en 2 huizen. De bodemstempels waren allemaal overeenkomstig met “G.F.L.” en “.45 A.C.P’. De hulzen, patronen en het vuurwapen werden door mij v veiliggesteld en inbeslaggenomen.
SIN : AAIT5599NL
Object : Munitie (Patroon)
Bijzonderheden : Patroon uit trommel; positie: 12h
SIN : AAIT5604NL
Object : Vuurwapen (Revolver)
Bijzonderheden: Smith&Wesson .45 – veilig gemaakt!
9.
Het proces-verbaal van verhoor [naam], van 8 juli 2016, pagina 145, zakelijk weergegeven, als verklaring van verdachte:
De kamer op zolder is van [verdachte].
10.
Het proces-verbaal van sporenonderzoek van verbalisant [verbalisant 6], van 12 juli 2016, pagina 265, zakelijk weergegeven, het relaas van die verbalisant:
Aanleiding
In de nacht van 6 op 7 juli 2016 werd er op een politieauto geschoten vanuit een, na wat later bleek, gestolen auto. Hierbij werden twee verdachten aangehouden. Na aanleiding van deze aanhoudingen vond er een doorzoeking plaats in de woning aan de [adres] te [woonplaats].
Zolderkamer patronen 45 ACP
Op de zolderkamer lag in de hoek links van de deur een plastic tas met liet opschrift
“Takko”. Ik zag dat er in de tas een doos “45 ACP” munitie zat. Ik zag dat er 37 scherpe patronen in het doosje zaten.
11.
Het rapport van dr. S. van Soest, rapporteur bij het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) van 20 augustus 2016, pagina’s 280 t/m 283, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van die rapporteur:
DNA-onderzoek
Onderstaand onderzoeksmateriaal is onderworpen aan een DNA-onderzoek:
Naar aanleiding van een schietincident in Deventer op 7 juli 2016 is onder meer een DNA onderzoek uitgevoerd.
AAIT5604NL#01 bemonstering van de ruwe delen van een vuurwapen
AAJG5351NL#01 bemonstering van de binnenrand (ter hoogte van het voorhoofd) van een
petje
Resultaten, interpretatie en conclusie
De DNA-profielen van [medeverdachte] RAAN5212NL (geboren op [geboortedag] 1986) en [verdachte]
RAAT1218NL (geboren op [geboortedag] 193) zijn betrokken bij het vergelijkend DNA
onderzoek.
In Tabel 1 staat vermeld van wie het celmateriaal op grond van het vergelijkend DNA onderzoek afkomstig kan zijn. Dit betekent dat als een persoon niet vermeld wordt, er op
basis van het vergelijkend DNA-onderzoek geen aanwijzing is voor de aanwezigheid van
celmateriaal van deze persoon in die bemonstering.
Tabel 1 Resultaten, interpretatie en conclusie vergelijkend DNA-onderzoek
SIN
Beschrijving DNA-profiel/ celmateriaal kan afkomstig zijn van
Matchkans DNA-profiel
AAIT5604NL#01
DNA-profiel van een man [verdachte]
kleiner dan 1 op 1 miljard
AAJG5351NL#01
DNA-profiel van een man [verdachte]
kleiner dan 1 op 1 miljard
12.
Een bijlage van het NFI rapport van 30 augustus 2016 pagina 284, houdt, zakelijk weergegeven het volgende in:
Omschrijving onderzoeksmateriaal een referentiemonster wangslijmvlies van [verdachte] (geboren op [geboortedag] 1993)
DNA-identiteitszegel RAAT1218NL
Delict DNA veroordeelde
13.
Het rapport van dr. P.J. Herbergs, forensisch DNA-deskundige bij DNalysis van 21 oktober 2016, pagina’s 304 en 305 , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van die rapporteur:
Zegelnummer: Beschrijving item:
AAIT5599NL Munitie, patroon uit trommel, positie: 12h
Het DNA-hoofdprofiel opgesteld van de bemonstering van een patroon (M1T5599NL#01) is op 17 oktober 2016 opgenomen in de Nederlandse DNA-databank voor strafzaken. Hierbij is een match gevonden met het DNA-profiel van [verdachte] (RAAT1218NL), (DNA
profielcluster 37286).
De resultaten van het vergelijkend DNA-onderzoek zijn weergegeven in tabel 1.
Tabel 1: resultaten van het DNA-onderzoek van bemonsteringen.
Bemonstering
DNA-profiel
Mogelijke donor van celmateriaal
Patroon (AAIT5599NL#01)
DNA-profiel van een man. De frequentie van het DNA-profiel is kleiner dan één op één miljard.
Het DNA-profiel matcht met het DNA-profiel van [verdachte]
14.
Een bijlage van het NFI rapport van 17 oktober 2016, pagina 307, houdt, zakelijk weergegeven het volgende in:
Omschrijving onderzoeksmateriaal een referentiemonster wangslijmvlies van [verdachte] (geboren op [geboortedag] 1993)
DNA-identiteitszegel RAAT1218NL
Delict DNA veroordeelde