ECLI:NL:RBOVE:2017:684

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
14 februari 2017
Publicatiedatum
14 februari 2017
Zaaknummer
08/952354-16 en 08/120157-15 (tul)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in plofkraakzaak te Enschede

Op 14 februari 2017 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van betrokkenheid bij een plofkraak in Enschede op 11 maart 2016. De verdachte werd vrijgesproken van alle tenlastegelegde feiten, waaronder diefstal met braak, het veroorzaken van een ontploffing en het vernielen van een gebouw. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was om de verdachte te veroordelen. De officier van justitie had gevorderd dat de verdachte voor de feiten zou worden veroordeeld, maar de rechtbank volgde dit niet. De verdediging stelde dat de verdachte niet betrokken was bij de plofkraak en dat de bewijsvoering van de officier van justitie niet overtuigend was. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte de vluchtauto had verplaatst of dat hij op de hoogte was van de tas die in zijn kelderbox was aangetroffen. De ING Bank NV, als benadeelde partij, werd niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering, aangezien de verdachte van alle feiten werd vrijgesproken. De vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke veroordeling werd eveneens afgewezen.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Almelo
Parketnummers (P): 08/952354-16 en 08/120157-15 (tul)
Datum vonnis: 14 februari 2017
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1990 in [geboorteplaats] ,
wonende in [woonplaats] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 31 januari 2017. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. A.M. Tromp en van wat door de verdachte en zijn raadsvrouw mr. S.D. Smid, advocaat te Losser, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1 primair:samen met anderen door middel van braak een hoeveelheid geld van de ING Bank NV heeft gestolen;
feit 1 subsidiair:medeplichtig is geweest aan die diefstal;
feit 2 primair:samen met anderen een plofkraak heeft gepleegd, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen of levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor personen te duchten was;
feit 2 subsidiair: medeplichtig is geweest aan/bij die plofkraak, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen of levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor personen te duchten was;
feit 3 primair:samen met anderen opzettelijk een winkelpand heeft vernield door een geldautomaat tot ontploffing te brengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen of levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor personen te duchten was;
feit 3 subsidiair:medeplichtig is geweest aan het opzettelijk vernielen van een winkelpand, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen of levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor personen te duchten was;
feit 4:het misdrijf diefstal met braak, het veroorzaken van een ontploffing en/of het vernielen van een gebouw heeft bedekt of de nasporing of de vervolging van dat misdrijf heeft belet of bemoeilijkt.
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
1.
hij op of omstreeks 11 maart 2016 te Enschede
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een winkelpand
heeft weggenomen ongeveer E. 227.520, althans E. 30.500, althans 17.050,—,
althans een grote hoeveelheid geld,
geheel of ten dele toebehorende aan ING Bank NV in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders,
waarbij verdachte en/of zijn mededaders zich de toegang tot de plaats
van het misdrijf hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen
geld onder zijn/haar/hun bereik hebben gebracht door middel van
braak;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of (een) ander(en)
perso(o)n(en) op of omstreeks 11 maart 2016 te Enschede
tezamen en in vereniging met een of neer anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een winkelpand
heeft/hebben weggenomen ongeveer E. 227.520, althans E. 30.500,-, althans
E. 17.500,-, althans een grote hoeveelheid geld,
geheel of ten dele toebehorende aan ING Bank NV in elk geval aan een ander of
anderen dan aan [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of (een) ander(e)
perso(o)n(en),
waarbij [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of (een) ander(e) perso(o)n(en),
zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of
dat weg te nemen geld onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel
van braak (een zogeheten plofkraak),
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte als medeplichtige
opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid
en/of (een) middel(en) en/of (een) inlichting(en) heeft verschaft,
door in of omstreeks de periode van 27 februari 2016 tot en met 11 maart 2016
te Enschede en/of in andere plaatsen in Nederland
- zich bezig te houden met het stationeren van één of meer vluchtauto’s en/of
een autobus waarmee (een) scooter(s) althans voertuigen (die gebruikt is/zijn
bij de plofkraak) is/zijn vervoerd en/of
- zich bezig te houden met het aansturen van [medeverdachte 3] die de opdracht van
verdachte kreeg om een vluchtauto te verplaatsen en/het op slot zetten van een
autobus en/of
- zich bezig te houden met regelen van de geldzaken die verband hielden met de
(voorbereidingen van de) plofkraak en/of
- zijn woning en/of kelderbox beschikbaar te stellen voor het verstoppen van
de buit van de plofkraak en/of andere voorwerpen die te maken hebben met de
plofkraak;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 48 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 11 maart 2016 te Enschede,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk
een ontploffing teweeg heeft/hebben gebracht door op de [adres]
aldaar op/bij een in/aan voornoemd pand ingebouwde geldautomaat aangebrachte
explosieve substanties en/of (al dan niet vloeibare) stoffen tot ontsteking
en/of ontbranding te brengen, (een zogeheten ‘plofkraak’)
en daarvan gemeen gevaar voor die geldautomaat en/of het gebouw waarin die
geldautomaat zich bevond en de aangrenzende en nabij die geldautomaat gelegen
pand(en) te duchten was, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of
levensgevaar voor personen die zich op het moment van de ontploffing in de
nabijheid van de plek waar de ontploffing plaatsvond bevonden, in elk geval
levensgevaar voor een ander of anderen en/of gevaar voor zwaar
lichamelijk letsel voor personen die zich op het moment van de ontploffing in
de nabijheid van de plek waar de ontploffing plaatsvond bevonden, in elk geval
gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was;
art 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 157 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 2 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of (een) ander(e) perso(o)n(en) op of
omstreeks 11 maart 2016 te Enschede
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk
een ontploffing teweeg heeft/hebben gebracht door op de [adres]
aldaar op/bij een in/aan voornoemd pand ingebouwde geldautomaat aangebrachte
explosieve substanties en/of (al dan niet vloeibare) stoffen tot ontsteking
en/of ontbranding te brengen, (een zogeheten ‘plofkraak’)
en daarvan gemeen gevaar voor die geldautomaat en/of het gebouw waarin die
geldautomaat zich bevond en de belendende en nabij die geldautomaat gelegen
pand(en) te duchten was, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of
levensgevaar voor personen die zich op het moment van de ontploffing in de
nabijheid van de plek waar de ontploffing plaatsvond bevonden, in elk geval
levensgevaar voor een ander of anderen en/of gevaar voor zwaar
lichamelijk letsel voor personen die zich op het moment van de ontploffing in
de nabijheid van de plek waar de ontploffing plaatsvond bevonden, in elk geval
gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was,
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte als medeplichtige
opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid
en/of (een) middel(en) en/of (een) inlichting(en) heeft verschaft,
door in of omstreeks de periode van 27 februari 2016 tot en met 11 maart 2016
te Enschede en/of in andere plaatsen in Nederland
- zich bezig te houden met het stationeren van één of meer vluchtautos en/of
een autobus waarmee (een) scooter(s) althans voertuigen (die gebruikt is/zijn
bij de plofkraak) is/zijn vervoerd en/of
- zich bezig te houden met het aansturen van [medeverdachte 3] die de opdracht van
verdachte kreeg om een vluchtauto te verplaatsen en/het op slot zetten van een
autobus en/of
- zich bezig te houden met regelen van de geldzaken die verband hielden met de
(voorbereidingen van de) plofkraak en/of
- zijn woning en/of kelderbox beschikbaar te stellen voor het verstoppen van
de buit van de plofkraak en/of andere voorwerpen die te maken hebben met de
plofkraak;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 48 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 11 maart 2016 te Enschede
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een gebouw en/of een voor het publiek toegankelijke plaats, te weten een
gebouw (winkelpand van [winkel] ) aan de [adres] aldaar,
opzettelijk heeft vernield en/of beschadigd, door een in/aan het
gebouw ingebouwde geldautomaat tot ontploffing laten brengen,
terwijl daarvan gemeen gevaar voor voornoemd gebouw en de in dat gebouw
aanwezige inboedel en/of de aangrenzende panden/woningen en de inboedel
daarvan, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of
gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor personen aanwezig in voornoemd
gebouw en de inpandige woningen en/of de personen aanwezig in en/of in de
nabijheid van het gebouw, in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar
lichamelijk letsel voor een ander of anderen, te duchten was;
art 170 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 170 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 3 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of (een) ander(e) perso(o)n(en) op of
omstreeks 11 maart 2016 te Enschede
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een gebouw en/of een voor het publiek toegankelijke plaats, te weten een
gebouw (winkelpand van [winkel] ) aan de [adres] aldaar,
opzettelijk heeft vernield en/of beschadigd, door een zich in/aan het
gebouw ingebouwde geldautomaat tot ontploffing laten brengen,
terwijl daarvan gemeen gevaar voor voornoemd gebouw en de in dat gebouw
aanwezige inboedel en/of de belendende panden/woningen en de inboedel daarvan,
in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor
zwaar lichamelijk letsel voor personen aanwezig in voornoemd gebouw en de
inpandige woningen en/of de personen aanwezig in en/of in de nabijheid van het
gebouw, in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel
voor een ander of anderen, te duchten was,
hij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte als medeplichtige
opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid
en/of (een) middel(en) en/of (een) inlichting(en) heeft verschaft,
door in of omstreeks de periode van 27 februari 2016 tot en met 11 maart 2016
te Enschede en/of in andere plaatsen in Nederland
- zich bezig te houden met het stationeren van één of meer vluchtautos en/of
een autobus waarmee (een) scooter(s) althans voertuigen (die gebruikt is/zijn
bij de plofkraak) is/zijn vervoerd en/of
- zich bezig te houden met het aansturen van [medeverdachte 3] die de opdracht van
verdachte kreeg om een vluchtauto te verplaatsen en/het op slot zetten van een
autobus en/of
- zich bezig te houden met regelen van de geldzaken die verband hielden met de
(voorbereidingen van de) plofkraak en/of
- zijn woning en/of kelderbox beschikbaar te stellen voor het verstoppen van de
voorwerpen die te maken hebben met de plofkraak;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 48 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
4.
hij op of omstreeks 11 maart 2016 te Enschede, nadat op of omstreeks 11 maart
2016 te Enschede
enig misdrijf, te weten een diefstal met braak (artikel 311 5f) en/of het
veroorzaken van een ontploffing (artikel 157 Sr) en/of liet vernielen van een
gebouw (artikel 170 Sr) was gepleegd,
met het oogmerk om dat misdrijf/die misdrijven te bedekken of de nasporing of
vervolging daarvan te beletten of te bemoeilijken,
een of meer voorwerpen, waarop of waarmede dat misdrijf/die misdrijven
was/waren gepleegd en/of andere sporen van dat misdrijf/die misdrijven,
heeft vernietigd, weggemaakt, verborgen en/of aan het onderzoek van de
ambtenaren van de justitie of politie heeft onttrokken,
door een (vlucht)auto (te weten een Audi Q5 met kenteken [kenteken] ) te (laten)
rijden naar de Prinses Irene promenade/parkeergarage en aldaar te (laten)
parkeren en de sleutel daarvan weg te (laten) gooien en/of goederen die
gebruikt zijn bij of te maken hebben met voornoemd(e) misdrijf/misdrijven in
zijn woning en/of bijbehorende ruimtes te verstoppen/verbergen;
art 189 lid 1 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht.

3.De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte van het onder 1 primair en subsidiair, 2 primair en subsidiair en 3 primair en subsidiair tenlastegelegde wordt vrijgesproken, en dat hij voor het onder 4 tenlastegelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee weken, met aftrek van het voorarrest. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat de vordering tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke veroordeling wordt toegewezen.
4. De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in haar vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

5.De beoordeling van het bewijs

Deze paragraaf bevat het oordeel van de rechtbank over de vraag of het tenlastegelegde feit bewezenverklaard kan worden of dat daarvan moet worden vrijgesproken.
5.1
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vindt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte geholpen heeft om de vluchtauto te verplaatsen en de tas in zijn kelderbox te (laten) verstoppen. Hij heeft een deel van de buit weggemaakt en van de plofkraak afkomstige spullen verborgen, zoals een onderdeel van een pinautomaat en glas dat afkomstig is van de ruiten van de plaats delict. De tas met spullen is immers in zijn kelderbox aangetroffen en verdachte heeft ter terechtzitting verklaard veel contact te hebben (gehad) met de medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] .
Het standpunt van de verdediging
Volgens de raadsvrouw blijkt, zakelijk weergegeven, nergens uit dat verdachte betrokken was bij de plofkraak. Hij had de sleutel van de kelderbox uitgeleend aan medeverdachte [medeverdachte 2] , van wie de relatie was beëindigd en die een tijdelijk onderkomen vond bij verdachte. Die sleutel heeft verdachte niet teruggekregen, zodat denkbaar is dat [medeverdachte 2] of een kennis van hem de kelderbox gebruikt heeft om spullen van de plofkraak daar neer te leggen. Dat verdachte betrokken was bij het verplaatsen van een vluchtauto blijkt nergens uit: de verklaring daarover van [medeverdachte 3] , die evident leugenachtig heeft verklaard, is onbetrouwbaar. Een en ander leidt er volgens de raadsvrouw toe dat verdachte van alle hem tenlastegelegde feiten dient te worden vrijgesproken.
5.2
De bewijsoverwegingen van de rechtbank
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsvrouw van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 primair en subsidiair, 2 primair en subsidiair en 3 primair en subsidiair tenlastegelegde.
Met betrekking tot het onder 4 tenlastegelegde is de rechtbank eveneens van oordeel dat het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat. Verdachte wordt, kort gezegd, verweten dat hij de nasporing door justitie en politie heeft bemoeilijkt door een (vlucht)auto te (laten) verplaatsen en een tas te verbergen. Voor zover al vaststaat dat de auto (Audi Q5) een vluchtauto is geweest, is er onvoldoende bewijs dat verdachte opdracht heeft gegeven om de vluchtauto te verplaatsen. Ten aanzien van de aangetroffen tas in de kelderbox zijn er aanwijzingen dat deze tas is gebruikt bij de plofkraak, echter er is onvoldoende bewijs dat verdachte de tas daar neer heeft gezet, heeft laten zetten of ervan op de hoogte was dat de tas in de kelderbox stond.
Verdachte wordt dan ook vrijgesproken van feit 4.
5.3
De conclusie
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder 1 primair en subsidiair, 2 primair en subsidiair, 3 primair en subsidiair en 4 is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

6.De schade van benadeelden

De ING Bank NV wordt in haar vordering niet-ontvankelijk verklaard omdat verdachte van alle aan hem ten laste gelegde feiten wordt vrijgesproken.

7.De vordering tenuitvoerlegging

Nu verdachte wordt vrijgesproken wordt de onder parketnummer 08/120157-15 aangebrachte vordering tenuitvoerlegging afgewezen.

8.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak/bewezenverklaring
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 1 primair en subsidiair, 2 primair en subsidiair, 3 primair en subsidiair en 4 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
schadevergoeding
- bepaalt dat de benadeelde partij ING Bank N.V., gevestigd te Amsterdam, niet- ontvankelijk is in haar vordering, en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
tenuitvoerlegging vonnis met parketnummer 08/120157-15
- wijst de vordering tenuitvoerlegging van de onder dit parketnummer opgelegde voorwaardelijke straf af.
Dit vonnis is gewezen door mr. H. Stam, voorzitter, mr. E.J.M. Bos en mr. A.A. Smit, rechters, in tegenwoordigheid van E.P. Endlich, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 14 februari 2017.