ECLI:NL:RBOVE:2017:684
Rechtbank Overijssel
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van verdachte in plofkraakzaak te Enschede
Op 14 februari 2017 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van betrokkenheid bij een plofkraak in Enschede op 11 maart 2016. De verdachte werd vrijgesproken van alle tenlastegelegde feiten, waaronder diefstal met braak, het veroorzaken van een ontploffing en het vernielen van een gebouw. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was om de verdachte te veroordelen. De officier van justitie had gevorderd dat de verdachte voor de feiten zou worden veroordeeld, maar de rechtbank volgde dit niet. De verdediging stelde dat de verdachte niet betrokken was bij de plofkraak en dat de bewijsvoering van de officier van justitie niet overtuigend was. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte de vluchtauto had verplaatst of dat hij op de hoogte was van de tas die in zijn kelderbox was aangetroffen. De ING Bank NV, als benadeelde partij, werd niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering, aangezien de verdachte van alle feiten werd vrijgesproken. De vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke veroordeling werd eveneens afgewezen.