8.1De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. Ook neemt de rechtbank de volgende factoren in aanmerking.
Voorafgaand aan het delict heeft het slachtoffer tegen verdachte gezegd de woning van het slachtoffer te verlaten. In plaats van daaraan gehoor te geven, heeft verdachte geprobeerd tijd te rekken in de hoop dat het slachtoffer, zoals blijkbaar eerder wel gebeurde, van mening zou veranderen en haar zou toestaan te blijven. Het slachtoffer bleef echter van mening dat verdachte moest gaan. Verdachte heeft vervolgens in haar woede en frustratie over de – in haar ogen – onheuse bejegening door het slachtoffer, niet alleen die avond, maar gedurende de gehele relatie, meermalen met een mes in het gezicht van aangeefster gesneden.
Het slachtoffer heeft hierdoor meerdere schrammen en snijwonden in het gezicht opgelopen en de snijwond onder het oog van het slachtoffer zal mogelijk een blijvend litteken achterlaten. Deze relatief ‘goede’ afloop, het slachtoffer had immers gemakkelijk ernstiger littekens kunnen krijgen of bijvoorbeeld een oog kunnen verliezen, is geenszins aan verdachte toe te rekenen. De rechtbank rekent verdachte haar handelen zwaar aan.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- een blanco uittreksel justitiële documentatie van verdachte d.d. 17 oktober 2016;
- een adviesrapport over de persoon van verdachte d.d. 14 december 2016, opgemaakt door M. Visser, reclasseringswerker Leger des Heils, met een aanvulling d.d. 25 januari 2017;
- een pro justitia rapport over de persoon van verdachte d.d. 23 januari 2017, opgemaakt door drs. T. ’t Hoen, gezondheidszorgpsycholoog.
In het rapport opgemaakt door drs. T. ’t Hoen, gezondheidszorgpsycholoog, staat onder meer dat bij verdachte sprake is van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de vorm van een persoonlijkheidsstoornis met een mengbeeld van borderline, vermijdende en afhankelijke trekken, die aanwezig was ten tijde van het bewezenverklaarde en hierop invloed heeft gehad. De deskundige adviseert bij een bewezenverklaring verdachte verminderd toerekeningsvatbaar te achten. Verdachte was zich weliswaar bewust van de wederrechtelijkheid van haar handelen, maar op dat moment was zij als gevolg van de persoonlijkheidsstoornis onvoldoende in staat naar dit inzicht te handelen en haar gedrag op dat moment op een meer gezonde wijze bij te sturen. De rechtbank neemt dit advies over en acht verdachte verminderd toerekeningsvatbaar. Het recidiverisico wordt door de psycholoog op korte termijn laag ingeschat. Op langere termijn, bij een nieuwe relatie, is de kans op recidive van (vergelijkbaar) agressief delictgedrag, zonder passende behandeling, zeker niet uitgesloten. Geadviseerd wordt een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarde het voortzetten van de reeds gestarte ambulante behandeling bij de forensisch psychiatrische kliniek GGZ Friesland.
De reclassering heeft zich in haar aanvullend rapport geconformeerd aan het advies van de psycholoog. Zij adviseert als bijzondere voorwaarden op te nemen een meldplicht, behandelverplichting bij de Polikliniek Forensische Psychiatrie, een contactverbod met het slachtoffer en een locatieverbod met betrekking tot het adres van het slachtoffer. Verdachte heeft zich gemotiveerd getoond tijdens de reeds ingezette behandeling, geeft openheid van zaken en houdt zich aan gemaakte afspraken.
Gezien de zeer ernstige inbreuk op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer past naar het oordeel van de rechtbank in deze zaak in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van langere duur dan thans door de officier van justitie gevorderd.
Gezien echter de rapportages en adviezen van de deskundigen acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf langer dan de periode die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht, gelet op de persoon van verdachte, haar verminderde toerekeningsvatbaarheid en het feit dat verdachte reeds onder behandeling is en het onder de schorsingsvoorwaarden goed met haar lijkt te gaan, in dit geval niet op zijn plaats. Hierbij is voorts van belang dat het delict – zonder af te doen aan de ernst en het laakbare van verdachtes handelen – moet worden gezien als een uitbarsting van frustraties, voortvloeiend uit een ongezonde, destructieve en symbiotisch aandoende relatie waar zowel verdachte als het slachtoffer aandeel in hebben gehad.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat verdachte niet terug behoeft te keren naar de gevangenis, maar een hogere taakstraf dan geëist door de officier van justitie, te weten een taakstraf voor de maximale duur van 240 uren subsidiair 120 dagen hechtenis, is gezien de ernst van het feit passend en geboden. Daarnaast is een gevangenisstraf zoals gevorderd, voor de duur van 167 dagen waarvan 150 dagen voorwaardelijk met aftrek van de dagen doorgebracht in voorarrest, met als bijzondere voorwaarden een meldingsgebod, een behandelverplichting, en een contact- en locatieverbod met betrekking tot de straat waar het slachtoffer woont, op zijn plaats. Met deze voorwaardelijke straf en bijzondere voorwaarden wordt beoogd enerzijds het risico op herhaling te voorkomen en anderzijds het gevoel van veiligheid voor het slachtoffer in enige mate te vergroten.