ECLI:NL:RBOVE:2017:639

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
9 februari 2017
Publicatiedatum
9 februari 2017
Zaaknummer
08-770209-16 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor gewapende winkeloverval met geweld tegen een kassamedewerkster

Op 9 februari 2017 heeft de Rechtbank Overijssel een 24-jarige man veroordeeld tot 42 maanden gevangenisstraf voor een gewapende winkeloverval in Zwolle. De verdachte heeft op 11 oktober 2016, met een stanleymes, een zestienjarige kassamedewerkster gestoken en daarbij 20 euro buitgemaakt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal met geweld, waarbij de geweldshandeling bestond uit het steken van de kassamedewerkster. De officier van justitie had een gevangenisstraf van vier jaar geëist, maar de rechtbank legde een lagere straf op, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en zijn psychische problematiek. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding van 1000 euro aan de benadeelde partij toegewezen, te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank oordeelde dat de verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit en dat er geen feiten of omstandigheden zijn die de strafbaarheid uitsluiten. De uitspraak is gedaan in het openbaar en is gebaseerd op de artikelen 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08-770209-16 (P)
Datum vonnis: 9 februari 2017
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1992 te [geboorteplaats] (Somalië),
zonder vaste woon- of verblijfplaats,
verblijvende in P.I. Ter Apel.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 26 januari 2017. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. G.C. Pol en van hetgeen door de verdachte en diens raadsman mr. M.M.J. Nuijten, advocaat te Haarlem, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 11 oktober 2016 te Zwolle, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een contant geldbedrag totaal groot 20 euro,
in elk geval een geldbedrag, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [drogist] en/of [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer] (medewerkster van de [drogist] ),
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat:
hij, verdachte:
-achter die [slachtoffer] is gaan staan (terwijl die [slachtoffer] – in de hoedanigheid van caissière – achter de kassa stond) en/of
-(daarbij) heeft geroepen 'Geef me geld, geef me geld' en/of
-(vervolgens) die [slachtoffer] in haar (linker)zij heeft gestoken/geprikt met een (groot) stanleymes (althans met een scherp en/of puntig voorwerp) (waarna hij het contante geld van de kassa heeft gepakt/gegrepen).

3.De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van vier jaar met aftrek van de dagen doorgebracht in voorarrest op te leggen. Voorts heeft hij gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij wordt toegewezen tot een bedrag van € 1.000,- met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en de wettelijke rente.

4.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

5.De beoordeling van het bewijs

Deze paragraaf bevat het oordeel van de rechtbank over de vraag of het tenlastegelegde feit bewezenverklaard kan worden of dat daarvan moet worden vrijgesproken. In het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, steunt de beslissing dat verdachte het feit heeft begaan op de inhoud van bewijsmiddelen die als bijlage aan het vonnis zijn gehecht en daarvan op die wijze deel uitmaken. Deze bewijsmiddelen bevatten dan de redengevende feiten en omstandigheden op grond waarvan de rechtbank de overtuiging heeft gekregen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
5.1
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden.
5.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich met betrekking tot de bewezenverklaring gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
5.3
De bewijsoverwegingen van de rechtbank
Verdachte heeft bekend zich schuldig te hebben gemaakt aan het tenlastegelegde.
De rechtbank overweegt dat er sprake is van een bekennende verdachte in de zin van artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank zal daarom in de bijlage van dit vonnis volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen die tot de bewezenverklaring hebben geleid.
5.4
De conclusie
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 11 oktober 2016 te Zwolle, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een contant geldbedrag totaal groot 20 euro, toebehorende aan [drogist] welke diefstal werd vergezeld van geweld tegen [slachtoffer] medewerkster van de [drogist] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welk geweld hierin bestond dat hij, verdachte:
- achter die [slachtoffer] is gaan staan terwijl die [slachtoffer] – in de hoedanigheid van caissière – achter de kassa stond en
- daarbij heeft geroepen 'Geef me geld, geef me geld' en
- die [slachtoffer] in haar linkerzij heeft gestoken met een stanleymes waarna hij het contante geld van de kassa heeft gepakt.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

6.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij de artikelen 310 juncto 312 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
het misdrijf: diefstal, vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken.

7.De strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

8.De op te leggen straf of maatregel

8.1
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is zijn begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. Ook neemt de rechtbank de volgende factoren in aanmerking.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een winkeloverval waarbij hij het slachtoffer, een zestienjarige kassamedewerkster, heeft gestoken met een stanleymes. Een mes dat hij bij zich had om iemand te kunnen beroven. Verdachte heeft eerst enkele rondjes in de winkel gelopen waarna hij naar de kassa is gelopen, achter het slachtoffer is gaan staan en heeft het stanleymes tegen haar lichaam gedrukt. Verdachte heeft hierbij het slachtoffer in haar zij gestoken en geld geëist. Nadat verdachte een biljet van € 20,- van de kassa had gepakt, heeft hij de winkel verlaten. Verdachte heeft enkel en alleen aan zijn eigen gewin gedacht. Hij heeft daarover zelfs bij de politie verklaard dat het niet is gegaan zoals hij wilde, omdat hij meer geld had verwacht. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan. Hij heeft het slachtoffer grote angst aangejaagd blijkens haar verklaring bij de politie en haar slachtofferverklaring ter zitting. Zij heeft naar eigen zeggen haar gevoel van veiligheid verloren.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de straf de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) als uitgangspunt genomen. Het LOVS geeft als oriëntatiepunt voor straftoemeting ten aanzien van een winkeloverval met geweld dat – zoals hier het geval is – bestaat uit meer dan een duw en een ruk een gevangenisstraf voor de duur van drie jaar. Als strafverzwarende factor heeft de rechtbank rekening gehouden met een uittreksel justitiële documentatie van verdachte d.d. 20 december 2016 waaruit gebleken is dat verdachte eerder is veroordeeld ter zake vermogens- en geweldsdelicten.
Alles afwegende acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden passend en geboden. Gelet op de ernst van het bewezenverklaarde, het feit dat verdachte illegaal in Nederland verblijft en zijn weigering mee te werken aan nader onderzoek naar zijn persoon, is er naar het oordeel van de rechtbank geen andere strafmodaliteit passend. Uit het dossier komt wel een sterk vermoeden naar voren dat verdachte aanzienlijke persoonlijke en psychische problematiek kent, die van invloed lijkt te zijn geweest op verdachtes handelen en mede daarom zal de rechtbank een straf die enigszins lager is dan de eis van de officier van justitie opleggen.

10.De schade van benadeelde

10.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer] , wonende te [adres] , heeft zich voorafgaand aan het onderzoek op de zitting, op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert veroordeling van de verdachte tot betaling van in totaal € 1.000,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. Deze schade bestaat uit immateriële schade.
Ook heeft de benadeelde partij gevraagd een schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Naar het oordeel van de rechtbank is de benadeelde partij in haar vordering ontvankelijk en is de vordering gegrond. Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat de verdachte door het bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan het slachtoffer. De opgevoerde schadepost is niet betwist en voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot een bedrag van € 1.000,-, te vermeerderen met de van rechtswege verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd. Daarnaast zal de rechtbank verdachte veroordelen tot betaling van de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt of zal maken voor rechtsbijstand en de executie van dit vonnis. De omstandigheid dat verdachte geen geld heeft, is geen reden om de vordering af te wijzen dan wel niet-ontvankelijk te verklaren of te matigen.
10.2
De schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal hierbij de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het feit is toegebracht.

11.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 10, 27 Sr.

12.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak/bewezenverklaring
  • verklaart bewezen, dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
  • verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- kwalificeert dit als hiervoor vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
straf
  • veroordeelt verdachte tot een
  • bepaalt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;

schadevergoeding

  • wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] toe;
  • veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
  • veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
  • legt de
  • bepaalt dat als veroordeelde heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als veroordeelde aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.H. Meijer, voorzitter, mr. J. de Ruiter en mr. V.P.K. van Rosmalen, rechters, in tegenwoordigheid van W. van Goor, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 9 februari 2017.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland met nummer PL0600 2016502581. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Het proces-verbaal van aangifte d.d. 12 oktober 2016, opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant] , onder meer inhoudende de verklaring van [slachtoffer] ;
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 11 oktober 2016, opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant] , onder meer inhoudende het relaas van de verbalisant ten aanzien van de verwonding van [slachtoffer] ;
De verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 26 januari 2017;
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 11 oktober 2016, opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant] en [verbalisant] , onder meer inhoudende het relaas van verbalisanten of van een van hen ten aanzien van het aantreffen van een stanleymes bij verdachte.