ECLI:NL:RBOVE:2017:535

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
17 januari 2017
Publicatiedatum
8 februari 2017
Zaaknummer
C 08/15/782 en 783 R
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussentijdse beëindiging van schuldsanering wegens niet-nakoming van informatieplicht

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 17 januari 2017 uitspraak gedaan over de tussentijdse beëindiging van de schuldsanering van [A] en [B]. De schuldsanering was op 27 oktober 2015 van toepassing verklaard, maar de rechtbank had eerder op 7 juni 2016 de toepassing van de schuldsanering tussentijds beëindigd. Echter, het hof heeft op 1 september 2016 bepaald dat de schuldsanering van [A] en [B] werd voortgezet en verlengd tot 27 april 2019. De bewindvoerder heeft op 9 december 2016 verzocht om tussentijdse beëindiging van de schuldsanering, omdat [A] en [B] niet voldeden aan hun informatieplicht.

Tijdens de zitting op 10 januari 2017 zijn [A] en [B] niet verschenen, ondanks dat zij deugdelijk waren opgeroepen. De rechtbank heeft vastgesteld dat [A] en [B] niet hebben gereageerd op herhaalde verzoeken van de bewindvoerder om informatie te verstrekken over hun financiële situatie en verplichtingen. De rechtbank oordeelt dat [A] en [B] de verplichtingen uit de schuldsanering onvoldoende nakomen en dat zij de laatste kans die het hof hen had gegeven niet hebben benut. Daarom heeft de rechtbank besloten de schuldsanering tussentijds te beëindigen op grond van artikel 350 derde lid onder c, e en g van de Faillissementswet.

De rechtbank heeft tevens bepaald dat [A] en [B] in staat van faillissement zullen verkeren zodra de uitspraak in kracht van gewijsde is gegaan. De vergoeding van de bewindvoerder is vastgesteld op € 3.588,96, en het salaris van de bewindvoerder wordt ten laste van de boedel gebracht. De rechtbank heeft de curator benoemd en last gegeven tot het openen van aan [A] en [B] gerichte brieven en telegrammen.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Toezicht
Zittingsplaats Almelo
insolventienummer: C 08/15/782 en 783 R
uitspraakdatum: 17 januari 2017

tussentijdse beëindiging schuldsanering

Vonnis van de rechtbank Overijssel, enkelvoudige kamer van voor burgerlijke zaken, in de wettelijke schuldsaneringsregelingen van:

[A] ,

geboren op [geboortedatum 1] te [geboorteplaats] ,
en
[B] ,
geboren op [geboortedatum 2] te [geboorteplaats] ,
wonende te [geboorteplaats] , [adres] ,
verder [A] en [B] te noemen.
In deze zaak is B.B. Oude Middendorp, kantoorhoudende te Enschede , tot bewindvoerder benoemd.

Het procesverloop

Op 27 oktober 2015 is de schuldsaneringsregeling op [A] en [B] van toepassing verklaard.
Bij vonnis van 7 juni 2016 is door de rechtbank de toepassing van de schuldsaneringsregelingen tussentijds beëindigd.
Bij arrest van 1 september 2016 heeft het hof bepaald dat de wettelijke schuldsaneringsregeling van [A] en [B] wordt voortgezet en heeft het hof de regeling met zes maanden, tot 27 april 2019, verlengd.
Bij brief van 9 december 2016 heeft de bewindvoerder verzocht de schuldsaneringsregeling van [A] en [B] tussentijds te beëindigen.
Het verzoek is behandeld ter zitting van 10 januari 2017, waarvan aantekeningen zijn gemaakt. Ter zitting is de bewindvoerder verschenen. Hoewel deugdelijk opgeroepen zijn [A] en [B] niet verschenen.
De beoordeling
Het verzoek van de bewindvoerder
Het verzoek van de bewindvoerder wordt als hier herhaald en ingelast beschouwd.
Kort weergegeven verzoekt de bewindvoerder om tussentijdse beëindiging van deze schuldsaneringsregeling omdat [A] en [B] niet voldoen aan hun inlichtingenplicht.
De feiten
Bij arrest van 1 september 2016 heeft het hof [A] en [B] gewezen op het feit dat zij een unieke kans krijgen om hun schuldsaneringsregeling tot een succesvol einde te brengen. Hierbij is van belang dat [A] en [B] zich gedurende de resterende looptijd van hun regeling stipt dienen te houden aan alle uit de regeling voortvloeiende verplichtingen. In het arrest wijst het hof [A] en [B] nadrukkelijk op dat zij de informatieplicht jegens de bewindvoerder beter moeten nakomen. Daarnaast heeft het hof [A] en [B] gewezen op de medewerking die zij moeten verlenen aan het door de bewindvoerder noodzakelijke geachte onderzoek naar de overwaarde van de woning en de eventuele vervolgstappen.
Bij mail van 31 augustus 2016 hebben [A] en [B] bankafschriften over de periode maart tot en met mei 2016 overgelegd. Bij mails van 1 en 15 september 2016 heeft de bewindvoerder gevraagd om nadere informatie aangaande de eigen bijdrage CAK en om een formulier waarbij de inkomsten per maand door [A] en [B] moeten worden ingevuld. De bewindvoerder heeft bij brieven van 4 en 26 oktober 2016 [A] en [B] verzocht de ontbrekende informatie alsnog aan te leveren. [A] en [B] hebben niet meer gereageerd. Bij brief van 2 november 2016 heeft de bewindvoerder een kopie van het vervolgverslag verzonden aan [A] en [B] . Tevens heeft de bewindvoerder gevraagd om aanvullende informatie aangaande de overwaarde met betrekking tot de woning, de eigen bijdrage CAK, de formulieren waarbij de inkomsten ingevuld dienen te worden en stukken waaruit de huidige medische behandeling blijkt van [B] . Ook hierop hebben [A] en [B] niet gereageerd.
De toelichting van de bewindvoerder ter zitting
De bewindvoerder heeft ter zitting verklaard dat hij naar aanleiding van het verzoek om de schuldsaneringsregeling tussentijds te beëindigen geen stukken heeft ontvangen van [A] en [B] .
De motivering van de beslissing
De rechtbank oordeelt als volgt.
Nu de feiten die door de bewindvoerder zijn gesteld onweersproken zijn gebleven komt de rechtbank tot het oordeel dat [A] en [B] de verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling onvoldoende nakomen. [A] en [B] hebben immers niet voldaan aan de spontane informatieplicht en evenmin aan de verzoeken van de bewindvoerder om informatie te verstrekken omtrent de overwaarde van de woning, de eigen bijdrage CAK, de formulieren waarbij de inkomsten ingevuld dienen te worden en stukken waaruit de huidige medische behandeling blijkt van [B] . De rechtbank is van oordeel dat [A] en [B] de laatste kans die ze van het hof hebben gekregen om hun schuldsaneringsregeling tot een goed einde te brengen niet hebben benut. Nu [A] en [B] niet hebben gereageerd op de verzoeken van de bewindvoerder om informatie en ook uit zichzelf geen inlichtingen hebben verstrekt over zaken die betrekking hebben op de schuldsaneringsregeling is de rechtbank van oordeel dat [A] en [B] hun inlichtingenplicht niet zijn nagekomen en de schuldsaneringsregelingen daarom beëindigd dienen te worden.
Gelet op het vorenstaande zal de rechtbank deze schuldsaneringsregelingen dan ook tussentijds beëindigen op grond van artikel 350 derde lid onder c, e en g Faillissementswet.
De rechtbank zal de vergoeding van de bewindvoerder berekenen en diens salaris vaststellen als hiernavolgend te bepalen.
Gebleken is dat er baten zijn om de vorderingen geheel of gedeeltelijk te voldoen. Ook zijn er nog baten te verwachten met betrekking tot de woning. Om die reden verkeren [A] en [B] op grond van artikel 350 vijfde lid Faillissementswet in staat van faillissement zodra deze uitspraak in kracht van gewijsde is gegaan.

De beslissing

De rechtbank:
- beëindigt de toepassing van de schuldsaneringsregelingen;
- bepaalt dat [A] en [B] in staat van faillissement zullen verkeren zodra dit vonnis in kracht van gewijsde is gegaan en benoemt in hun faillissementen tot
rechter-commissaris mr. A.E. Zweers,
en tot curator de heer B.B. Oude Middendorp,
Postbus 562,
7500 AN Enschede;
- geeft last aan de curator tot het openen van aan [A] en [B] gerichte brieven en telegrammen;
- berekent het bedrag van de vergoeding van de bewindvoerder op € 3.588,96 (inclusief onkosten en omzetbelasting);
- stelt het salaris van de bewindvoerder vast op het bedrag van de vergoeding en brengt dit bedrag ten laste van de boedel, onder aftrek van de door de bewindvoerder reeds opgenomen voorschotten.
Gewezen door mr. M.C. Bosch, lid van genoemde kamer, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 17 januari 2017 in tegenwoordigheid van de griffier. [1]

Voetnoten

1.Tegen deze uitspraak kan degene, aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, uitsluitend via een advocaat binnen acht dagen na de dag van deze uitspraak hoger beroep instellen bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van de zaak moet kennisnemen. (Art. 351 jo 361 Fw)