Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
tussentijdse beëindiging schuldsanering
[A] ,
Het procesverloop
De beoordeling
Rechtbank Overijssel
In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 17 januari 2017 uitspraak gedaan over de tussentijdse beëindiging van de schuldsanering van [A] en [B]. De schuldsanering was op 27 oktober 2015 van toepassing verklaard, maar de rechtbank had eerder op 7 juni 2016 de toepassing van de schuldsanering tussentijds beëindigd. Echter, het hof heeft op 1 september 2016 bepaald dat de schuldsanering van [A] en [B] werd voortgezet en verlengd tot 27 april 2019. De bewindvoerder heeft op 9 december 2016 verzocht om tussentijdse beëindiging van de schuldsanering, omdat [A] en [B] niet voldeden aan hun informatieplicht.
Tijdens de zitting op 10 januari 2017 zijn [A] en [B] niet verschenen, ondanks dat zij deugdelijk waren opgeroepen. De rechtbank heeft vastgesteld dat [A] en [B] niet hebben gereageerd op herhaalde verzoeken van de bewindvoerder om informatie te verstrekken over hun financiële situatie en verplichtingen. De rechtbank oordeelt dat [A] en [B] de verplichtingen uit de schuldsanering onvoldoende nakomen en dat zij de laatste kans die het hof hen had gegeven niet hebben benut. Daarom heeft de rechtbank besloten de schuldsanering tussentijds te beëindigen op grond van artikel 350 derde lid onder c, e en g van de Faillissementswet.
De rechtbank heeft tevens bepaald dat [A] en [B] in staat van faillissement zullen verkeren zodra de uitspraak in kracht van gewijsde is gegaan. De vergoeding van de bewindvoerder is vastgesteld op € 3.588,96, en het salaris van de bewindvoerder wordt ten laste van de boedel gebracht. De rechtbank heeft de curator benoemd en last gegeven tot het openen van aan [A] en [B] gerichte brieven en telegrammen.